Begrotingstekort
De politiek staat nu voor een lastige taak. We moeten terug naar normaal en voorzichtig begrotingsbeleid, waarbij we ons houden aan begrotingsafspraken en we de staatsschuld duidelijk onder de 60% van het bbp houden, zonder dat de gezinnen en alleenstaanden met een kleine portemonnee daar de dupe van worden en zonder dat noodzakelijke investeringen in woningbouw, openbaar vervoer en de energietransitie tot stilstand komen. We staan voor een hoop uitdagingen waarbij extra geld een helpende remedie zou zijn maar tegelijkertijd geldt wel dat niet alles kan, en zeker niet tegelijkertijd. Dat betekent dat we kritisch zijn op het gegroeide gebruik om politieke verschillen maar af te kopen met het ertegenaan gooien van heel veel belastinggeld. En in het besef dat eenieder voor alle tegenslag en prijsstijgingen compenseren financieel niet kan en de inflatie alleen maar verder aanwakkert. De ChristenUnie kiest er daarom voor om de zwakste schouders het meest te ontzien.
- Meet succes af aan brede welvaartsindicatoren. BBP-groei als heilige graal ontneemt het zicht op wat echt telt voor mensen en wordt daarom minder leidend. Er komt een brede welvaartsindicator, zoals de door het CBS ontwikkelde brede welvaartsmonitor - waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met economische impact, maar ook met ecologische en sociaal-maatschappelijke impact hier en nu én daar en later. Deze monitor krijgt een gelijkwaardige positie naast de puur economische analyses bij het ramen, opstellen en evalueren van begrotingen en beleid. Dat betekent dat de Monitor Brede Welvaart een centrale rol gaat vervullen bij het opstellen en doorrekenen van de Miljoenennota, de Rijksbegroting, regeerakkoorden en verkiezingsprogramma’s.
- Koester de publieke zaak. Publieke sectoren zijn geen kostenpost, maar een belangrijke randvoorwaarde voor een goed functionerende samenleving en bloeiende economie. Bezuinigen op toezicht, handhaving, veiligheid en uitvoering, zoals na de kredietcrisis is gebeurd, is een no go. Tegelijk bewaken we dat de snelle groei van de zorguitgaven noodzakelijke investeringen niet wegdrukken. Naast het nemen van concrete maatregelen, zoals het in loondienst brengen van medisch specialisten, gaat het hierbij om de manier waarop besluitvorming tot stand komt. Op dit moment vergen extra investeringen in bijvoorbeeld de kwaliteit van het onderwijs expliciete politieke besluiten, terwijl extra uitgaven die de kwaliteit van de zorg verhogen automatisch tot stand komen. Dat trekken we gelijk, voortaan vergen beide politieke besluitvorming.
- Gemeenten verdienen beter. De in 2015 gedecentraliseerde taken op het gebied van jeugd, maatschappelijke ondersteuning en zorg hebben een gat geslagen in de gemeentelijke begrotingen. Het Rijk is de afgelopen jaren vooral met incidentele steun bijgesprongen. Deze bijdragen moeten structureel worden. De opschalingskorting wordt geschrapt. De bijdragen vanuit het Gemeentefonds voor gemeenten moeten stabiel en voorspelbaar gaan groeien, zodat er ruimte is om de komende jaren extra te investeren in betaalbare woningbouw en het met grote urgentie isoleren van slecht geïsoleerde huizen van mensen met lagere inkomens.
- Belastingverschuiving naar lokaal. Passend bij de grotere verantwoordelijkheden die gemeenten de afgelopen jaren hebben gekregen, vindt een verschuiving plaats van rijksbelastingen naar lokale belastingen. Gemeenten krijgen zo meer ruimte om eigen belastingen te heffen, terwijl het Rijk tegelijkertijd de inkomstenbelasting verlaagt.