Energiewet
Voor ons ligt het voorstel voor de nieuwe Energiewet. Naar het oordeel van mijn fractie is het belangrijk dat er een nieuwe wet komt; de huidige Gaswet en Elektriciteitswet van 1998 zijn alweer 26 jaar oud en niet meer up to date. In die 26 jaar is er heel veel gebeurd. Het wetsvoorstel schept een toegankelijk en geactualiseerd ordeningskader, voldoet aan geactualiseerde Europese wet- en regelgeving en geeft tevens antwoord op de noodzakelijke energietransitie om de afgesproken klimaatdoelen te behalen.
Dit wetsvoorstel wordt tevens positief ontvangen door de sector, hetgeen onder andere bleek uit de deskundigenbijeenkomst die de toen nog geheten commissie Economische Zaken en Klimaat een aantal maanden geleden heeft gehouden.
Hoewel mijn fractie en die van OPNL een positieve grondhouding heeft ten opzichte van dit wetsvoorstel, zijn er ook zorgen. Die spitsen zich met name toe op de uitvoering van de wet, de gemiste kans om energiearmoede aan te pakken en de vraag of de wet voldoende flexibiliteit biedt voor de energietransitie.
Personeel netbeheerders
Allereerst de uitvoering. Een belangrijke voorwaarde voor het succes van de wet is de uitvoeringscapaciteit. Binnen mijn fractie bestaan er zorgen over de capaciteit bij netbeheerders; belangrijke schakels binnen het energiesysteem. Na jarenlange voorbereiding staat er een omvangrijke wet op papier, maar hoe vertaalt die papieren werkelijkheid zich naar de praktijk?
De overgang naar duurzame energiebronnen is complex en vraagt veel. Dit kwam ook duidelijk naar voren tijdens de deskundigenbijeenkomst. De benodigde aanpassingen, uitbreidingen en verzwaringen van het elektriciteitsnetwerk vragen om voldoende geschoold personeel. Het personeelstekort bij netbeheerders is rechtstreeks van invloed op de uitvoering van de energiewet: als netbeheerders niet voldoende capaciteit hebben, kunnen zij hun wettelijke verplichtingen niet nakomen. Zonder voldoende man- en vrouwkracht kunnen de doelstellingen voor duurzaamheid en klimaat niet worden bereikt.
Voorzitter, deze vraag is tijdens het debat van afgelopen week over de Wet Gemeentelijke Instrumenten Warmtetransitie ook al naar voren gekomen, maar ook in het kader van deze wet lijkt het me een urgente vraag:
- Kan de minister reflecteren op de arbeidsmarktkrapte in de technieksector? Hoe gaat de minister deze krapte aanpakken in de context dat er in veel sectoren grote personeelstekorten zijn?
Energiearmoede
Voorzitter, de Energiewet verstevigt de positie van de consument in de markt. Tijdens de energiecrisis werd duidelijk dat dit geen overbodige luxe is. De energiecrisis liet zien hoe kwetsbaar consumenten kunnen zijn voor prijsvolatiliteit, ondoorzichtige contracten en faillissementen van energieleveranciers. Dat de wet onder meer voorziet in de mogelijkheid om te allen tijde een vast contract af te sluiten en de lat hoger legt voor het verkrijgen en behouden van vergunningen op de energiemarkt, stemt mijn fractie dan ook positief. Toch zijn niet alle punten die zijn aangedragen door de ACM overgenomen in de wet.
- Voorzitter, hoe kijkt de minister naar het punt van kritiek van de ACM dat het vaststellen van maximumtarieven geen onderdeel is van de Energiewet? Zonder deze maatregel missen consumenten bij onredelijke tarieven directe compensatie. Waarom is ervoor gekozen dit voorstel niet over te nemen?
Voorzitter, om hier verder op door te gaan: De Raad van State adviseert in het advies bij dit wetsvoorstel om “in het wetsvoorstel een regeling op te nemen om kwetsbare afnemers van gas en elektriciteit te beschermen.” In de deskundigenbijeenkomst werd onder andere door TNO en door het NIBUD stil gestaan bij energiearmoede. TNO geeft aan dat het “een punt van zorg of van aandacht is dat "energiearmoede" niet is gedefinieerd, net als de term "kwetsbare afnemer" later in de wet”. Het NIBUD geeft aan dat “energiearmoede weliswaar wordt genoemd in het begin van de wet als een van de belangrijkste uitgangspunten die moet worden geadresseerd, maar tegelijkertijd is de wet heel summier als er boter bij de vis moet worden geleverd en de kwetsbaarheid moet worden gedefinieerd en geoperationaliseerd.”
Los van rechtvaardigheid - energie moet beschikbaar zijn voor iedereen - brengt energiearmoede een gevaar met zich mee voor het draagvlak voor de energietransitie. In de deskundigenbijeenkomst zei de directeur van het NIBUD dat “het debat over de grote transities de neiging heeft om als technisch debat gevoerd te worden en veel minder als een debat over eigenaarschap, draagvlak en betaalbaarheid.”. Ook het advies van de Raad van State tendeert in deze richting wanneer de Raad zegt dat de regering moet “beoordelen of burgers met het wetsvoorstel uit de voeten kunnen, of het ‘doenbaar’ is voor burgers.”
