Peter Ester: 'Lokale overheden niet in Europese boekhoudmal duwen'

Peter Ester - Foto: Anne Paul Roukema / ChristenUniedinsdag 26 november 2013 15:15

'Nederland heeft het hard nodig dat er weer in onze steden en provincies geïnvesteerd gaat worden en dat moeten we niet afstraffen door begrotingsregels te wijzigen die investeringen onaantrekkelijk maken. Op deze wijze tasten we de autonomie van gemeenten, provincies en waterschappen aan. Dat past niet in de bestuurlijke verhoudingen zoals we die in Nederland kennen.' Dat zei ChristenUnie-senator Peter Ester in een debat in de Eerste Kamer over de wet HOF.

Lees hieronder de hele bijdrage van Peter Ester aan het debat over Wetsvoorstel 33 416: Wet houdbare overheidsfinanciën en 33 540: Wet schatkistbankieren voor decentrale overheden 

 

Voorzitter,

De beide wetsvoorstellen die wij vandaag met de minister bespreken raken de bestuurlijke verhouding tussen Rijk en decentrale overheden. Voor de ChristenUnie-fractie is daarbij het principe leidend dat deze verhouding niet-hiërarchisch en gelijkwaardig is en dat er geen afbreuk mag worden gedaan aan de autonomie van provincies en gemeenten. Mijn fractie hanteert dit principe als meetlat om het wetsvoorstel Houdbare overheidsfinanciën en het wetsvoorstel Schatkistbankieren te beoordelen. Zoals zal blijken, komen we daarbij tot een verschillende conclusie.

Voorzitter, het is allereerst goed om vast te stellen dat lagere overheden sinds jaar en dag wettelijk gehouden zijn een sluitende begroting te hebben en onderworpen zijn aan democratisch toezicht en democratische verantwoordingsplicht. Zowel de Gemeentewet, de Provinciewet als de Waterschapswet hebben deze eis van begrotingsevenwicht vastgelegd. Ook de Raad van State beklemtoont dit. Daarbij komt dat zeker onze provincies en waterschappen in het algemeen een prima financiële trackrecord hebben. Het begrotingsregime van lagere overheden spoort evenwel niet met de Europese sturing op het beheersen van het EMU-saldo. De kern van de wet HOF is dat de regering de lagere overheden dwingt zich te voegen in de mal van de Brusselse boekhoudsystematiek om zo de EMU-schuld te beheersen. Zoals bekend is de begrotingstechniek van decentrale overheden – anders dan de rijksoverheid – gebaseerd op een baten-lastensystematiek, terwijl de Europese Commissie op kasbasis stuurt op het EMU-saldo. Voor lagere overheden is het moment van gebruik bepalend voor de wijze waarop de begroting wordt belast, terwijl voor het EMU-saldo het tijdstip van transactie bepalend is. Dat geldt voor het aanspreken van reserves, het doen van investeringen en mutaties in kredietverlening. Het aanwenden door lagere overheden van hun reserves voor investeringen kan het EMU-saldo doen toenemen omdat ze gezien worden als een uitgave. Een financieel gezonde decentrale begroting kan dus volgens de Europese begrotingsregels leiden tot een EMU-tekort. Dit brengt, voorzitter, lagere overheden in een curieuze positie. Juist in deze crisistijd is het uiterst belangrijk dat zij blijven investeren en dat moeten we niet ontmoedigen. Nederland heeft het hard nodig dat er weer in onze steden en provincies geïnvesteerd gaat worden en dat moeten we niet afstraffen door begrotingsregels te wijzigen die investeringen onaantrekkelijk maken. Op deze wijze tasten we de autonomie van gemeenten, provincies en waterschappen aan. Dat past niet in de bestuurlijke verhoudingen zoals we die in Nederland kennen. Misschien kan de minister nog eens helder uitleggen hoe hij de relatie ziet tussen de macro-EMU-begrotingsregels en de impact die deze zullen hebben op het gemeentelijk en provinciaal investeringsgedrag. In het verlengde hiervan vraag mijn fractie hoe het kabinet de unaniem aanvaarde motie-Van Hijum (33 416, nr 19) gaat uitvoeren die toeziet op het voorkomen van uitstel of afstel van investeringen als gevolg van de wet HOF.

Lagere overheden gaan geconfronteerd worden met een dwingende macronorm (-0,5 % procent bbp) en preventieve sancties. Deze norm wordt doorvertaald naar referentiewaarden voor de afzonderlijke decentrale overheden. Deze macronorm is geen Brussels directief maar komt uit de koker van het kabinet zelf. Over de uitwerking ervan is het wetsvoorstel weinig transparant. Kan de minister hier de concrete gang van zaken rond de referentiewaarden uit de doeken doen en ingaan op de regiemacht van de lagere overheden in deze context? Werken ook andere EU-landen met dwingende macro-normen en referentiewaarden?

De lagere overheden hebben zich behoorlijk geweerd tegen dit wetsvoorstel. Uiteindelijk heeft men ingestemd met een financieel akkoord, maar principiële bezwaren van hun kant blijven volop bestaan. De ChristenUnie-fractie herkent zich in deze bezwaren. Ook deze overheden wijzen op de negatieve invloed van de wet HOF op hun autonomie en op het feit dat volstaan kan worden met bestaande wet- en regelgeving. Ook voor het sanctiemiddel geldt dat het niet past bij het primaat van de gelijkwaardigheid. Indien Nederland de Europese begrotingsdoelstellingen niet haalt, zullen de Brusselse bezuinigingen ongetwijfeld voor een deel op het bordje van de decentrale overheden komen. Wat is dan nog, zo vraagt mijn fractie, de zin van een extra nationale sanctie? De meerwaarde is onduidelijk. Ook de VNG wees hier al op. Graag een bespiegeling op dit punt.

