Inbreng over het Afrikabeleid
De ChristenUnie-fractie is ingenomen met het feit dat het Afrika-beleid van de afgelopen jaren door het IOB is geëvalueerd. Het is goed dat het Nederlandse ontwikkelingsbeleid met enige regelmaat kritisch tegen het licht wordt gehouden. Nederland is immers een grote donor, en zoals het IOB in de inleiding op het evaluatierapport schrijft is het ‘voor arme Afrikanen en Nederlandse belastingbetalers van groot belang om te weten of dit geld goed is besteed'. Juist omdat Nederland een grote donor is, ziet de ChristenUnie-fractie de IOB-evaluatie als een goede aanzet om waar nodig de Nederlandse inzet te verbeteren. Tegelijkertijd kan de IOB-evaluatie de Nederlandse overheid ook dienen om goede praktijken met andere donoren te delen.
Een van de algemene conclusies uit de IOB-evaluatie richt zich op de introductie van de sectorale benadering. Volgens het IOB is dit gepaard gegaan met een sterk verminderde prioriteit voor doelgroepenbeleid. Daarnaast signaleert het IOB dat consistente aandacht voor gender equality ontbrak (gezondheidszorg, milieu en water). De minister verdedigt zich door te zeggen dat de doelgroepenbenadering slechts op korte termijn effect heeft, en geen goed alternatief is voor een benadering waarin het land zelf verantwoordelijk is voor bestrijding van armoede. Om daar direct aan toe te voegen dat de desbetreffende partnerlanden echter geen sterke eigen traditie kennen van gericht beleid op gemarginaliseerde groepen. De ChristenUnie-fractie erkent het belang van sectorale steun, vooral gezien de verantwoordelijkheid van regeringen voor de eigen ontwikkeling. Zij is ook verheugd met de positieve ontwikkeling in het onderwijs door de sectorale benadering. Maar het lijkt de ChristenUnie van belang om, juist in Afrika, de sectorale benadering te koppelen aan doelgroepenbeleid. Juist in Afrika zijn er veel specifieke problemen per groep, waarbij vooral gedacht moet worden aan kinderen en vrouwen. Om met de vrouwen te beginnen. Zij zijn de drijvende kracht voor ontwikkeling van het continent: spil in het gezin, spil in de economie, zeer politiek betrokken. Maar vrouwen zijn tegelijk de grootste groep slachtoffers van oorlogsgeweld en HIV/Aids. Naar de mening van de fractie van de ChristenUnie rechtvaardigt dit specifieke aandacht voor vrouwen in het ontwikkelingsbeleid.
Ook kinderen in Afrika verdienen specifieke aandacht. Net als vrouwen hebben zij veel te lijden onder HIV/Aids en de vele conflicten. Zij hebben te maken met verlies van ouders door oorlog of HIV/Aids en daardoor grote armoede, zij groeien op in vluchtelingenkampen en lopen in delen van Afrika grote kans gerekruteerd te worden als kindsoldaat, zij hebben te maken met gebrek aan onderwijs door armoede of door een gebrek aan onderwijzers door de gevolgen van HIV/Aids. Dit is voor de ChristenUnie reden om ook voor kinderen te pleiten voor een herintroductie van een doelgroepenbenadering, naast de sectorale benadering die, zoals gezegd, in ieder geval wat betreft onderwijs goede resultaten geeft.
Uit de reactie van de minister op de IOB-evalutatie met betrekking tot de ontwikkelingen in de onderwijssector en het behalen van MDG 2, blijkt dat de groei van toegang tot onderwijs behoorlijk gegroeid is. In het kader van de strijd tegen kinderarbeid en het belang van goed onderwijs voor deze kinderen hoort de ChristenUnie-fractie graag van de minister wat er specifiek wordt ondernomen om de overige kinderen, die moeilijk te bereiken zijn, toegang tot onderwijs te geven. Specifiek vraagt de ChristenUnie-fractie aandacht voor de arme, rurale gebieden, waar nog steeds een gebrek is aan goede onderwijzers, waardoor de kwaliteit van het onderwijs achterblijft en de toegang bemoeilijkt wordt.
Uit de IOB-evaluatie blijkt dat HIV/Aids Sub-Sahara Afrika hard treft, harder dan de rest van de wereld. Het Nederlandse ontwikkelingsbeleid besteedt, terecht, veel aandacht aan preventie en bestrijding van HIV/Aids en de gevolgen ervan. De ChristenUnie-fractie ondersteunt de inzet om dit zoveel mogelijk in verschillende sectoren te incorporeren. Zij wil op dit moment vooral de aandacht vragen voor de aanbeveling die het IOB doet om ‘ruim aandacht te schenken aan de opvang van gevolgen van HIV/Aids voor een familie, gemeenschap of sector'. Sociale vangnetten hebben het de laatste jaren zwaar te verduren gehad, terwijl deze vangnetten nu juist essentieel zijn. Kinderen die wees worden door het overlijden van ouders door aids, vrouwen die verlaten worden door hun partners vanwege besmetting, ouderen die de zorg moeten dragen voor kleinkinderen, of zelf afhankelijk zijn van hulp vanwege overlijden van eigen kinderen. Reden genoeg om te investeren in sociale vangnetten! De ChristenUnie-fractie hoort daarom graag hoe de verschillende social protection programma's voor aidswezen functioneren, en wat de voortgang is van het opzetten van nieuwe projecten of uitbreiding van bestaande naar aanleiding van het hiervoor aangenomen amendement Voordewind c.s. op de begroting 2008.
De IOB-evaluatie besteedt veel aandacht aan het feit dat begrotingsteun in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid vanaf 1998 sterk is toegenomen. Ook goed bestuur en zeggenschap maken onderdeel uit van de evaluatie. In dit overleg wil de ChristenUnie-fractie deze onderwerpen samen nemen. Ze hebben immers alles met elkaar te maken. De minister geeft in zijn reactie op de evaluatie aan dat ‘ontwikkelingslanden de baas blijven over hun eigen ontwikkelingsproces'. Dat is een mooi streven, waar de ChristenUnie-fractie zich in kan vinden. Maar zij hoort wel graag van de minister hoe dit goed kan samengaan met de kritische politieke dialoog die gevoerd wordt bij het verlenen van begrotingssteun en de hoge mate van corruptie die helaas in veel landen nog voorkomt. Kan de minister daarbij reageren op aandachtspunten 1 onder 6.6, waarin wordt aangegeven dat een kader gewenst is voor het verlenen van algemene begrotingssteun. Juist gezien de inzet van deze minister voor fragiele staten, vindt de ChristenUnie-fractie het van belang dat de randvoorwaarden duidelijk zijn.
Ten slotte wil de ChristenUnie-fractie nog ingaan op geïntegreerd beleid. Zij heeft waardering voor de manier waarop dit kabinet hieraan vorm geeft door gezamenlijke notities te ontwikkelen op bijvoorbeeld het terrein van landbouw en ontwikkeling en de 3-D aanpak. Krijgt dit ook voldoende vorm in de partnerlanden zelf? Is ook daar sprake van een geïntegreerde aanpak? Speelt dit een rol in de politieke dialoog en gesprekken over te voeren beleid?