Overheid moet investeren in preventie tegen zelfdoding
Het is een doodsoorzaak die jaarlijks tweemaal zoveel slachtoffers eist als het verkeer. Maar aan preventie doet de overheid hoegenaamd niets. Dat moet veranderen: zelfdoding is geen noodlot dat de maatschappij slechts lijdelijk kan ondergaan, schrijven Kamerlid Joël Voordewind en beleidsmedewerker Wouter Langendoen in een opinieartikel in Trouw.
Soms werkt het verhelderend om terug te gaan in de tijd. In 1970 vielen er in Nederland 3200 dodelijke slachtoffers in het verkeer, 35 jaar later was dat aantal tot een kwart (817) teruggedrongen. En dan de vergelijking met een ander dodental: in hetzelfde jaar 2005 kwamen bijna tweemaal zoveel Nederlanders (1572) door zelfdoding om het leven. Zoveel als er de afgelopen decennia is geïnvesteerd in verkeersveiligheid, zo weinig is er gedaan om het aantal zelfdodingen omlaag te brengen.
Zoveel slachtoffers, maar de overheid doet niets. Er is tot op heden geen actief beleid om zelfdoding te voorkomen en het aantal slachtoffers omlaag te brengen. Dat moet veranderen: zelfdoding ís geen noodlot. Het is een misvatting dat er niets aan te doen is en dat de maatschappij het slechts lijdelijk kan ondergaan.
Met gerichte preventie kan het dodental met tien procent omlaag, concludeerde deze maand het Trimbos-instituut, dat pleitte voor een landelijk actieplan. Het is niet de eerste keer dat zoiets wordt voorgesteld. In de jaren tachtig werden ook al overheidsmaatregelen geopperd. Maar in 1989 besloot de regering dat suïcidepreventie geen taak was voor de overheid zelf. Dat hoorde thuis bij de geestelijke gezondheidszorg.
Suïcide afdoen als een probleem voor psychiaters, is net zo bekrompen als kankerbestrijding uitsluitend delegeren aan oncologen. Misschien is het eerste dat bestreden moet worden wel de apathische houding van een maatschappij die suïcide te vaak beschouwt als een daad van de vrije wil, een keuze van het individu waar omstanders zich slechts bij kunnen neerleggen.
De werkelijkheid is dat slechts in vier van de honderd gevallen een zelfdoding een weloverwogen besluit is. Veel vaker is het een impulsieve wanhoopsdaad, niet uit verlangen naar de dood maar uit verdriet over het leven zoals het op dat moment ervaren wordt.
De keuze van 1989, om suïcidepreventie uit te besteden aan de geestelijke gezondheidszorg, is een fundamentele misvatting geweest. Klinieken hebben weliswaar de meeste ’ervaring’ met suïcidaal gedrag en ziektebeelden die daarbij een rol spelen, maar zij is niet de enige die zelfdoding kunnen voorkomen of die het tijdig opmerken als iemand neigingen daartoe toont. Ook scholen, huisartsen, politie, jeugdwerkers én media kunnen eraan bijdragen dat de dood minder vaak gezocht wordt als oplossing voor een ondraaglijk leven.
In de meeste buurlanden neemt de overheid wél het voortouw bij preventie. En terecht: de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geeft overtuigende bewijzen dat een goed werkend nationaal preventieplan de cijfers laat dalen.
Jaarlijks doen 94.000 volwassen Nederlanders een poging tot zelfdoding, 410.000 mensen voelen zich zo terneergeslagen dat zij er wel eens aan denken.
Vroege signalering kan levens redden. Het kan voorkomen dat depressieve gedachten culmineren tot suïcidale gedachten, en tot suïcidaal gedrag. Het zou goed zijn als er veel meer aandacht komt voor de risicofactoren: een psychiatrische stoornis, maar ook emotionele verwaarlozing, misbruik, familieomstandigheden, alcohol- en drugsgebruik, depressie, of een zelfdoding in de directe omgeving.
Eén risicofactor leidt niet onweerstaanbaar tot zelfdoding, maar zeker als meer factoren in een mensenleven samenkomen moet dat tijdig worden opgemerkt.
Ook nazorg is een vorm van preventie. Dit klinkt misschien tegenstrijdig, maar de helft van de mensen die door zelfdoding overlijden, had daartoe al eerder een poging ondernomen. Dat zegt genoeg: ieder vertoon van suïcidaal gedrag moet serieus worden genomen.
Als politieke partij zijn we extra bezorgd over de kwetsbaarheid van jongeren. Elk jaar komen vijftig jongeren om door zelfdoding. Het wordt hoog tijd dat huisartsen en andere hulpveleners meer kennis hebben van het onderwerp. Ook moet het voor jongeren makkelijker worden om de stap te zetten naar de geestelijke gezondheidszorg. Een jongere die geen uitweg meer ziet, zou op school direct in contact met een hulpverlener moeten komen. Internet- en telefoonhulpverlening moeten optimaal toegankelijk zijn.
De wetenschappelijke aandacht voor het onderwerp is beperkt in Nederland, terwijl goede kennis tot effectieve maatregelen kan leiden.
De media kunnen ook hun steentje bijdragen. Ze zouden een gedragslijn kunnen ondertekenen; gebleken is dat expliciete berichtgeving kan leiden tot navolging.
In 2005 vroeg het kabinet om onderzoek. Het advies ligt nu op tafel en is helder. Het is nu tijd voor actie en investering van de overheid.
Niet iedere zelfdoding is te voorkomen, ook niet door een nationaal preventieplan. Zo realistisch moeten we zijn. ’Omstanders’ hebben zelden schuld aan een zelfdoding. Maar als omstanders hebben we wel de verantwoordelijkheid om alles te doen wat mogelijk is om het leed van slachtoffers en hun nabestaanden te bestrijden en waar mogelijk te voorkomen.
Bron: Trouw, 19 december
Nieuwsarchief > 2007 > december
Geen berichten gevonden
Reacties op 'Overheid moet investeren in preventie tegen zelfdoding'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.