Versterking toepassing profijtbeginsel bij de watersysteemheffing

Molens langs het water
Senator Eric Holterhues - portret.jpg
Door Eric Holterhues op 28 januari 2025 om 14:50

Versterking toepassing profijtbeginsel bij de watersysteemheffing

Vandaag spreken we over de waterschappen. We kunnen trots zijn op onze waterschappen. Al eeuwenlang spelen ze een vitale rol in het waterbeheer in ons land. Onze waterschappen zijn uniek. Al eeuwen hebben we ervaring om met elkaar te polderen: om verschillende, soms tegengestelde belangen met elkaar af te wegen en zo te komen tot een gedragen besluit. Dit is diep in het DNA gaan zitten van onze Nederlandse samenleving en dit moeten we blijven koesteren. Misschien is deze houding van polderen wel actueler dan ooit.

De waterschappen hebben steeds ingespeeld op veranderende tijden en omstandigheden en doen dit ook nu. En de toekomst brengt een hoop uitdagingen met zich mee. Door klimaatverandering zien we steeds meer extremen: voorjaarsstormen en hoogwaterstanden, maar ook lange periodes van droogte, waarmee onze drinkwatervoorziening in het gedrang komt. En natuurlijk de stijging van de zeespiegel. Als laagland in de rivierendelta en buur van de Noordzee zijn wij hier kwetsbaar voor.

Daarom vindt mijn fractie het van belang dat we meewerken aan de toekomstbestendigheid van de waterschappen. Het wetsvoorstel dat voor ligt, richt zich in de eerste plaats op het profijtbeginsel binnen de watersysteemheffing. In het verleden werd het profijtdeel bepaald door de economische waarde van de grond binnen vier categorieën, maar dit heeft geleid tot een oneerlijke scheefgroei binnen de watersysteemheffing die het daadwerkelijke profijt niet reflecteert. Grote waardestijgingen van woningen betekenen immers niet dat woningen daadwerkelijk meer zijn gaan profiteren van bestaande dijken. Herziening van het profijtbeginsel is dus nodig. Dit concludeerde ook de OESO in 2014.

Met dit wetsvoorstel krijgen waterschappen meer handvatten om differentiatie in tarieven te kunnen vaststellen, gericht op specifieke gebiedskenmerken en opgaven, zoals de ongebouwde dichtheid en de natuurdichtheid. Wanneer een categorie relatief veel hectares inneemt, verricht het waterschap immers relatief veel inspanning voor deze categorie. De nieuwe systematiek leidt dus tot een betere toepassing van het profijtbeginsel. Daarmee wordt de aanbeveling van de OESO ingepast in het stelsel. Ook wordt met het nieuwe onderscheid tussen woningen en niet-woningen de ongelijkmatige lastenontwikkeling in de categorie gebouwd, die is ontstaan door de waardestijgingen van woningen, afgeremd. Mijn fractie is hier groot voorstander van.

Ook de uitstekende technische briefing maakte duidelijk dat dit wetsvoorstel breed gedragen wordt door de waterschappen.

Uitvoeringsaspecten

Wel heeft mijn fractie een aantal vragen.

Mijn fractie kan zich voorstellen dat het profijtbeginsel ‘nieuwe stijl’ ook kan leiden tot allerlei bezwaarprocedures. En net zoals bij beschikkingen voor gemeentelijke belastingen, worden beschikkingen die voor de waterschapsbelastingen worden afgegeven vaak sterk geconcentreerd verzonden. En vaak gaat er in veel gevallen geen aangifte aan vooraf, wat het nog lastiger maakt om binnen een beslistermijn van 6 weken een besluit te nemen, zo leest mijn fractie in de memorie van toelichting. Het wetsvoorstel trekt de lengte van de bezwaartermijn daarom gelijk met die van bezwaarschriften inzake gemeentelijke belastingen.

  • Is deze wijziging voldoende om een piek aan bezwaarschriften aan te kunnen? Is er bij de vormgeving van de overgang tussen 'stelsels' rekening gehouden met een nog hogere piek dan normaal?

Een andere zorg die boven water kwam in mijn contact met waterschappen in voorbereiding op dit debat betreft de afdracht aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Sommige waterschappen hebben geen primaire keringen, en betalen de bijdrage aan het HWBP met de inkomsten uit de watersysteemheffing op basis van solidariteit. In het nieuwe kostentoedelingsmodel moeten waterschapsbesturen voortaan aan de hand van gebiedskenmerken de tarieven vaststellen, binnen de bepaalde bandbreedtes. Waterschappen kunnen in hun motivering beschrijven welke gebiedskenmerken aanleiding geven voor vergroting van het solidariteitsdeel dat ingezetenen betalen.  

  • Mijn fractie vraagt zich af wat dit nieuwe kostentoedelingsmodel betekent voor de afdracht aan het HWBP van de waterschappen die niet over primaire keringen beschikken. Zij kunnen dit immers niet motiveren aan de hand van hun gebiedskenmerken, waardoor het tarief dat ze kunnen heffen lager uitvalt en wellicht niet meer de vereveningsbijdrage kunnen dekken. Dat voelt scheef, want iedereen in Nederland heeft baat bij de primaire waterkeringen en individuele gebiedskenmerken van het waterschap zouden die landelijke solidariteit niet moeten ontmoedigen. Hoe houdt dit wetsvoorstel rekening met deze waterschappen zonder primaire keringen en hun afdracht aan het HWBP?

Ten slotte, het voorliggende wetsvoorstel vormt een eerste stap in de herziening van het belastingstelsel van de waterschappen, maar er lijkt meer aan te komen. Zo wordt momenteel onderzocht of het mogelijk is om de zuiverings- en verontreinigingsheffing meer op basis van de omvang van huishoudens te heffen.

  • Hoe ziet het vervolgtraject eruit? Kan de minister een overzicht geven van welke veranderingen met betrekking tot de waterschapsbelasting er momenteel in de maak zijn en welk tijdpad hij hierbij voor zich ziet?

Mijn fractie ziet uit naar de beantwoording van de minister.

Labels: ,