Jeugd / Jongeren met chronische en langdurige beperkingen en ontwikkelingsachterstanden
Kamerstuk 35570 XVI
Bijdrage aan een wetgevingsoverleg met staatssecretaris Blokhuis van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en minister Dekker voor Rechtsbescherming
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Voordewind. Hij spreekt namens de fractie van de ChristenUnie. U heeft zeven minuten spreektijd voor zowel de eerste als de tweede termijn. Houdt u de tijd zelf in de gaten of wilt u een seintje?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik hou het zelf bij.
De voorzitter:
Succes met uw inbreng.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank, voorzitter. Dat is een goede afsluiting van mevrouw Van Beukering: er gaat inderdaad heel veel goed met onze jongeren. Daar hoeven we niet heel lang bij stil te staan, want met hen gaat het goed. Wat we hier bespreken, is altijd een beetje een tranentrekkend verhaal, maar helaas, dat is het geval. Voor die kinderen komen we hier gezamenlijk op. Ook ik krijg regelmatig mailtjes, telefoontjes en appjes van ouders die te maken hebben met kinderen met zware problematiek die echt tussen wal en schip vallen, bijvoorbeeld als het gaat om anorexia, zelfbeschadiging of suïcide. Dat is heel schrijnend. Het is mij opgevallen dat dit, ondanks de aanpak die de regering heeft ingesteld met de keten en met de expertisecentra, nog steeds niet goed loopt. Ik weet dat er een evaluatie aan zit te komen -- die komt er in het voorjaar van 2021 -- maar ik denk dat we niet stil moeten blijven zitten. We moeten misschien toch gaan kijken of we met ervaringsdeskundigen, met de ouders en met een aantal professionals die ons benaderd hebben, kunnen kijken of we tot een onafhankelijke werkgroep kunnen komen die de voorstellen die er nu liggen, die ons ook allemaal bereiken, inbrengt bij de integrale psychische behandeling. Dat moet gebeuren samen met de regionale expertisecentra die nu worden opgericht, en met de ketenaanpak. Ik hoor daarop graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Dan de gezinshuizen. Het is goed om te zien dat de jeugdzorg in de gezinshuizen wordt doorgetrokken tot het 21ste jaar. Dat loopt goed. Daar zijn we blij mee. Tegelijkertijd zien we ook nog steeds de onnodige bureaucratie en de verantwoording bij zelfstandige gezinshuizen die samenwerken met zorgaanbieders. De heer Peters heeft in 2018 met een motie al een poging gedaan om die bureaucratie te verminderen. Ik vraag de staatssecretaris om opnieuw in gesprek te gaan met de gezinshuizen en om bijvoorbeeld de pilot zoals die eerder bedacht was, nu echt te gaan uitvoeren. Ik verwijs daarbij naar de motie van de heer Peters.
Voorzitter. Dan de financiën en de tijd waarin we zitten, de coronatijd. De continuïteitsregeling liep tot 1 juli afgelopen zomer. Die wordt niet voortgezet. Dat gebeurt in andere situaties en in andere sectoren wel. Bureau Jeugdzorg geeft aan maatwerkafspraken te willen maken, maar dat die heel moeizaam lopen. We zijn het er allemaal over eens dat voor deze kinderen de zorg gecontinueerd moet worden, ook in de coronatijd. Wil de staatssecretaris een oproep aan de gemeenten doen om de gereserveerde budgetten voor jeugdhulp ook daadwerkelijk aan de jeugdhulp te besteden? De meerkosten zijn in 2020 voor het sociale domein gecompenseerd. Het ministerie overweegt de meerkosten ook in 2021 te compenseren. Is de staatssecretaris het ermee eens dat zoals het er nu naar uitziet, dat ook in 2021 zou moeten gebeuren? Graag een reactie op dat punt.
Dan de financiering. We hebben al verschillende onderzoeken voorbij zien komen. De staatssecretaris heeft al toegezegd ook in 2020 de 300 miljoen extra hiervoor te reserveren. Dan lopen de zorginstellingen nog steeds tegen die vennootschapsbelasting aan. Ik begrijp dat er een onderzoek loopt dat wordt uitgevoerd door Jeugdzorg Nederland. Vindt de staatssecretaris ook niet dat er een wat bredere definitie zou moeten komen voor de vrijstelling van de vennootschapsbelasting? Ik denk met name aan opvoedhulp die er nu niet onder valt. Ik hoor graag ook een reactie op dat punt.
Voorzitter. Ik was heel gehaast, maar ik zie dat ik nog redelijk in de tijd zit. Ik kan dus wat rustiger praten. Ik wil nog iets zeggen over de nieuwe Jeugdwet en de Jeugdautoriteit. Het is goed dat de taken en de positionering in het instellingsbesluit Jeugdautoriteit worden vastgelegd totdat er een wettelijke verankering komt in de nieuwe Jeugdwet. De staatssecretaris schrijft dat er vanuit de gemeenten maar ook vanuit de zorgaanbieders via de internetconsultatie verschillende reacties op de regionalisering komen. Er zijn veel zorgen of dat voldoende op maat is. Daar waar de gemeenten het juist wel goed doen, zou het jammer zijn als ze beperkt worden door deze wet. De Kamer kent de wet nog niet. Die moet nog worden ingediend. Wil de staatssecretaris er in ieder geval voor zorgen dat er een goed maatpakket komt, zowel voor de gemeenten als voor de zorgaanbieders, zodat we het voor alle partijen een stap in de goede richting vinden?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank.
Archief > 2020 > december
- 17-12-2020 - Artikel 100-brief inzake inzet in de strijd tegen ISIS
- 16-12-2020 - Debat over het eindrapport van de commissie-De Winter over het onderzoek naar geweld in de jeugdzorg
- 10-12-2020 - Jeugd / Jongeren met chronische en langdurige beperkingen en ontwikkelingsachterstanden
- 08-12-2020 - Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO)
- 01-12-2020 - Begroting Defensie (35570-X)