De wet HOF zal geëvalueerd worden. Is er overigens een reden dat het voorstel hiertoe niet zelf in de wet is opgenomen? Mijn fractie wil de minister vragen vooral de investeringskwestie een grote rol in de evaluatie te laten spelen. Dit is immers een kernpunt in de discussie tussen het rijk, de gemeenten, provincies en waterschappen. Kan de minister dit toezeggen? Hier staan grote sociaaleconomische en werkgelegenheidsbelangen op het spel. En decentrale overheden, zeker ook de gemeenten, krijgen de komende paar jaar al genoeg voor de kiezen in het kader van de grote decentralisatietrajecten rond werk, jeugd en zorg.

Voorzitter, ik sluit dit onderdeel af. De ChristenUnie-fractie is niet overtuigd van de proportionaliteit van dit wetsvoorstel. De bestaande wet- en regelgeving is voldoende. Het heeft er veel van weg dat de minister van Financiën de begrotingsrol in Nederland gaat vervullen ten aanzien van lagere overheden, die Eurocommissaris Olli Rehn speelt ten aanzien van Europese lidstaten: scherpe begrotingstargets, ingrijpen in autonomie en forse sancties. Sluipenderwijs introduceren we de Europese kijk op ons binnenlands bestuur.

Voorzitter, dan nu het wetsvoorstel over schatkistbankieren. Hier komt mijn fractie tot een milder oordeel. Door decentrale overheden te verplichten hun overtollige middelen bij de schatkist van het Rijk aan te houden, verbetert onze EMU-schuld. Voor een deel is dit optisch - een andere wijze van het presenteren van cijfers - voor een ander deel is het efficiënter treasury-beheer, en voor weer een ander deel bevordert het risicoarm beleggen door provincies en gemeenten. Wisselende argumenten, maar ieder op zich relevant. Zoals ook bij het wetsvoorstel HOF gold, weegt ook hier voor de ChristenUnie-fractie het primaat van de decentrale autonomie zwaar. Wij menen dat op dit punt voldoende waarborgen zijn ingebouwd in dit wetsvoorstel. In feite gaat schatkistbankieren om het aanhouden van overtollige gelden op de rekening-courant van het Rijk, eventueel gekoppeld aan een depositorekening, waarbij provincies, gemeenten en waterschappen volledige beleidsvrijheid behouden over de aanwending van de middelen. En de gelden zijn te allen tijde beschikbaar. Op dit punt mag er uiteraard ook geen enkel misverstand zijn. Mijn factie constateert dat de VNG zich, na het nodige trek- en duwwerk, achter het wetsvoorstel heeft geschaard. Het is goed dat de minister op het punt van de roodstandfaciliteit en het drempelbedrag water bij de wijn heeft gedaan. We stellen vast dat de minister en de koepelorganisaties nogal afwijken in de mate waarin ze verwachten dat schatkistbankieren de EMU-schuld zal reduceren. Daar zit een behoorlijk verschil tussen – ruwweg een factor twee – dat snel in de miljarden loopt. Zijn er rond deze kwestie, zo vraagt mijn fractie, nog nieuwe inzichten ontstaan of additionele berekeningen verricht die de prognoses wat harder maken?

Schatkistbankieren zal risicoarm financieel beheer door lagere overheden in de hand werken. De ChristenUnie-fractie is groot voorstander van prudent beleggingsbeleid en conservatief cashmanagement door lagere overheden en dit wetsvoorstel bevordert dat. Schatkistbankieren zal er toe leiden dat het rendement minder zal zijn. De omvang hiervan blijft in het ongewisse. Voor provincies en gemeenten die in risicoarm AAA-papier beleggen, maakt het allemaal niet veel uit. Zij kunnen profiteren van de gunstige financieringsvoorwaarden van het Rijk. Voor decentrale overheden die bewust meer risico nemen - uiteraard binnen grenzen die de Wet FIDO stelt - zal er sprake zijn van rendementsvermindering.

De richting van dit wetsvoorstel, voorzitter, heeft onze instemming, wel is er onzekerheid over de kwantitatieve effecten ervan. De minister heeft in de Tweede Kamer toegezegd de wet te zullen evalueren. In het wetsvoorstel zelf is dit overigens niet geregeld. Mijn fractie wil de minister vragen in de evaluatie expliciet aandacht te besteden aan het daadwerkelijke effect van schatkistbankieren op de verlaging van de EMU-schuld, de gerealiseerde efficiencywinst, de rendementseffecten voor decentrale overheden en de gemeentelijke en provinciale autonomie. Kan de minister dat toezeggen?

Tot slot, voorzitter, vraagt mijn fractie zich af wat dit wetsvoorstel over verplicht schatkistbankieren voor de BES-eilanden impliceert. Vallen zij volledig onder het bereik van deze wet? Wat zijn voor hen de praktische consequenties? Zijn er extra complicaties? Zijn ook zij gehoord?

Wij zien uit naar de beantwoording van onze vragen door de minister.

Labels
Eerste Kamer
Peter Ester

« Terug

Nieuwsarchief > 2013 > november

Geen berichten gevonden