Wet versterking participatie op decentraal niveau

microfoon
Senator Hendrik-Jan Talsma - portret.jpg
Door Hendrik-Jan Talsma op 28 mei 2024 om 16:00

Wet versterking participatie op decentraal niveau

Een samenleving waarin burgers actief en constructief betrokken zijn bij inrichting en bestuur van hun eigen leefomgeving, waarin zij samen met de overheid verantwoordelijkheid nemen, omzien naar anderen, het goede zoeken en hun steentje bijdragen. Is dat niet geweldig?

Als dat de kernvraag van dit debat zou zijn waren we wat mijn fractie betreft snel klaar, namelijk met een volmondig ja. Warme woorden over een participatiesamenleving haalden niet alleen de troonrede, maar ook het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie. Over de waarde van burgerbetrokkenheid dus geen verschil van mening. Daaraan zal ik de spreektijd van mijn fractie dan ook niet besteden.

Dit wetsvoorstel biedt een juridisch fundament aan burgers die betrokken willen zijn. Een participatieverordening en het uitdaagrecht behoren na aanvaarding van dit voorstel tot de politiek-bestuurlijke standaarduitrusting. Mijn fractie steunt die lijn, maar ziet wel aanleiding om te benadrukken dat burgerparticipatie een veelzijdig en complex thema is dat aan dit juridische fundament alleen niet genoeg heeft. Met andere woorden: ook na aanvaarding van dit wetsvoorstel is er nog heel wat werk aan de winkel. In dat verband enkele opmerkingen.

De kersverse handreiking ‘Aan de slag met participatie’ van de VNG opent met de woorden: “Participatie is niet meer weg te denken uit het dagelijks leven van de Nederlander.” Enthousiaste woorden, zonder meer, maar zijn ze wel waar? Al jaren is het uiterst ingewikkeld om mensen bereid te vinden zich in te zetten als volksvertegenwoordiger in raden, staten en waterschappen, maar ook in wijkverenigingen, bewonerscollectieven en andere initiatieven. Weliswaar zijn er prachtige voorbeelden van hele concrete projecten waarin burgers actief betrokken waren en zelfs het verschil konden maken – zie bijvoorbeeld de website van het kennisnetwerk uitdaagrecht of de brief van het landelijk samenwerkingsverband actieve bewoners – maar participatie als onderdeel van het dagelijks leven, is dat niet wat utopisch?

Dat geldt temeer voor de suggestie dat dit zou gelden voor ‘de Nederlander’. Daar wringt allereerst de schoen. Verschillende fracties hebben in de schriftelijke voorbereiding al aandacht gevraagd voor de zogenoemde ‘participatieparadox’, de beroerde vaststelling dat hoe meer kanalen voor participatie geopend worden, des te groter de ongelijkheid wordt in daadwerkelijke participatie omdat met name een kleine groep mensen met tijd, belangstelling, kennis en ervaring hieraan zal
deelnemen, maar een veel grotere groep dit aan zich voorbij zal laten gaan. Ook de WRR vraagt hiervoor aandacht in het rapport ‘Grip’. Dit is in de visie van mijn fractie een serieus probleem.

Die participatieparadox wordt niet opgelost met dit wetsvoorstel. Dat verwacht mijn fractie ook niet, maar het stelt ons wel voor een vraag naar het bredere perspectief op burgerparticipatie. Een onderzoeker van Movisie zei in dit verband: “Het is waar dat burgerparticipatie kan helpen om burgers meer te betrekken bij het maken en uitvoeren van beleid. Maar het is niet de heilige graal. Want als participatie niet divers genoeg is, kan dit zelfs het tegenovergestelde effect hebben.” Movisie onderscheidt vier soorten stemmen: allereerst de onderbelichte en kwetsbare stemmen, dan de kritische en onbegrepen stemmen, vervolgens de zwijgende stemmen en ten slotte de veelgehoorde stemmen, ook wel aangeduid als de participatie-elite. Die laatste groep kan prima uit de voeten met inspraak- en uitdaagrechten en zal zeker baat hebben bij de juridische basis die dit wetsvoorstel legt, maar mijn fractie vraagt zich af hoe de mensen bereikt en betrokken worden die tot die andere drie groepen van stemmen behoren? Graag een reactie van de Minister.

Een ander aspect betreft de legitimiteit van de representatieve democratie. Ik ga niet herhalen wat ik daarover tijdens het debat over het correctief referendum heb gezegd, maar de waarde van de gekozen volksvertegenwoordiging staat bij mijn fractie zeer hoog in het vaandel. Dat standpunt wordt versterkt door wat de WRR schreef in het rapport ‘Grip’, namelijk dat juist mensen die niet beschikken over voldoende tijd of competenties om te participeren – drie van de vier groepen stemmen waarover ik het eerder had - gebaat zijn bij behartiging van hun belangen door competente volksvertegenwoordigers. Dáár moet de basis liggen voor de terecht door de Minister aangeprezen responsieve overheid en dáár moeten de leefwereld, ideeën en inzichten van inwoners helder op het netvlies staan. Mijn fractie is erg voor burgerparticipatie, maar nog veel meer voor versterking en verankering van de decentrale democratie. Graag hoor ik hoe de Minister hiernaar kijkt en welke initiatieven op dit punt te verwachten zijn om een ‘vertegenwoordigingsparadox’ te vermijden.

Waar het gaat om de uitvoerbaarheid van het voorgestelde constateert mijn fractie dat de gehele uitwerking en ondersteuning van burgerparticipatie aan de decentrale overheden wordt overgelaten. Zij moeten zorgen voor duidelijke kaders, voor inclusie en representativiteit, voor ondersteuning, voor vergoedingen, voor budgetten en contracten en onder de streep moeten zij bovendien een algemene belangenafweging maken die, ondanks alle inspanningen en investeringen, ook kan resulteren in de beslissing om geen gehoor te geven aan de inbreng of initiatieven van de betrokken ingezetenen. Onderzoekers van de Universiteit Leiden benoemden ook al een aantal van dit soort knelpunten en stelden onomwonden vast dat die niet zijn weg te nemen met slechts een algemene wettelijke regeling. Hoe reflecteert de Minister daarop? En waarop baseert de Minister gezien het voorgaande zijn standpunt dat dit wetsvoorstel niet leidt tot een taakverzwaring bij decentrale overheden? Er worden steeds meer taken belegd bij deze overheden. Krijgt men voor de uitvoering daarvan dan ook de mensen en het budget?

Mijn fractie ziet met belangstelling uit naar de beantwoording en reflectie door de Minister.

Labels: ,