Het tijdelijke Covid-19-Herstelfonds van de EU
Het doet me goed na enige maanden van ziekte weer het woord te mogen voeren. Dank aan de fracties, collega’s en griffie voor hun medeleven. De Eerste Kamer mag dan steeds politieker worden, toch is er een hechte basis van camaraderie. En dat mag ook gezegd.
De eerste vraag die we bij het eigenmiddelenbesluit (EMB) moeten stellen betreft de proportionaliteit van het pakket aan maatregelen. Het gaat om een tijdelijk Covid-19-Herstelfonds dat maar liefst €750 mld bedraagt; een combinatie van leningen en subsidies. Onze vraag is wat de meerwaarde is van het leningendeel voor lidstaten. Zij kunnen immers zelf ook profiteren van de lage rente op internationale kapitaalmarkten. Wat is hier nu het precieze voordeel? Is de rente waartegen de Europese Commissie kan lenen beduidend lager dan voor individuele lidstaten geldt? Zijn de aflossingscondities gunstiger? Kan de minister hier een rekenvoorbeeld delen?
Inmiddels zijn een aantal concept-herstelplannen door lidstaten ingediend. Indien de minister deze plannen de revue laat passeren, gaat het dan vooral om aanspraken op de subsidiecomponent van het Herstelfonds? Mijn fractie leest dat ons land zal inschrijven op het subsidiedeel; het betreft om en nabij de €6 mld. Wij lezen ook dat gezien de demissionaire status van het kabinet, dit jaar wordt afgezien van aanspraken op het Herstelfonds. Hoe is deze afweging meer precies gemaakt? Wat gebeurt er indien het middelenplafond al in de eerste ronde wordt genaderd? En wat betekent dit dan voor de Nederlandse aanvraag? Uiteraard moeten we een nieuw kabinet niet voor de voeten lopen, maar anderzijds zijn onze structurele herstelprioriteiten tamelijk helder: tegengaan van de doorgeschoten flexibilisering van de arbeidsmarkt, grote krapte op de woningmarkt, het halen van onze klimaatdoelen en naderbij brengen van de energietransitie, de zorgwekkende maatschappelijke positie van jongeren, om maar een paar voorbeelden te noemen. Laten we, voorzitter, geen kansen liggen door nu onze beurt voorbij te laten gaan? Ook de Raad van State plaatst kanttekeningen. Graag een reactie.
De ChristenUnie-fractie, voorzitter, heeft veel vragen rond het EMB. Maar onder de streep pleiten wij voor een combinatie van solidariteit en nuchterheid. De solidariteit met vooral zuidelijke lidstaten maakt onlosmakelijk deel uit van onze visie op Europa en daarmee op het Herstelfonds. De Italiaanse en Spaanse bevolking hebben een hoge prijs moeten betalen voor de economische crisis in het vorige decennium en de COVID-crisis die Europa nu teistert. Hun arbeidsmarkt is beroerd, er is stevig bezuinigd op pensioenvoorzieningen, de toeristische sector is ingestort. Een sociaal drama dreigt, zeker voor de jongste generatie.
Mijn fractie wil hier verantwoordelijkheid nemen, we moeten deze landen helpen om deze tragedie te keren. Je beroepen op een Europese Unie als waardengemeenschap - stevig geworteld in de Joods-Christelijke traditie - schept ook verplichtingen ten aanzien van kwetsbare lidstaten. Publieke gerechtigheid moet hier leidend zijn. Het gaat dan om gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid, solidariteit, en uiteraard om vrijheid en vrede. Ik wil dat hier nog eens markeren. We laten landen die in de gevarenzone zitten niet aan hun lot over. We laten hun bevolkingen niet verkommeren. Dat staat haaks op de Europese gedachte. Juist nu moeten we laten zien dat noties van rechtvaardigheid, barmhartigheid en saamhorigheid geen loze kreten zijn. Omgekeerd vragen we ook aan de lidstaten om deze noties serieus te nemen. Is er overigens, net als bij het MFK, een koppeling tussen basale rechtsstaatsprincipes en het eigenmiddelenbesluit? De toelichting van de regering op dit punt is erg cryptisch.
