'Rol nationale parlement in Europa versterken'

Peter Ester - Foto: Anne Paul Roukema / ChristenUniewoensdag 27 februari 2013 00:06

'Er is te weinig aandacht voor de democratische legitimiteit van Europa. Het is niet acceptabel als nationale parlementen aan de zijlijn komen te staan.' Die waarschuwing gaf ChristenUnie-senator Peter Ester de regering tijdens een debat over Europa in de Eerste Kamer. Hij riep de minister-president op om inhoudelijk leiderschap te tonen op dit punt.

Lees hieronder de bijdrage van Peter Ester aan het debat over de rapportage van Van Rompuy: Naar een echte economische en monetaire unie.


Voorzitter,

Het rapport Van Rompuy telt 18 bladzijden. Daarvan gaat slechts anderhalve pagina over democratische legitimiteit en verantwoordingsplicht. Deze scheve verhouding vormt voor mijn fractie de kern van het debat dat wij vandaag over de toekomst van de EMU voeren. Het rapport biedt een alomvattende blauwdruk voor een vergaand geïntegreerde economische en monetaire unie die binnen een luttel aantal jaren zijn beslag moet krijgen. Het is daarbij opmerkelijk hoe weinig gevoelig het visiedocument is voor de spanningsverhouding tussen Brussel en de nationale parlementen en voor de eigenheid van nationale overleginstituties en begrotingscycli. Er wordt zelfs met een licht dedain gesproken over de rol van nationale parlementen. Ze hebben, ik citeer, “niet de beste kaarten” om het gemeenschappelijke belang van de Unie in acht te nemen. Nationale parlementen, zo lijkt het, voegen zich te weinig in het Europese project en blijven steken in negatieve hindermacht. Nergens proeft mijn fractie dat individuele natiestaten en nationale parlementen au fond de belangrijkste stakeholders van de Unie zijn. Ook ontbeert het rapport Van Rompuy een antenne voor de afnemende steun van de bevolkingen van de lidstaten voor verdergaande politieke en economische integratie. Deze afstand tussen de politieke EU-elite enerzijds en de nationale bevolkingen en hun nationale politieke vertegenwoordigers anderzijds, is bepaald zorgwekkend. Het lijkt erop of Europa twee gescheiden parallelle politieke culturen kent: ”Brussel” en de nationale demos, die zich nauwelijks met elkaar verstaan. Dat tekent en bevordert politieke vervreemding. Deze vervreemding wordt verder opgewekt door de wijze waarop het rapport de kernmissie verwoordt. Het rapport wemelt van New Speech termen als “voltooiing van de Unie”, “geïntegreerd financieel kader”, “diepere integratie”, “ex ante coördinatie”, “gemeenschappelijke afwikkelingsautoriteit”, “nieuwe begrotingscapaciteit”. Bewoordingen die academische afstandelijkheid ademen, maar die radicale hervormingen herbergen en die de rol van nationale parlementen doen verschralen. Zo betekent “ex ante coördinatie” in gewone mensentaal dat de nationale begroting Europese goedkeuring behoeft en dat er contractafspraken met individuele landen worden gemaakt over hun hervormingsplannen. “Nieuwe begrotingscapaciteit” is een eufemisme voor een aparte begroting voor de EMU met meer directe Europese belastingen. Europa lijkt steeds meer een doel in plaats van een middel tot een doel te zijn geworden. Of zoals David Cameron in zijn enerverende EU speech stelde: “The EU is seen as something that is done to people rather than acting on their behalf (...) People feel that the EU is heading in a direction that they never signed up to”. Het democratisch deficit wordt nijpend.

 

MdV, het voorstel Van Rompuy centreert zich rond vier mechanismen om de Economische en Monetaire Unie in drie fasen verder uit te bouwen en crisisbestendig te maken. Het gaat daarbij simpel gezegd om een bankenunie, een begrotingsunie, een economische unie en een politieke unie. Ik zal een aantal voorstellen van commentaar voorzien en eindig met een tweetal meer integrale conclusies over de noodzaak van inhoudelijke herbronning van de Europese economieën en het belang van zorgvuldige nationale dialoog over het nieuwe Europese model.

