Peter Ester: 'Fiscale eenvoud, stabiliteit en voorspelbaarheid nodig'
'We moeten voor langere tijd fiscale stabiliteit en voorspelbaarheid brengen. We slagen er niet echt in om onze fiscale wetgeving vergaand te vereenvoudigen. Dat blijft knellen.' aldus ChristenUnie-senator Peter Ester tijdens een debat over het Belastingplan 2014. Lees hieronder zijn hele spreektekst:
Bijdrage belastingplan 2014, ChristenUnie-fractie, 16-17 december 2013, Peter Ester
Voorzitter,
Het Belastingplan 2014 is de fiscale uitwerking van de Miljoenennota en het aanvullende Begrotingsakkoord. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen gaf de ChristenUnie-fractie al aan zich te kunnen vinden in de voorstellen. We verwachten er geen wonderen van, maar het biedt wel broodnodige rust en stabiliteit. Het pakket aan maatregelen dat voorligt is, zo stelde mijn fractie, redelijk in balans. Bovendien is sprake van een grondige herziening van eerdere kabinetsplannen. En dat geldt zeker voor kwesties die voor de ChristenUnie essentieel zijn: de verlaging van de belasting op arbeid, anderhalf miljard verlaging in de eerste schijf, het niet verlagen van de zelfstandigenaftrek, het behoud van fiscale aftrek van zorgkosten voor chronisch zieken en gehandicapten, het lage Btw-tarief voor de bouwsector en het fiscaal bevorderen van spaarzaam gebruik van energie en grondstoffen. Het koopkrachtplaatje voor 2014 ontziet de lagere inkomensgroepen en ook dat vinden wij wezenlijk. Het ontzien van de kindregelingen steunen wij ten volle. Juist in deze tijd moeten we gezinnen bijstaan. Ook in Nederland is gezinsarmoede niet langer een maatschappelijk marginaal fenomeen.
Niettemin heeft mijn fractie kritische vragen bij het Belastingplan 2014 die we met de staatssecretaris willen delen. Maar voordat ik begin: veel dank aan de staatsecretaris en zijn ambtelijke staf voor het beantwoorden van de vragen. Dat waren er een heleboel. Alleen al in de Tweede Kamer werden maar liefst 1400 vragen gesteld en ook dit huis liet zich niet onbetuigd. Ik zal mijn bijdrage daarom naar een iets hoger abstractieniveau tillen, om zo wat meer door het Belastingplan heen te kijken. Ik kijk daarbij ook naar internationale ontwikkelingen. Dat komt de discussie, naar ik hoop, in deze fase ten goede.
Allereerst de vrijval van beklemd vermogen, de zogeheten stamrechten. Deze maatregel moet de fiscus in 2014 maar liefst € 1,23 miljard euro opleveren. Mijn fractie wil hier drie vragen stellen. Ten eerste: hoe beoordeelt de staatssecretaris vanuit het perspectief van toekomstige kabinetten dat deze maatregel de facto lange termijn belastinginkomsten van volgende regeringen naar voren haalt? Het snoeit hun belastingrevenuen en daarmee hun beleidsmatige vrijheidsgraden in. Ten tweede: op welke evidentie is de inschatting gebaseerd dat personen daadwerkelijk van deze fiscale regeling gebruik zullen maken en de middelen ook consumptief zullen aanwenden? Hoe robuust vindt de staatssecretaris deze evidentie? Ten derde: stel dat het gebruik van deze keuzemogelijkheid tegenvalt - niet alle vermogen in stamrecht bv’s is immers liquide - is er dan een Plan B? Het gaat al met al om een aanmerkelijke inkomstenbron voor het kabinet in het komende jaar.
Het Belastingplan 2014 kent, voorzitter, een aantal maatregelen die milieubelastend gedrag fiscaal beprijzen en duurzaam opgewekte energie fiscaal faciliteren. Het gaat dan om de verhoging van accijnzen op autobrandstoffen, het aanscherpen van de CO2 normen BPM, de verhoging van de leidingwaterbelasting, de herinvoering heffing afval storten, en het begunstigen van lokaal duurzaam opgewekte energie. Mijn fractie is voorstander van het vergroenen van ons fiscaal stelsel. Wij vinden dit goede maatregelen. Van ons mag het zelfs verder gaan. Het gaat immers om het zuinig omgaan met schaarse grondstoffen, om het behoud van de aarde, om de schepping. Rentmeesterschap is voor ons bepalend. We horen deze staatssecretaris zelden over wat zijn visie is op de inzet van ons fiscaal stelsel om duurzame productie- en consumptiepatronen te bevorderen. Om onze economie daadwerkelijk te vergroenen. Mijn fractie zou graag van de staatssecretaris een korte reflectie horen hoe hij dit kernthema benadert. Kan hij met de Senaat delen wat zijn visie is op de relatie tussen fiscaliteit en duurzaamheid? Waar liggen zijn prioriteiten en hoe hoog legt hij de lat?
