Zes mythes over de vrijheid van onderwijs

eppo
CU logo onder elkaar blauw
Blog by Webredactie on March 6, 2017 at 12:07 PM

Zes mythes over de vrijheid van onderwijs

De vrijheid van onderwijs ligt onder vuur; het zou niet meer van deze tijd zijn, bijdragen aan segregatie, scholen zouden achterstandskinderen uitsluiten, tweedeling tussen leerlingen stimuleren. Er leven verschillende vooronderstellingen die de ronde doen in de publieke opinie, terwijl deze niet op feiten berusten. 

Met deze blog zullen we een zestal mythes langsgaan en aantonen dat deze niet waar zijn. Op deze manier willen we mythes ontkrachten, maar ook laten zien wat er juist wel gebeurt.

Mythe 1: 'De vrijheid van onderwijs is een belangrijke oorzaak van segregatie'

Bijzondere scholen zouden leerlingen weigeren en daarmee bijdragen aan segregatie in de samenleving. De cijfers laten echter zien dat deze stelling geen stand kan houden. Leerlingen met een niet-Nederlandse achtergrond zitten in meerderheid op de bijzondere scholen. Dit blijkt uit een analyse van Verus van NOAT-leerlingen. NOAT staat voor Nederlands Onderwijs Anderstaligen. Hieruit blijkt dat van het totaal aantal NOAT-leerlingen 60% op bijzondere scholen zit en 40% op openbare scholen.
De Beatrixschool in de Schilderswijk in Den Haag is hiervan een mooi voorbeeld. Deze school is uitgesproken christelijk en staat naast een openbare school. Toch zijn hier leerlingen van 35 nationaliteiten die een plek hebben gevonden op deze school. Ook niet-christelijke ouders kiezen voor deze school met de Bijbel, vanwege de onderliggende waarden en de kwaliteit van het onderwijs.

Mythe 2: 'Het schoolaanbod sluit niet meer aan bij de wensen van ouders'

Staatssecretaris Dekker zei vorig jaar dat het onderwijs ‘immuun’ lijkt te zijn geweest voor het proces van ontzuiling en secularisering. Hij impliceert dat de ontwikkeling van secularisering ook tot een ander scholenaanbod zou moeten leiden, terwijl ouders al vrij kunnen kiezen voor een openbare school, een christelijke school, een vrije school, een Montessorischool, etc.

De vrijheid van onderwijs heeft geleid tot een sterk en pluriform onderwijssysteem. Tweederde van de scholen in het primair en voortgezet onderwijs is ‘bijzonder’, eenderde is openbaar. Uit onderzoek van Verus en de VGS uit augustus 2016 blijkt dat 85% van de ouders in het primair onderwijs en 83% van de ouders in het voortgezet onderwijs (zeer) tevreden is met het schoolaanbod waaruit zij kunnen kiezen. Als ouders eenmaal voor een school gekozen hebben, geeft maar liefst 92% aan (zeer) tevreden te zijn over de uiteindelijke gekozen school voor hun kind; dit geldt voor zowel ouders in het PO als voor ouders in het VO.

Mythe 3: 'Het bijzonder onderwijs draagt bij aan tweedeling tussen leerlingen'

Tienduizenden leerkrachten in het bijzonder onderwijs zetten zich elke dag met hart en ziel in om ieder talent te laten ontwikkelen. Hierbij vindt onderwijs plaats op alle niveaus en wordt benadrukt dat ieder kind zijn eigen talent heeft. Dat bijzonder onderwijs bijdraagt aan tweedeling tussen leerlingen is onzin. De grootste oorzaken zijn te herleiden tot de achtergrond van leerlingen, thuissituaties en de toets cultuur binnen het onderwijs. Kinderen met hoogopgeleide ouders krijgen vaker een hoger schooladvies constateerde de onderwijsinspectie in haar jaarverslag 2014/2015. Dit is een zorg die geldt voor zowel bijzonder onderwijs als openbaar onderwijs. Ook de doorgeslagen toets cultuur draagt bij aan deze tweedeling, doordat leerlingen al van jongs af aan het label ‘dom’ of ‘slim’ krijgen opgeplakt. De enorme hoeveelheid verplichte toetsen die er moet worden afgenomen tijdens de basisschoolperiode maakt dat leerlingen al vroeg in een bepaalde hoek worden geplaatst. Op deze thema’s moet gefocust worden om tweedeling tegen te gaan en niet op de veronderstelde kwalijke rol van het bijzonder onderwijs.