 

De Bankenunie is in gang gezet en moet in de loop van 2013 zijn beslag krijgen. De eerste vraag die zich aandient is of de ECB überhaupt in staat is om de bankensector naar behoren te controleren. Indien nationale toezichthouders hun toezichthoudende taak niet aankonden, waarom zou dit dan wel voor de ECB gelden? Kan de Minister nog eens uitleggen welke rol de nieuwe minimumgrens van een balanstotaal van €30 miljard nu precies gaat spelen? Vallen juist onder deze grens niet veel problematische banken? Heeft de Minister, ook gezien zijn nieuwe rol als voorzitter van de Eurogroep, aanwijzingen dat dit megaproject naar behoren verloopt? De tweede vraag is meer principieel van aard. Hoe ver strekt de interventiemacht van de ECB bij banken die nadrukkelijk onder de maat presteren? Kan de ECB bijvoorbeeld noodlijdende Spaanse regionale banken dwingen zich uit de vastgoedsector terug te trekken? Kan zij banken voorschrijven hun portfolio te herschikken? Dat zou een enorme oprekking van het mandaat van de ECB impliceren, een instelling die niet politiek wordt aangestuurd. Graag hoort mijn fractie hoe de regering deze meer principiële kwestie beoordeelt en waar de grens getrokken wordt. Ook hoort mijn fractie graag wat op dit moment de stand van zaken is rond de meningsvorming over het Europees depositogarantiestelsel. Volgende maand moet daar immers consensus over zijn binnen de Europese Raad. Daaraan verbind ik de vraag welke preferente opties het kabinet thans hanteert rond de mogelijke invoering van Eurobonds of Eurobills, mede gezien de besluitvorming vorige week over de Two-Pack in het Europees Parlement.

 

Het rapport Van Rompuy, voorzitter, doet ingrijpende voorstellen rond de herstructurering van onze EMU-instituties. Wat opvalt, is dat er nergens over exit-opties wordt gesproken. Lidstaten worden economisch en monetair behoorlijk in de tang genomen, maar nergens wordt bespreekbaar gemaakt of er condities zijn die dwingen tot uittreding van een lidstaat die structureel niet aan de vereisten voldoet. Mijn partij heeft er van meet af aan op gewezen dat een optimale muntunie vereist dat deelnemende landen redelijk vergelijkbare economieën hebben en niet al te grote verschillen in verdiencapaciteit vertonen. Het niet voldoen aan deze voorwaarden is een ernstige weeffout van de huidige EMU. Is het ontbreken van exit-condities, zo vraagt mijn fractie aan de regering, ook niet een elementaire weeffout in de voorstellen van Van Rompuy? Indien het antwoord bevestigend luidt, hoort mijn fractie graag welke agenderingsstrategie het kabinet op dit punt gaat voeren en hoeveel haast het daarbij wil betrachten. Ik refereer daarbij ook aan de Motie Slob en Van Haersma Buma over deze kwestie die op ruime steun in de Tweede Kamer kon rekenen.

 

Mijn fractie stelt met tevredenheid vast dat het kabinet tegen een aparte begroting voor de eurozone is, in Euro-taal: “fiscal capacity”. Is dit afwijzend oordeel een gewortelde overtuiging van de regering of biedt het ruimte voor onderhandeling? Kan de regering een inschatting geven van de posities van de andere EMU-landen? Tekent zich hier een duidelijk beeld af?