Voorzitter, net als LPG wordt ook propaan zwaarder belast. Dat heeft gevolgen voor burgers die niet zijn aangesloten op het gasnet, bijvoorbeeld omdat ze in de buitengebieden wonen. Zij hebben vaak een propaangastank op het erf om hun huis te verwarmen. Gevolg van de zwaardere belasting is dat hun woonlasten fors zullen stijgen. Het gaat om naar schatting 15.000 huishoudens. De discussie hierover in de Tweede Kamer leidde niet echt tot een bevredigende afronding. De ChristenUnie-fractie wil de staatssecretaris vragen hier nog eens apart naar te kijken. Kan er wat meer soelaas geboden worden? Deze groep burgers wordt onevenredig extra belast.
Mijn fractie erkent de accijnseffecten voor de middenstand in de grensstreken. Wij steunden de helaas verworpen motie Terpstra over een grenseffecttoets ten volle. Kan de staatssecretaris hier nog eens publiekelijk herhalen dat hij deze accijnseffecten nauwgezet zal monitoren en zo nodig zal ingrijpen?
Dan het energiebelastingtarief voor lokaal duurzaam opgewekte elektriciteit. Leden van coöperaties komen in aanmerking indien de installatie zich in het midden van de postcoderoos bevindt. Het is toch alleszins redelijk dat ook leden die zich aan de direct aangrenzende rand van dit postcodegebied bevinden, kunnen profiteren van dit duurzame aanbod? Het SER Energieakkoord, waar de maatregel op is gebaseerd, hanteert hier een meer rekkelijke definitie. Kan de staatssecretaris wat meer flexibiliteit betrachten, dat zou dit mooie duurzaamheidsinitiatief zeer ten goede komen. De Nota n.a.v. het verslag is op dit punt bepaald onbevredigend. Dat het hier om een majeur punt kan gaan blijkt wel uit het feit dat de bouw van het grootste zonnepark van Nederland in Gennep geen doorgang vindt, omdat alleen direct omwonenden van de belastingvoordelen kunnen genieten. Daarmee is dit park van 19 megawatt met 75.000 zonnepanelen financieel niet haalbaar. Door een smalle fiscale interpretatie laat de staatssecretaris duurzaamheidskansen liggen. Wij begrijpen dat de fiscale facilitering van lokaal en duurzaam opgewekte energie na 4 jaar geëvalueerd gaat worden. Mijn fractie wil om een integrale evaluatie vragen waarin zowel de financiële als ook de sociale, economische en ecologische aspecten van deze maatregel worden meegenomen. Het gaat hier immers om een belangrijk maatschappelijk initiatief dat een belastingplan te boven gaat. Kan de staatssecretaris dit toezeggen?
De noodzakelijke vergroening van onze economie behoeft een sterke innovatie-agenda. Duurzaamheid is daarbij de verbindende term. Het Belastingplan voorziet in een taakstelling fiscale innovatieregelingen van € 168 miljoen in 2014. Het terugdringen volgend jaar van het budget van de regeling Research & Development Aftrek (RDA) met € 138 miljoen levert daaraan de grootste bijdrage. Mijn fractie begrijpt dat er in 2012 sprake was van onderuitputting. Tevens constateert mijn fractie, met instemming, dat de S&O overdrachtsvermindering in de eerste schijf wordt verlengd van € 200.000 naar € 250.000. Dat is goed voor het MKB. De vraag die wij de staatssecretaris willen stellen is in hoeverre de RDA tot het “Mattheüs-effect” heeft geleid, ofwel tot het subsidiëren van innovatietrajecten die zonder de aftrek ook wel ondernomen zouden zijn. Zijn hiervoor aanwijzingen? Heeft dit meegespeeld in de taakstelling?
