Wet wijziging Meststoffenwet
De fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel. Het is zaak dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt. Al te lang is er geen vooruitgang op dit dossier, terwijl we al lang weten dat de Europese uitzonderingen ten aanzien van het Nederlandse mestoverschot eindig zijn.
Steeds weer boeren hoop geven door te zeggen dat we met de vuist op tafel gaan slaan in Brussel om een uitzondering in deze te bedingen, helpt - naar het oordeel van mijn fractie - niet. Integendeel zelfs. Daarmee blijft er onzekerheid bestaan voor de toekomst en deze onzekerheid is niet goed voor het milieu, is niet goed voor de kwaliteit van het drinkwater en is niet goed voor de boeren. Zij blijven in een constante onzekerheid over hun toekomst.
Het is daarom goed dat er nu een wetsvoorstel ligt dat de nationale en sectorale mestproductieplafonds aanpast en daarmee noodzakelijke maatregelen neemt om overschrijdingen te voorkomen. Wij begrijpen de gekozen systematiek: zoals bij elke keuze zijn er voor- en nadelen, maar alles afwegend lijkt deze aanpak het meest voor de hand te liggen.
Tegelijkertijd roept de wet bij onze fractie een aantal vragen op.
Perspectief jonge boeren
Zoals gezegd heeft het wetsvoorstel ook een aantal nadelen. Zo werken de maatregelen nadelig uit voor jonge boeren. Met name de overname van bedrijven komt in gevaar. Dit gebeurt in de context van de zorgelijke vergrijzing van de sector. Menig boer heeft geen bedrijfsopvolging en met dit wetsvoorstel wordt het er niet beter op.
Vooral onder jonge boeren is er een grote behoefte aan duidelijkheid en perspectief - essentiële voorwaarden voor verantwoord ondernemerschap. Het overnemen van een bedrijf brengt grote financiële verantwoordelijkheden met zich mee. Met name veel kleine bedrijven zitten zonder opvolger, met als gevolg dat met name grootschalige, vaak intensieve, bedrijven overblijven. Dit terwijl kleinschalige boeren vaak een diverser verdienmodel hebben en een belangrijke rol vervullen in het behouden en onderhouden van het Nederlandse landschap.
- Hoe voorkomt de minister de negatieve effecten voor met name jonge boeren? Hoe zorgt de minister voor toekomstperspectief voor hen? Kan de minister toezeggen wanneer zij met concrete plannen in deze komt?
Perspectief biologische landbouw
Daarnaast ontzien de maatregelen de biologische landbouw niet, terwijl naar het oordeel van mijn fractie, juist de biologische landbouw niet het probleem is; de biologische sector maakt immers geen gebruik van de derogatie. Ook wordt er binnen de biologische sector geen kunstmest toegepast. Mijn fractie begrijpt echter dat er sprake is van een acuut mestprobleem en dat alle veehouders een steentje moeten bijdragen. Tegelijkertijd zou biologische landbouw naar ons oordeel juist gestimuleerd moeten worden, omdat het een van de oplossingen is voor de toekomst van landbouw.
- Deelt de minister de mening van onze fractie dat biologische landbouw een van de oplossingen is voor de toekomst van de landbouw? Welke concrete plannen heeft de minister om juist de biologische landbouw te stimuleren?
- Nederland heeft de ambitie dat in 2030 15% van het landbouwoppervlak voor biologische landbouw gebruikt wordt. Kan de minister toezeggen wanneer zij met concrete plannen in deze komt?
Korte termijn perspectief
Op korte termijn is er echt een probleem. Op 1 januari 2026 is er een gigantische hoeveelheid mest die men niet kwijt kan. In totaal verliest Nederland ongeveer 78 miljoen kilogram stikstof, wat neerkomt op maar liefst 20% van de totale mestproductie van de Nederlandse veestapel. Mestkelders komen door het wetsvoorstel op de korte termijn niet leeg en afvoeren van mest kan alleen tegen hoge kosten als er al ruimte is op de mestmarkt. Het is niet ondenkbaar dat de afschaffing van de derogatie alsnog uitloopt op een mestcrisis, waardoor boeren acuut in de problemen komen.
Dit wetsvoorstel voorziet naar verwachting in oplossing op de middellange termijn. Er zijn echter verschillende onzekerheden opgenomen. Zo wordt er uitgegaan van een verwachte deelname aan LBV en LBV plus en een bepaalde elasticiteit in de handel van fosfaatrechten. Ook is het de vraag of het voor een deel van de stoppende boeren niet juist aantrekkelijker wordt om de schaarser wordende fosfaatrechten te verkopen in plaats van deel te nemen aan de stoppersregeling. Op die manier blijven rechten toch in de markt.
Gezien deze onzekerheden is het dan ook zeer de vraag of dit wetsvoorstel op korte termijn een oplossing biedt; ook de Raad van State plaatste hier kanttekeningen bij. Hoewel het begrijpelijk is dat er aannames moeten worden gedaan, onderstrepen ze de noodzaak van meer stappen en keuzes op korte termijn.
- Beschouwt de minister deze maatregelen als voldoende om de problemen op korte termijn aan te pakken?
- Welke alternatieve maatregelen overweegt de minister als het huidige pakket onvoldoende effectief blijkt in het beperken van het mestoverschot? Hoe kan een generieke korting worden voorkomen?
- Wat kan de minister toezeggen om op korte termijn boeren die zitten met een mestoverschot te helpen?
Lange termijn perspectief
Op langere termijn is naar het oordeel van mijn fractie grondgebonden landbouw de toekomst.
Dit is ook de toekomstvisie van onder andere de vakgroep Melkveehouderij van LTO Nederland: “Gras is de basis van het rantsoen van de koe. Ruwvoer komt van eigen grond of grond in de directe omgeving, zodat elk melkveebedrijf op buurtniveau zelfvoorzienend is voor gras en ruwvoedergewassen. Elke melkveehouder kan zijn mest kwijt op zijn eigen bedrijf of direct in de buurt. Hierdoor ontstaan lokale kringlopen van voer en mest, die passen in een circulaire economie. Dit kan de positie van Nederlandse zuivel op de markt en in de samenleving versterken”. Aldus de vakgroep.
We moeten toe naar een landbouwsector die in balans is met de draagkracht van ons stukje aarde. Daarbij horen concrete afspraken over grondgebondenheid die onbedoelde gevolgen, zoals voor permanent grasland en de samenwerking tussen melkveehouders en akkerbouwers, zoveel mogelijk vermijden. Al jaren wordt er nagedacht en gepraat over de concrete invulling van grondgebondenheid en er ligt al ontzettend veel kennis op tafel. In de overleggen over het landbouwakkoord zijn veel bruikbare opties naar voren gekomen. Hoog tijd om knopen door te hakken.
- In de onderhandelingen richting een landbouwakkoord zijn al veel perspectieven naar voren gekomen en oplossingsrichtingen besproken. Welke toegevoegde waarde of nieuwe informatie denkt de minister te behalen door uitstel? Hoe weegt de minister dit af tegen de extra tijdsdruk en het uitstel van perspectief waartoe dit voor boeren, ketenpartners en medeoverheden leidt?
- Kan de minister toezeggen wanneer zij met concrete plannen in komt aangaande grondgebonden landbouw?
We zien uit naar de beantwoording van onze vragen.