 

Dan voorzitter, de aanscherping van het Europese coördinatieproces van de begrotingen en macro-economische prioriteiten. Het Europees Semester in combinatie met de Six-Pack is daarbij richtinggevend. De rol van nationale parlementen is daarbij in het geding. We zien een sluipend proces van Europeanisering van nationaal begrotingsbeleid en het nationaal economisch beleid. Terecht heeft onze Senaat rond deze principiële kwestie voorlichting gevraagd aan de Raad van State. Wat in het debat tot nu toe ontbreekt, is een bezinning op de status van de Annual Growth Survey waarmee het hele onderhandelingsproces begint. Dit startdocument geeft de prioritaire EU doelstellingen weer die doorvertaald worden naar nationale acties en hervormingen. Dit Annual Growth Survey gaat aanmerkelijk verder dan de macro-economische ramingen en verkenningen die ons CPB levert als input voor het Nederlandse economische beleid. De start van het proces is daarmee economisch normatief. De vraag van mijn fractie aan de regering is, hoe zij in dit opzicht de status van dit belangrijke startdocument waardeert. Kunnen nationale parlementen daar een zelfstandig en vroegtijdig oordeel over geven?

 

Naast de generieke Commissieprioriteiten, krijgen landen ook specifieke prioriteiten die hun weg naar nationale hervormingsprogramma’s moeten vinden. Voor Nederland golden in 2012 vijf prioriteiten: tijdige en duurzame correctie van het buitensporig tekort, verhogen van de pensioenleeftijd, vergroting van de arbeidsparticipatie, steviger innovatiebeleid en hervorming van de woningmarkt door o.a. een geleidelijke afschaffing van de hypotheekrenteaftrek. Deze prioriteiten zijn verstrekkend. Nu gaat het mij niet om de inhoud ervan. Het gaat mij primair om de regierol die nationale parlementen nog hebben. De invloed van Tweede en Eerste Kamer op de “agenda setting” is tamelijk beperkt. Dat doet Brussel voor ons. De genoemde prioriteiten zelf zijn zeer concreet, en zijn in ons land onderwerp van verhit politiek en publiek debat. Dat leidt tot inherente spanning tussen Brussel en Den Haag. Hoe denkt de regering om te gaan met divergerende nationale en supranationale prioriteitenlijsten? Mijn fractie herinnert zich nog goed dat onze Premier vorig jaar rond deze tijd nog fel gekant was tegen beperking van de hypotheekrenteaftrek, terwijl Brussel dit tot beleidsprioriteit verhief. Hoe zelfstandig kan Nederland nog zijn eigen economisch beleid vormgeven? Dat is de kernvraag waarover ik graag de mening van de regering verneem. Waar legt het kabinet de grens? Mijn fractie, voorzitter, ziet een forse verschraling van onze nationale regierol. Een proces dat met dit rapport Van Rompuy in een stroomversnelling zal raken.

 

Het is onvermijdelijk dat in het kader van dit Europees Semester het zwaartepunt van de besluitvorming verschuift naar het voorjaar om de Brusselse deadlines te halen. We krijgen zelfs een European Semester Officer die als begrotingscontroleur moet fungeren. Het Europees Semester zal diep ingrijpen in onze nationale begrotingssystematiek. Zo is het nauwelijks reëel dat ons parlement in alle fasen van de besluitvormingsketen van het Semester een wezenlijke rol kan vervullen: de prioriteitsstelling van de Jaarlijkse Groeianalyse voor Nederland, ons Nationaal Hervormingsprogramma en ons Stabiliteits- en Convergentieprogramma, en vervolgens de aanbevelingen hierover van de Europese Raad. Alleen al logistiek gezien, is dit geen reële opgave. Een probleem dat ook voor de Eerste Kamer knelt gezien haar specifieke rol in de besluitvormingscyclus. De medewetgevende en controlerende taak van de Senaat is daarmee in het geding. Mijn fractie wil het kabinet dan ook vragen welke garanties het biedt dat zowel Tweede als Eerste Kamer niet aan regiemacht verliezen en een zorgvuldige rol kunnen blijven spelen in de gehele besluitvormingscyclus. Het budgetrecht van het parlement mag niet worden aangetast. Mijn fractie deelt de zorgen van de Raad van State op dit uiterst belangrijke punt. Het gaat immers om vragen rond verankering van politieke legitimiteit, democratische controle, nationale zeggingskracht en soevereiniteit. Wij hechten daarbij ook zeer aan de klassieke rol van het geïnstitutionaliseerd overleg van sociale partners in ons land rond sociaal-economisch beleid. Ook hier dreigt verschraling en erosie.