Voorzitter, het kabinet wil van Nederland een participatiesamenleving maken. Daar past ook in dat burgers initiatieven nemen om goede doelen te realiseren. Aftrekbaarheid van giften kunnen deze initiatieven helpen. De professionalisering van de ANBI-belastingregels rond de aftrekbaarheid van giften aan goede doelen lijkt evenwel door te schieten. Veel kleinere burgerinitiatieven hebben moeite om aan deze nieuwe regels te voldoen en stoppen daarom. Nieuwe initiatieven komen om deze reden niet van de grond. De samenleving boet daardoor in aan sociaal kapitaal. Dat is geen goede zaak. De belastingregels rond de ANBI-status lijken vooral ontworpen te zijn met de grotere goede-doelen-organisaties in het achterhoofd. Mijn fractie bereikt signalen dat de belastingdienst vraagtekens zet bij het algemeen belang van de activiteiten van kleinere kerkelijke en christelijke instellingen. Maar het geldt ook voor andere kleinere goede-doelen-initiatieven. Het begrip algemeen belang blijkt niet altijd eenduidig en deze instellingen en burgerinitiatieven hebben simpelweg niet de fiscale en juridische expertise om de belastingdienst van repliek te dienen. Bovendien blijkt de grens tussen een ANBI en een SBBI (Sociaal Belang Behartigende Instelling) in de prakrijk vaak dun. Kan de staatssecretaris zijn beleid op dit punt nog eens helder uiteenzetten? Is hij het met de ChristenUnie-fractie eens dat de aftrekbaarheid van giften aan kleinere goede doelen niet gehinderd moet worden? Wij willen hem indringend vragen hier een gebaar te maken bijvoorbeeld in het ondersteunen van kleinere goede-doelen-organisaties om aftrekbaarheid te realiseren.
De ChristenUnie-fractie kan zich goed vinden in de voorgestelde aanpak van belastingfraude. Ik kom dadelijk nog op de internationale context ervan terug. In het wetsvoorstel Aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit worden in de inleiding wat algemeenheden gedebiteerd over belastingfraude en fraudebestrijding. Mijn fractie wil de staatssecretaris om een korte bespiegeling vragen hoe hij de belastingmoraal anno 2013 in Nederland evalueert, zowel wat personen als bedrijven betreft. Is hij van mening dat deze moraal de afgelopen tien jaar verbeterd of verslechterd is? Hoe staat ons land er qua belastingmoraal voor? Het is een kwestie die de gemoederen in Nederland hevig kan beroeren, onafhankelijk van ideologie of partij, en de vraag is of de staatssecretaris hier enige klaarheid kan brengen.
Er is, voorzitter, het afgelopen jaar veel gesproken over fiscale vluchtroutes voor multinationals en daaraan gekoppeld de vraag of Nederland een belastingparadijs is voor internationaal opererende bedrijven. Er is ook veel op gestudeerd. Het CPB concludeert dat Nederland geen belastingparadijs is maar wel een belangrijk doorsluisland voor het verleggen van investeringsstromen vanwege fiscale overwegingen. SEO Economisch Onderzoek heeft de activiteiten van brievenbusmaatschappijen en schaduwbankieren in Nederland in kaart gebracht. Zij schat het aantal brievenbusmaatschappijen, afhankelijk van de definitie, tussen de 9.000 en 12.000. Het gaat om bedrijven die nauwelijks commerciële of operationele activiteiten in Nederland verrichten, maar hier primair om fiscale redenen gevestigd zijn. Hun bijdrage aan de reële economie is miniem. Ook internationaal is er veel aandacht voor deze kwestie. Via brievenbusmaatschappijen stromen vele miljarden naar landen die geen bronbelasting kennen op rente, royalty’s en dividend. In Nederland ging het in 2010 om € 153 miljard inkomend en € 125 miljard uitgaand. De Europese commissie schat het gemis aan belastinginkomsten door fiscale fraude en belastingontwijking op zo’n triljoen euro. Een niet te bevatten bedrag. 150 miljard euro gaat verloren door brievenbus-constructies. Multinationals als Apple, Google en Starbucks weten door slimme fiscale arrangementen hun belastingheffing te minimaliseren.
Ontwikkelingslanden, zo stelt de OESO, derven door internationale fiscale sluiproutes meer belasting dan ze aan ontwikkelingshulp krijgen. Wereldwijd zou het om meer dan 100 miljard euro gaan, aldus SOMO. SEO schat het bedrag dat ontwikkelingslanden minder aan bronbelasting innen als gevolg van belastingverdragen met Nederland op ongeveer € 145 miljoen in 2011. Veel van deze sluiproutes zijn, zoals helaas moet worden vastgesteld, legaal. Ze zijn in de ogen van de ChristenUnie-fractie echter verre van rechtvaardig. Het is parasitair gedrag op grote schaal. Het kabinet heeft zich bij monde van de staatssecretaris steeds op het standpunt gesteld dat de aanpak van belastingontwijking door internationaal opererende bedrijven ook internationaal moet plaatsvinden. Nederland zou niet eenzijdig maatregelen moeten nemen omdat we ons dan als vestigingsland uit de markt zouden prijzen. “Al te goed is buurmans gek”, zo stelde hij in de Tweede Kamer eerder dit jaar. Inmiddels is de staatssecretaris op zijn wenken bediend. De OESO en in haar kielzog de G20 – die in totaal meer dan 40 landen vertegenwoordigen - hebben vorige maand maar liefst vijftien actieplannen gelanceerd om fiscale vluchtroutes door multinationals in te dammen. Deze moeten nieuwe fiscale normen opleveren waaraan landen zich committeren. Normen die een eind maken aan de uitholling van de belastinggrondslag, misbruik van bilaterale fiscale verdragen bestrijden en brievenbusfirma’s tegengaan. Dit alles moet de komende twee jaar zijn beslag krijgen. Vorige maand kwam ook de Europese Commissie met een aantal voorstellen om belastingfraude en belastingontwijking te bestrijden. De ChristenUnie-fractie wil de staatssecretaris om een korte reactie vragen op deze actieplannen en voorstellen. Hoe waardeert hij de plannen en wat zijn de eigen ambities? Gaat het kabinet een proactieve of volgende rol spelen? Wil de staatssecretaris op dit dossier een zichtbare rol in de internationale fiscale arena gaan vervullen? De ChristenUnie-fractie meent dat juist gezien de prominente rol van Nederland als doorsluisland en gelet op de fiscale samenwerking en harmonisatie die zich nu aftekent op het internationale speelveld, Nederland zich een voortrekkersrol zou moeten toe-eigenen. Wat mogen we hier concreet van de staatssecretaris verwachten?
