Inbreng Gert-Jan Segers tbv Wijz. Wetb. Strafrecht: bestrijding financieel-economische criminaliteit
Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie ten behoeve van Wijziging Wetboek van Strafrecht, Strafvordering en Wet op de economische delicten
Onderwerp: Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen van financieel-economische criminaliteit (verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit)
Kamerstuk: 33 685
Datum: 3 oktober 2013
De leden van de ChristenUnie fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat beoogt een aanscherping van de strafposities bij financieel-economische criminaliteit alsmede een verruiming van de mogelijkheden voor opsporing, vervolging en adequate bestraffing van dit soort feiten. Zij hebben hierover enkele vragen.
Genoemde leden constateren dat het merendeel van het wetsvoorstel zich richt op aanscherping van de strafposities. Genoemde leden vragen in dit verband aandacht voor de verhoging van de pakkans. In de praktijk is reeds een intensivering van de opsporing en vervolging van financieel-economische criminaliteit in gang gezet. Genoemde leden vragen wat hiervan inmiddels het bereikte resultaat is voor de verschillende vormen van financieel-economische criminaliteit. Zij vragen om een overzicht per jaar in de afgelopen 10 jaar van: de ingezette capaciteit, de ontwikkeling van het aantal vervolgingen, de pakkans, het afgenomen crimineel vermogen en de pakkans. Zij vragen ook of er is onderzocht of door aanpassing van werkwijze en procedures de pakkans voor de onderscheiden vormen van financieel-economische criminaliteit kan worden vergroot, bijvoorbeeld door meer te richten op een heterdaad aanpak en of het kabinet op dit punt nog met voorstellen komt.
Het wetsvoorstel introduceert de mogelijkheid voor de rechter om een geldboete op te leggen die hoger is dan het maximumbedrag van de geldboete van de zesde categorie, teneinde rekening te kunnen houden met de draagkracht van rechtspersonen. Indien dit in het kader van een passende bestraffing nodig is, kan de rechter in plaats van het maximum van de zesde geldboete categorie, een geldboete opleggen die ten hoogste tien procent van de jaaromzet van de rechtspersoon betreft. Het gaat om de jaaromzet van de onderneming die de rechtspersoon drijft van het jaar voorafgaand aan de veroordeling van de rechtspersoon of de uitvaardiging van een strafbeschikking. Genoemde leden vragen of dit een afdoende definitie is. Er kan immers sprake van zijn dat een onderneming in jaar X nog niet bestaat of een hele lage omzet heeft en in jaar X+1 grote winsten behaald uit financieel-economische criminaliteit. Genoemde leden vragen daarom of niet ook het jaar van de veroordeling van de rechtspersoon of de uitvaardiging van een strafbeschikking in beschouwing moet worden genomen indien in het voornoemde voorbeeld het voorafgaande jaar het jaar X is. Genoemde leden onderkennen tegelijk dat over het lopende jaar nog geen jaaromzet bekend is. Zij vragen dan aan welke voorwaarden minimaal moet worden voldaan voor het vaststellen van het maximaal toegestane boetebedrag.
Genoemde leden constateren dat de koppeling tussen maximale boete en omzet is ontleend aan artikel 57 van de Mededingingswet. In dit artikel staan echter nog twee nadere bepalingen die niet zijn overgenomen in dit wetsvoorstel. Genoemde leden vragen dit te motiveren. Het betreft de bepaling in artikel 57 lid 1 over overtredingen door ondernemingsverenigingen en de bepaling in artikel 57 lid 2 over de wijze van berekening van de omzet.
Ook is voor genoemde leden nog onduidelijk hoe wordt omgegaan met de omzet van buitenlandse rechtspersonen. De memorie van toelichting vermeldt alleen dat in dat geval enig onderzoek nodig is. Volgens genoemde leden is het in de praktijk van belang dat de criteria aan de hand waarvan de omzet kan worden bepaald zoveel mogelijk worden geobjectiveerd.
Genoemde leden constateren dat de Afdeling advisering van de Raad van State adviseert om aan de hand van empirisch materiaal in de toelichting nader in te gaan op de aard en omvang van de problemen bij de bestrijding van de onderscheiden vormen van financieel-economische criminaliteit. Genoemde leden vragen nader in te gaan op deze vraag.
Artikelsgewijs
Artikel II A
Met dit artikel wordt het wetboek van strafvordering gewijzigd ten einde te komen tot een snellere procedure wanneer beroep wordt gedaan op het verschoningsrecht. In lid 2 wordt voorgeschreven dat de rechter-commissaris niet beslist dan nadat hij de geheimhouder heeft gehoord. Het is echter de officier van justitie die, met de kennis van de overige bevindingen in het onderzoek, bij uitstek de rechter-commissaris kan informeren over de relevantie en context van het document voor het strafrechtelijk onderzoek. Genoemde leden vragen waarom in dit lid niet is opgenomen dat de officier van justitie de gelegenheid krijgt de rechter-commissaris te informeren. Op basis waarvan kan de rechter-commissaris anders beslissen dat bij geheimhouding aan een zwaarder wegend maatschappelijk belang een onevenredig grote schade zou worden toegebracht? Ook geven deze leden in overweging dat als de informatie afkomstig is van een geheimhouder, dat in deze procedure ook gelegenheid wordt geboden voor een inbreng van een vertegenwoordiger van de beroepsgroep. Hierbij kan worden gedacht aan de Deken van de Orde van Advocaten of een vertegenwoordiger van de Koninklijke Notariële Broederschap.
Een belangrijk onderdeel van de strategie van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit wordt gevormd door de inzet op het afnemen van met criminaliteit verdiend vermogen. Ook in het geval van een strafrechtelijk financieel onderzoek is het zaak dat snel uitsluitsel kan worden verkregen over de status van informatie van geheimhouders. Genoemde leden geven daarom in overweging de voorgestelde regeling ook van toepassing te laten zijn bij het strafrechtelijk financieel onderzoek.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.
Archief
september 2021
- 22-09-2021 - Algemene Politieke Beschouwingen
- 07-09-2021 - Debat over het eindverslag van de informateur
juni
- 30-06-2021 - Doorstroom van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs
- 23-06-2021 - Debat over het eindverslag van de informateur
- 22-06-2021 - Debat over de Europese Top van 24 en 25 juni 2021
- 17-06-2021 - Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken (CD 16/6)
- 07-06-2021 - Onderwijs en corona - primair en voortgezet onderwijs
mei
- 20-05-2021 - Raad Buitenlandse Zaken
- 19-05-2021 - Debat over de Europese Top van 24 en 25 mei 2021
- 12-05-2021 - De dreigende executie van een Egyptische monnik
- 03-05-2021 - Invoer van producten uit de Westelijke Sahara via Marokko naar de EU
april
- 29-04-2021 - Debat over het bericht dat het kabinet informatie over de toeslagenaffaire voor de Tweede Kamer achterhield
- 26-04-2021 - Het bericht dat Iran is verkozen als lid van de Commissie voor Vrouwenrechten van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties
- 23-04-2021 - De veroordeling van een monnik in Turkije voor het geven van brood aan Koerdische bezoekers
- 06-04-2021 - Debat over aanwijzen van en opdracht verlenen aan de informateur
- 01-04-2021 - Debat over de ontstane situatie in de verkennende fase van de kabinetsformatie