Mythe 4: 'Bijzondere scholen weigeren leerlingen op basis van achtergrond, huidskleur of intelligentie'

Dit is een valse beschuldiging aan 4500 scholen in het bijzonder onderwijs. Vrijwel alle scholen in Nederland zijn algemeen toegankelijk en selecteren dus geen leerlingen. Slechts 1 tot 3% van de scholen in Nederland met een uitgesproken grondslag, zoals Joodse en reformatorische scholen, vraagt ouders om de grondslag expliciet te onderschrijven. Selectie op basis van afkomst of huidskleur is zelfs wettelijk verboden en dus ook niet mogelijk.

Wel is het zo dat scholen eisen kunnen stellen aan leerkrachten die willen werken op een school. Deze moeten de identiteit op een geloofwaardige manier vorm en inhoud kunnen geven. Dit zou overigens ook gelden voor een openbare school, waar een evangeliserende leerkracht zou willen werken. Dit is onverenigbaar met de identiteit van de school, wat daarmee ook een legitieme reden zou zijn om deze leerkracht niet aan te nemen.

Mythe 5: “Christelijke scholen zijn gesloten bolwerken, er is geen ontmoeting met andere culturen”

Er is al eerder gezegd dat 60% van de leerlingen met een niet-Nederlandse achtergrond op een bijzondere school zit. Dit laat direct de enorme verscheidenheid zien waar ruimte voor is binnen het bijzonder onderwijs. Naast het feit dat verschillende culturen hun plek kunnen vinden op deze scholen, treden de christelijke scholen ook naar buiten. Twee mooie voorbeelden hiervan zijn het Wartburg College en de Community school in Delft.

Het Wartburg college in Dordrecht heeft in zijn visie staan dat ze betrokken en dienstbaar is aan de samenleving en daarin ook zijn plek wil innemen. Dit laat men zien door de maatschappelijke stages die leerlingen kunnen lopen in verschillende facetten van de samenleving. De Community school heeft zich verbonden met verschillende organisaties en initiatieven bestaande uit; de school, kinderopvang en zorg- en welzijnsorganisaties. De school wordt daarmee één organisatie waarin zorg, school en instanties samenwerken. Naast deze twee voorbeelden zijn er nog tal van andere scholen te noemen, maar het toont de open houding die er aanwezig is binnen de christelijke scholen.

Mythe 6: “Door de vrijheid van onderwijs krijgen ook Islamitische scholen de ruimte en kunnen Turkse Nederlanders politieke Gülen- of Erdoganscholen starten.”

Binnen de ruimte van de wet is er veel mogelijk in Nederland, waarmee artikel 23 ook de mogelijkheid geeft voor andere geloofsovertuigingen om scholen op te richten. Aan de oprichting van scholen zijn echter strenge eisen verbonden. Zo is er een ondergrens van 200 leerlingen voor een school, die binnen 5 jaar bereikt dient te worden. Ook mag er geen school opgericht worden op basis van een politieke stroming, maar alleen op basis van een geloofsovertuiging. En moeten scholen zich houden aan de grenzen van de rechtstaat. Dit geldt ook voor de bestuurders en leerkrachten, wordt dit niet gedaan dan zal daar krachtig tegen worden opgetreden. Verder dienen scholen zich te houden aan de kerndoelen, bijv. op het gebied van democratie, vrijheden en omgaan met elkaar. De onderwijsinspectie houdt hier toezicht op en zal actie ondernemen mocht blijken dat hier teveel ruimte wordt genomen.

De eisen voor het oprichten van een nieuwe school en het blijven voldoen aan de eisen die worden gesteld zijn goed geborgd. Binnen die ruimte is het mogelijk om scholen met een andere levensovertuiging op te richten mits dit niet conflicteert met de Nederlandse rechtstaat.

Tags: ,