Voorzitter, dan nog een opmerking over de bilaterale belastingverdragen die Nederland met ontwikkelingslanden heeft gesloten. Onderzoek van het International Bureau of Fiscal Documentation, laat zien dat veel van deze verdragen geen anti-misbruikbepalingen bevatten. Dit bemoeilijkt de bestrijding van “treaty shopping”, ofwel het creëren van allerlei constructies om winsten op een andere manier te repatriëren dan direct van gastland naar herkomstland en waarbij Nederland als doorsluisland dient. Uit de kabinetsreactie eerder dit jaar blijkt dat Nederland de 23 ontwikkelingslanden waarmee het een belastingverdrag heeft, zal aanbieden dergelijke bepalingen alsnog op te nemen. Graag hoort mijn fractie wat hiervan geworden is en welke beleidsconclusies de staatssecretaris hieraan verbindt.
Nu we toch op het internationale vlak zijn aanbeland, wil mijn fractie nog even stilstaan bij het Europese belastingdebat. Twee maanden geleden publiceerde de Europese Commissie het lijvige rapport: “Tax Reforms in EU Member States”. Boeiende lectuur. Het geeft een breed overzicht van de belastinghervormingen die EU lidstaten doorgevoerd hebben en biedt inzicht in fiscale uitdagingen die voorliggen. Het rapport is gebaseerd op uitgebreid landenvergelijkend onderzoek. Ik wil de staatssecretaris om een reactie vragen op een specifieke conclusie die ten aanzien van ons land getrokken wordt, namelijk dat Nederland een sterke “consolidation challenge” heeft gezien een ernstig fiscaal houdbaarheidsprobleem op de middellange en lange termijn. Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze conclusie en welke beleidsconsequenties verbindt hij hier aan?
Maar er is internationaal meer aan de hand. Anderhalve week geleden sloot de World Trade Organization (WTO) haar eerste wereldwijde handelsverdrag. Een historisch akkoord, dat naar de ChristenUnie-fractie hoopt vooral ook de minder ontwikkelde landen ten goede zal komen. Vooral de douaneprocedures worden eenvoudiger. Kan de staatssecretaris in pennenstreken aangeven wat de fiscale consequenties van dit handelsakkoord voor Nederland zijn? Hoe waardeert hij dit handelsakkoord vanuit zijn beleidsverantwoordelijkheid?
Voorzitter ik sluit af. De ChristenUnie-fractie steunt de hoofdlijnen van dit Belastingplan. We hebben evenwel een groot aantal kritische punten. Wij zouden liever een verdergaande verschuiving van belasting op arbeid naar belasting op consumptie zien. Ook moet worden opgemerkt dat door de vele akkoorden waarop het plan gebaseerd is en de fiscale bijstellingen en aanpassingen die daarvoor vereist zijn, het Belastingplan 2014 nogal wat noodverbanden kent die de fiscale rust niet altijd ten goede komen. Dat moet geen routine worden. We moeten voor langere tijd fiscale stabiliteit en voorspelbaarheid brengen. Ook slagen we er niet echt in om onze fiscale wetgeving vergaand te vereenvoudigen. De Raad van State wijst hier eveneens op. Ook dit punt blijft knellen. Mijn fractie ziet dan ook uit naar de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Van Dijkhuizen dat al weer een half jaar geleden is gepubliceerd. De tijd dringt, zo lijkt ons.
Mijn fractie wacht de antwoorden van de staatssecretaris op onze vragen met belangstelling af.
- Labels
- Eerste Kamer
- Peter Ester
Nieuwsarchief > 2013 > december
Geen berichten gevonden