Wat als we maar één zetel behalen?

Zetels Tweede Kamer.jpg
01 Gert-Jan Segers.jpg
Blog by Gert-Jan Segers on March 1, 2021 at 8:21 PM

Wat als we maar één zetel behalen?

Als je ergens spanning over voelt, kan het helpen je af te vragen: wat is het ergste dat nu kan gebeuren? Als je een onbestemde vrees hebt, kan het een heilzaam denkexperiment zijn om mentaal even de donkerst denkbare steeg in te slaan om te zien wat je daar aantreft.

Je wilt dolgraag een tentamen halen – hoe erg is het eigenlijk als je hem moet herkansen? Je ziet op tegen een gesprek – wat als je nou geen goede indruk maakt? Je wilt zeven zetels halen bij de volgende verkiezingen – wat nou als we er maar één winnen?

Ik zou een tijd op de bank liggen en naar het plafond staren. M’n politieke maatjes heel erg missen en het gevoel hebben dat ik hen en m’n partij verschrikkelijk in de steek heb gelaten. En of ik die eenzame zetel dan als lijsttrekker zou moeten vullen? Lijkt me niet zo verstandig…

Natuurlijk, ik focus me liever op die zevende zetel. Dat lijkt me hoopvol én realistisch. Maar het is wel heilzaam om soms zo’n ‘nachtmerrie-experiment’ te doorlopen in je hoofd. Een beetje zoals het monster in een film ook het engste is zolang je die nog niet gezien hebt. ‘Jaws’ is vooral zo spannend, omdat je lange tijd alleen die rugvin van de haai ziet.

De Bijbel oefent me hierin omdat die zelf geregeld het denkexperiment aangaat.
‘Stel je voor dat mijn vader en mijn moeder me zouden verlaten.’
‘Wat als de vijgenboom niet meer bloeit?’
‘Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis,’ zegt de bekendste Psalm, de 23ste. Nou, David weet het wel. Dan nog is God mijn herder.

De Bijbel is een grote les in nuchterheid en rauw realisme. Niet alleen met een denkexperiment, maar ook met echte verhalen over echte mensen. Dagelijks lees ik een intense ontmoeting met God. Maar ook telkens zo’n nachtmerrie-scenario – en vaak gecombineerd, want juist in de diepste nachten ervaren mensen God.

In het eerste verhaal zijn er eindeloos veel fruitbomen in het paradijs, slechts van eentje mogen de eerste mensen niet eten, en ja hoor, wat doen ze… De nachtmerrie komt uit. En wie is de eerste die ze ontmoeten? Inderdaad, God is er meteen bij.

Even later gebeurt het volgende ondenkbare. Alles overstroomt – een zeer oude angst die plotseling weer actueel voelt – en juist daar is dan de regenboog. God is erbij.

Het is hetzelfde refrein bij Jozef. Wat is erger dan dat je bloedeigen broers je verkopen, een wraakzuchtige vrouw je in de gevangenis laat belanden en iedereen je daar vergeet. “En de Heer was met Jozef”, klinkt het steeds weer na ieder nieuw dieptepunt.

Daarbij vergeleken is één zetel halen natuurlijk peanuts. Maar die dagelijkse oefening in nuchterheid helpt me ook daarbij. Liever zeven zetels, natuurlijk, maar stel dat het er eentje wordt, dan nog is er geen paniek in de hemel. Zoals er in de Bijbel nooit paniek in de hemel is – hooguit gejuich als weer iemand gevonden is.

We bevinden ons nu in de Veertigdagentijd. Ook weer zo’n oefening in nuchterheid. Letterlijk natuurlijk, omdat veel christenen nu minderen met alcohol. Maar ook figuurlijk. Jezus zocht ooit bewust de woestijn op, veertig dagen lang gaat hij vasten. Het is alsof hij zichzelf onderzoekt. Wat als alles wegvalt, wie ben ik dan? En juist dan, zoals telkens in de Bijbel, is God nabij.

Wat er ook gebeurt, God omarmt deze wereld. In het diepste dal van duisternis leidt Hij nog als een herder. Zelfs in een periode die voelt als een woestijn, laat Hij zich vinden. God vindt zijn wegen wel.

Want daar loopt de Bijbel op uit. Eindelijk, eindelijk kwam de Messias. Hij zou alles mooi maken, Hij zou het land redden. En net als je denkt dat het zal gebeuren, wordt Hij gekruisigd. Maar nee, een duistere dag verder, een schitterende ochtend: God heeft alles omgekeerd, het is Pasen.

Als christen leef ik met dat besef, dat ooit nota bene de Messias gekruisigd werd en het zelfs toen nog goed kwam. En als ik daardoor weet dat er leven na de dood is, dan is er ook zeker leven na 17 maart. Wat de uitslag ook wordt.

(Deze column verscheen ook in het Nederlands Dagblad)