 

Met de inwerkingtreding van het Stabiliteitsverdrag op 1 januari van dit jaar wordt het mogelijk gezamenlijke conferenties te organiseren tussen de begrotingscommissies van de nationale parlementen en het Europees Parlement. Mijn fractie ziet daar weliswaar het nut van in, maar het betreft hier zeker geen structurele oplossing voor het democratisch tekort. Een intensiever gebruik van de gele en rode kaartenprocedure, zoals het kabinet aangeeft, zet ook niet echt zoden aan de dijk.

Het Rapport Van Rompuy, voorzitter, oppert dat de Europese Commissie speciale begrotingscontracten gaat sluiten met individuele lidstaten. Dat moet de komende twee jaar zijn beslag krijgen. Mijn fractie heeft daar grote zorg over. Ook dit snoeit onze beleidsvrijheid in en ook hier komt onze parlementaire toezichtfunctie onder druk. Kan de regering de meerwaarde nog eens uitlegen? Hoe generiek of specifiek mag dit begrotingscontract zijn dat Brussel met Den Haag sluit, naar het oordeel van het kabinet? En ook hier weer: waar trekt het kabinet de grens? Hoeveel detail accepteren we wat betreft de hervorming van ons pensioenstelsel, de herziening van ons fiscale stelsel, het vaststellen van arbeidsmarkttargets, de aanpassing van ons ontslagrecht, de hervorming van onze woningmarktbeleid? Kan de regering mijn fractie toezeggen dat deze begrotingscontracten te allen tijde ter goedkeuring aan het parlement worden voorgelegd?

De Raad van State wijst ook op het feit dat het Europees Semester gevolgen heeft voor de betekenis van Prinsjesdag. Volgens de eerder deze maand verschenen “Staat van de Europese Unie” is dat niet het geval. Kan de regering nog eens toelichten hoe de relatie tussen het Europees Semester en Prinsjesdag moet worden begrepen? Blijft Prinsjesdag volwaardig in tact?

 

Onderdeel, MdV, van de laatste pijler van het rapport Van Rompuy, is de verantwoordingsplicht. Het rapport kiest daarbij als insteek dat de Commissie primair rapporteert aan het Europees Parlement, aangevuld met, ik citeer: “solide mechanismen voor informatie, verslaglegging en transparantie tegenover de nationale parlementen van de deelnemende lidstaten”. De verantwoordingsplicht zal sterker worden naarmate de EMU zich verder ontwikkelt tot een bank-, begrotings- en economische unie. De vraag van mijn fractie aan de regering is op welke accountability-eisen zij zal inzetten. Ik herinner maar even aan het feit dat het Europese Rekenhof inmiddels al voor de (sic!) achttiende keer geen goedkeuring aan de EU-uitgaven heeft gegeven. De bestedingsdiscipline die de Commissie van EU-landen vraagt, geldt kennelijk niet voor de eigen uitgaven. Dat kan natuurlijk niet. Het is juist deze laksheid die de democratische legitimiteit en controle tussen haken zet en grote weerstand oproept in de lidstaten. Welke garanties wil het kabinet afdwingen om er voor te zorgen dat de verantwoordingsplicht serieus wordt genomen door de Commissie?