Deze opmerkingen herkent mijn fractie. Veel transities - hoe goed en terecht ook - zijn erg rationeel en technocratisch ingestoken en gaan over de hoofden van mensen heen. Mensen voelen er geen eigenaarschap bij en als het hen dan ook nog raakt in de portemonnee verdampt het draagvlak snel. Dit kan bovendien de toch al zorgelijke polarisatie en tweedeling in onze samenleving verder versterken. Dit wetsvoorstel lijkt zo een gemiste kans. Het lijkt vooral een technische benadering, die niet fout is maar wel onvolledig.
Daarnaast: hoewel het wetsvoorstel vooruitgang boekt met de verplichting van modelcontracten, blijft het een probleem dat veel mensen geen overzicht hebben van de energiemarkt – of sterker nog: hun eigen energierekening. Dit zorgt ervoor dat kwetsbare consumenten moeilijk weloverwogen keuzes kunnen maken, wat bijdraagt aan ongelijkheid. De wet mist hier kansen om consumenten beter te ondersteunen in hun keuzes.
Tot slot zwijgt de wet grotendeels over de vraag hoe de kosten van de energietransitie eerlijk worden verdeeld. Het risico bestaat dat kwetsbare groepen, zoals huurders en mensen zonder verduurzamingsopties, onevenredig zwaar worden belast, terwijl de voordelen vooral ten goede komen aan andere groepen.
- Waarom biedt de nieuwe Energiewet geen structurele waarborg tegen extreme energieprijsstijgingen, waardoor consumenten bij een nieuwe crisis opnieuw afhankelijk zijn van incidentele maatregelen?
- Waarom wordt in dit wetsvoorstel energiearmoede en kwetsbare afnemers niet verder gedefinieerd?
- Kan de minister reflecteren op de kritiek van TNO en NIBUD met name als het gaat om energiearmoede en het noodzakelijke draagvlak om de energietransitie uit te kunnen voeren.
- Is de minister van plan er, meer dan de wet nu doet, voor te zorgen dat alle consumenten in staat zijn weloverwogen keuzes te maken?
- Hoe voorkomt de minister dat de kosten van de energietransitie onevenredig terechtkomen bij kwetsbare groepen?
Participatie
Voorzitter, de technocratische insteek van de energietransitie benadrukt des te meer het belang van lokale participatie als onmisbaar aspect van de energietransitie. Uit deze wet volgt dat decentrale overheden regels kunnen stellen omtrent de lokale participatie in de productie uit hernieuwbare bronnen. Op dit moment loopt een eerste verkenning of en op welke manier hier invulling aan gegeven kan worden.
- Kan de minister toezeggen de resultaten uit de eerste verkenning omtrent lokale participatie met beide Kamers te delen?
- Kan de minister toezeggen om de AMvB voorafgaand aan de definitieve vaststelling aan beide Kamers voor te leggen?
Toekomst
Voorzitter, als afsluiting wil ik een fundamenteel punt maken met het oog op de toekomst; me dunkt passend bij deze kamer als ‘chambre de reflexion’. Ons energiesysteem staat voor een grote opgave. Het hoofddoel van deze wet is helder: zij moet fungeren als stevig wettelijk fundament voor de energietransitie en een veilige, betrouwbare en betaalbare energievoorziening waarborgen. Het in balans brengen van deze functies is geen gemakkelijke opdracht.
Voorzitter, een goed functionerend energiesysteem vraagt om heldere kaders die actoren in de energiemarkt de juiste rol en verantwoordelijkheid toewijzen. Dit raakt aan het werk dat de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering/Verzelfstandiging van de Eerste Kamer onder voorzitterschap van mijn illustere voorganger als senator van mijn fractie Roel Kuiper heeft gedaan. De commissie constateert in haar rapport Verbinding verbroken? Onderzoek naar de parlementaire besluitvorming over de privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten: “Het privatiserings- en verzelfstandigingsbeleid wordt gekenmerkt door een opeenstapeling van doelstellingen en maatregelen. Deze bestuurlijke stapeling roept vervolgens weer nieuwe vormen van regulering en bureaucratisering op. Verzelfstandiging kan kennelijk vele vormen aannemen. Het resultaat is een complexe situatie van publieke, semi-publieke en private partijen die met elkaar samenwerken, waarbij zich aanzienlijke sturings- en ordeningsvragen blijven voordoen.” De commissie constateert dat “het privatiserings- en verzelfstandigingsbeleid van de afgelopen twintig jaar heeft ontbroken aan een samenhangende visie op rijksoverheid en publiek belang. Er was sprake van een opeenstapeling van beslissingen, motieven en organisatievormen, hetgeen voor bestuurders, politici en burgers tot een complexe situatie heeft geleid.” [1]
De vraag in deze is of de scheiding tussen publieke netbeheerders en commerciële aanbieders van elektriciteit ook geen grote nadelen kent. We zien dat andere Europese landen zonder groepsverbod[2], zoals Zweden en Denemarken, beter in staat lijken om verduurzaming en leveringszekerheid te combineren. De vraag is niet alleen of het groepsverbod ons beperkt, maar of onze - in Europa unieke – positie van privatisering en verzelfstandiging ons soms onbedoeld belemmert bij het versnellen van de energietransitie. Als we echt willen dat ons energiesysteem de uitdagingen van de toekomst aankan, moeten we bereid zijn dit soort vraagstukken opnieuw ter discussie te stellen.
- Kan de minister ook hierop reflecteren?
[1] Verbinding verbroken? Onderzoek naar de parlementaire besluitvorming over de privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering/Verzelfstandiging