Maar ook een zekere Hollandse nuchterheid mag hier niet ontbreken. Er is ook sprake van welbegrepen eigenbelang om de Italiaanse en Spaanse economie te stutten en verdere hervormingen financieel te faciliteren. Zo exporteert Nederland jaarlijks voor meer dan €20 mld aan goederen en diensten naar Italië en zo’n €16 mld naar Spanje. Dat zijn geen kinderachtige bedragen. Beide lidstaten staan in de top-10 van onze exportlanden. Het gaat daarbij vooral om vlees, vis en groenten. Maar ook om chemische producten, machines en dienstverlening. De export naar beide landen wordt vooral door ons mkb bediend. De uitvoer naar Portugal en Griekenland is minder, maar bedraagt opgeteld nog altijd bijna €6 mld. Alles bijeen hebben we het dan over meer dan €40 mld aan exportopbrengsten. Bepaald geen klein bier. Nederland is al met al gebaat bij goed functionerende en duurzame zuidelijke economieën. Het Herstelfonds kan hier soelaas bieden. Laten we dat ook eens hardop zeggen.
Voorzitter, nu is het moment om wat terminologische opheldering aan de minister te vragen. De politieke discussie over de verruiming van eigen middelen ter bestrijding van de COVID-pandemie door de Europese Commissie wordt in belangrijke mate gevoed door het aanpalende, verhitte debat over eurobonds. Mijn fractie heeft er behoefte aan om scherp te krijgen dat het financieringsmodel dat aan het Herstelfonds ten grondslag ligt, geen heimelijke introductie van eurobonds is waarin mutualisatie van nationale schulden van lidstaten de ultieme consequentie is. Het Regeerakkoord is op dit punt duidelijk: de EU is geen schuldengemeenschap. Het voorgestelde model, zo begrijpen wij toch, is uitzonderlijk, tijdelijk en eenmalig waarbij geen hoofdelijke aansprakelijkheid geldt. Verbintenissen worden niet overgenomen indien lidstaten niet aan hun schuldverplichtingen kunnen voldoen. Er is, zoals dat heet, geen ‘joint & several’ garantie.
Klopt dit beeld, zo vraag ik de minister, en hoe weegt hij in deze context de visie van de Raad van State dat verruiming van het eigenmiddelenbeleid de weg plaveit naar introductie van eurobonds die veel ongerichter zijn, en niet één-op-één aan omvangrijke en geaccordeerde economische hersteloperaties zijn gebonden. Kan de minister hier een klip-en-klare redenering aan ons voorhouden dat er geen sprake is van een paradigmaverschuiving? Hoe beoordeelt hij in dit verband de verhouding in het fonds tussen subsidies (€390 mld) en leningen (€360 mld)? Is deze balans op orde wat Nederland betreft?
De tijdelijkheid van het Herstelfonds is een goede zaak. Tegelijkertijd beklemtoont mijn fractie dat onder het geruststellende mom van tijdelijkheid en eenmaligheid, veel overheidsbeleid een sluipend semi-permanente status heeft gekregen. Deelt de minister deze vrees? En zo ja, welke dam werpt hij op? Kan hij mijn fractie toezeggen hier actief op toe te zien? Artikel 5 van het EMB machtigt de Europese Commissie om met het oog op de COVID-19-crisis af te wijken van de gulden regel dat op de kapitaalmarkt opgehaalde middelen niet voor beleidsuitgaven (zie ook artikel 311 VWEU) aangewend mogen worden. Welke garanties zijn hier dat dit geen opmaat wordt tot structurele uitbreiding van de financiële autonomie van de commissie?
Het Herstelfonds maakt terecht een groot punt van het belang van het pakket maatregelen voor de jongste generatie Europeanen. Het vignet ‘Next Generation EU’ geeft dit belang goed weer. Zij waren de grootste slachtoffers van de economische crisis en dreigen dat nu door de COVID-crisis wederom te worden. Een verloren generatie is niet denkbeeldig na deze twee enorme klappen. Hoe voorkomen we, zo vraagt de ChristenUnie-fractie aan de minister, dat vooral jongeren voor de kosten van het fonds opdraaien: de eindafrekening is pas eind 2058 voorzien. Is naar zijn oordeel, de intergenerationele balans op orde? Heeft de minister hier zorgen? Is hij bereid deze intergenerationele effecten eens op hoofdlijnen aan het papier toe te vertrouwen en te delen met de Kamer? In zijn tijd als senator, ik herinner mij dat goed, was de minister zeer begaan met jongeren en hun maatschappelijke positie. Deze toezegging zal hem daarom niet moeilijk vallen.