MdV, het rapport Van Rompuy presenteert zich nadrukkelijk als een routekaart voor het verwezenlijken van een geïntegreerde economische en monetaire unie. Het tijdschema dat daarbij hoort is extreem krap. De eerste twee fasen dienen al voor eind 2014 gerealiseerd te zijn. Graag hoort mijn fractie van de regering hoe zij deze routekaart en bijbehorend tijdschema beoordeelt. Hoe realistisch is de gekozen route en het tijdpad? Op welke onderdelen ziet de regering de grootste hobbels? En, belangrijker nog, hoe verhoudt zich dit tijdpad tot eisen van democratische zorgvuldigheid en nationale dialoog?

Met dit model van integratie van de financiële, economische en politieke basisinstituties moet Europa weer concurrerend worden. Het gaat daarbij exclusief om institutionele hervorming. De vraag is of dit model Europa weer mondiaal op de kaart terugbrengt. Dat zal alleen lukken indien Europa innovatie en ondernemerschap weer serieus neemt, met een vernieuwend arsenaal van producten en diensten komt waarmee het de slag met de BRIC-landen aankan, het economisch pallet baseert op duurzaamheid en hernieuwbare hulpbronnen. Wat mijn fractie mist, voorzitter, is het inhoudelijke economische verhaal voor en van Europa. Dat moet immers voorkomen dat dit continent in een neerwaartse spiraal belandt. Nu dreigen we het af te leggen tegen andere en nieuwe economische grootmachten. Wat Europa nodig heeft is een wervende visie op wat haar “unique selling points” zijn. En dat in de meest letterlijke zin. Een inspirerende langetermijnvisie die perspectief biedt. Voor heel Europa. En vooral ook voor de jongste generatie Europeanen. Zeker ook in de Zuid-Europese landen. Hoe denkt de regering over deze verhouding tussen institutionele hervorming en inhoudelijke hervorming van de economische agenda? Graag een korte reflectie op deze voor mijn fractie fundamentele vraag.

MdV, ik sluit af. Mijn fractie heeft grote moeite met dit rapport Van Rompuy. We worden Europa verder ingerommeld, zo zullen sommige critici ons voorhouden. Het is een ouderwets technocratische blauwdruk met een rigiditeit die aan de planeconomie van voormalig socialistische landen doet denken. Het roept het beeld op van een oceaantanker die onverbiddelijk en in grote haast op zijn doel afstoomt, waarbij het doel zelf onduidelijk is. Een onomkeerbaar proces, zo lijkt het. We moeten echt veel meer tijd nemen om dit nieuwe Europese model te doordenken. En vooral om onze nationale parlementen en de nationale bevolkingen in het denkproces mee te nemen. Een nieuw model voor en vooral van Europa moet, zo stelt mijn fractie, zijn vorm krijgen in waarachtige dialoog. Dat moet Nederland ook opeisen. Het gaat immers ergens over. Terecht concludeerde onze minister van Buitenlandse Zaken onlangs dat, ik citeer: “ Een Europese Unie die nu meer gas geeft zonder de bevolking daar deelgenoot van de te maken, zal stranden”. De vraag wat nog de vrijheidsgraden zijn van individuele EU natie-staten dient zich in volle hevigheid aan. Misschien worden de EU-landen geen Verenigde Staten van Europa, maar voor we het weten is Nederland ongemerkt een Europese provincie geworden. De balans tussen Europa en de lidstaten moet opnieuw opgemaakt worden. De krijtstrepen moeten opnieuw getrokken worden. Het kabinet beweegt nu voornamelijk met de stroom mee. Een principiële positiebepaling wordt node gemist.

Mijn fractie, voorzitter, verwacht van het kabinet dat het zich wat de Europese dialoog in ons land betreft, een duidelijke en communicatief sterke regiefunctie toe-eigent. Wij verwachten inhoudelijk leiderschap van onze minister-president. Ook daarom zien wij uit naar de antwoorden van het kabinet op onze vragen. 

Labels
Eerste Kamer
Peter Ester

« Terug

Nieuwsarchief > 2013 > februari

Geen berichten gevonden