Voorzitter, indien we het economisch herstelbeleid van Nederland vanuit helikopterperspectief analyseren, dan valt op dat er nogal wat nationale en Brusselse beleidsinstrumenten en fondsen zich opdringen. Het ESM, het Europees Semester, het MFK, de covid-steunpakketten, Invest-NL en dan nu het eigenmiddelenbesluit. Steeds gaat het daarbij om het sterker, socialer en duurzamer maken van onze economie. Wat is nu het onderlinge verband tussen deze instrumenten en fondsen? Het doet een beetje druk aan. Is er, zo vraagt mijn fractie, geen overlap tussen het Herstelfonds en Invest-NL? Bijvoorbeeld wanneer het gaat om fundamentele hervormingen en ons nationale ‘verdienmodel’? Betreft het niet steeds het bespoedigen van economische weerbaarheid en het zekerstellen van een veerkrachtige en toekomstbestendige economie?
Voorzitter, het EMB, ik gaf het al aan, is eenmalig en tijdelijk. De eigenmiddelenplafonds uitgedrukt in een percentage van het EU-bni worden opgerekt; voor het geoormerkte NGEU Herstelfonds is dat een tijdelijke ophoging van de plafonds met 0,6%. De Raad van State maakt een stevig punt van de mogelijke precedentwerking. De vrees is dat dit de voorbode wordt van de invoering van meer Europese belastingen. De regering wijst op de noodremprocedure die is ingebouwd. Kan deze procedure worden toegelicht?
De ChristenUnie-fractie heeft behoefte aan een visiestatement van de minister op het Nederlandse beleid rond Europese belastingen. Wat is onze strategie? De huidige vier vormen van Brusselse belastingheffing (douane-inkomsten, de btw-afdrachten, de bni-afdrachten en straks de plastictaks) maken een wat hap-snap-achtige indruk. Welke argumenten pleiten voor fiscale maatregelen op Europees niveau en welke tegen? Waar trekt de minister grenzen en waar moet juist versoepeld worden? Hoe verhouden zich nationale en Europese belastingheffing, hoe borgen we onze fiscale autonomie? Hoe relevant is hier het onderscheid tussen grensoverschrijdende en specifieke landenproblemen? Wat is de precieze rol van de nationale parlementen in deze discussie en hoe verhoudt zich dit tot de subsidiariteitsgedachte? Mijn fractie ziet uit naar de visie van de minister.
Deze fiscale inkadering is belangrijk omdat we binnenkort de discussie gaan voeren over Europese fiscale instrumenten als de koolstofheffing, een digitale heffing, het ETS, de vliegbelasting, en een financiële transactiebelasting. Is hier, indachtig de WRR-studie ‘Europese variaties’, ook nationale verscheidenheid mogelijk of is fiscale eenheid en harmonisatie geboden?
Het doel van het EMB is om lidstaten te helpen met duurzaam herstel en doorontwikkeling van hun economie in deze barre COVID-tijden. Een afruil, zo u wilt, tussen geld en hervormingen. De vraag is hoe we de effecten gaan meten van deze financiële mega-injectie van €750 mld. Kan de minister in meer detail met mijn fractie delen hoe we voortgang en daadkracht gaan vaststellen, welke criteria hierbij gelden, welke sancties daarbij horen en wat de positie gaat worden van de nationale volksvertegenwoordigingen om het verloop te beoordelen? Het vrijspelen van een dergelijk omvangrijk herstelfonds vereist deugdelijke monitoring en evaluatie van bereikte resultaten.
Voorzitter, ik rond af. Mijn fractie heeft de nodige vragen rond het Herstelfonds. Maar ze maken onderdeel uit van een positief-kritische stellingname ten aanzien van dit Europese steunproject. De COVID-crisis houdt de wereld in een wurggreep en vereist resolute collectieve actie. Ook van de Europese Unie. Het gaat immers om een ingrijpend grensoverschrijdend gemeenschappelijk probleem dat de lidstaten gijzelt. Wij voelen ons aangesproken door de combinatie van solidariteit en nuchterheid in het beoordelen van het EMB. Met name gezien de zwakke economieën van zuidelijke landen en de kwetsbare positie van Europese jongeren. Gemeenschapszin en welbegrepen eigenbelang komen hier samen. Dit tweesporenbeleid is geen slap aftreksel, maar juist een krachtige combinatie op de weg naar duurzaam herstel van alle lidstaten van de Unie. Verbondenheid is een groot goed en we moeten daarvoor de portemonnee willen trekken. De ChristenUnie-fractie is daartoe bereid.
Ik zie uit naar de beantwoording door de minister van onze vragen.