Strafbaarstelling misbruik van prostitué(e)s
Bleek, grote lege ogen en net 18 jaar. Ze sprak geen Engels, Duits, Frans, laat staan Nederlands. Net voor de Utrechtse tippelzone stond ze, dit jonge meisje. Een korte ontmoeting die op mijn netvlies gebrand staat. Als jong raadslid in de stad Utrecht ging ik met de politie op werkbezoek en nog voordat het werkbezoek goed en wel begonnen was, was daar deze situatie.
In mijn stad, waar we vrijheid vieren, waar zoveel jonge mensen, studenten van allerlei komaf opbloeien, het was zo’n schrijnend contrast. En vanaf die dag heb ik me voorgenomen, ik zal staan voor de vrijheid, juist van de meest kwetsbaren in mijn stad. We kunnen over van alles van mening verschillen, maar laten we ondertussen alsjeblieft samen blijven zoeken wat we kunnen doen om uitbuiting tegen te gaan. En degenen die dit in stand houden niet vrijuit laten gaan.
Vandaag ligt er een wetsvoorstel voor dat juist op dat punt een betekenisvolle stap zet. In een brede coalitie van partijen die samen optrekken om juist op dit punt een nieuwe bijdrage te leveren. Ik complimenteer de indieners met dit wetsvoorstel, en ook voorgaande Kamerleden van de verschillende indienende fracties voor de lange volhardende weg die zij hebben afgelegd. Dit wetsvoorstel is belangrijk in de strijd tegen schrijnende situaties van seksuele uitbuiting. Jaarlijks gaat het om tenminste 3000 gemelde slachtoffers. Sinds de komst van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel hebben we hier meer inzicht in gekregen. En deze rapporteur heeft daarbij duidelijk aangegeven, het wordt tijd dat we ook naar de positie van de klant kijken. Want zonder klanten geen aanbod. Dat blijkt uit rechtszaken, dat blijkt uit documentaires die ook deze weken weer te zien zijn. De klant blijft buiten beeld en wordt zelden geconfronteerd met zijn verantwoordelijkheid. Dat wegkijken bij, en sterker nog, in stand houden van mensonterende omstandigheden is onacceptabel.
De fractie van de ChristenUnie vindt het voorliggende wetsvoorstel juist om deze reden een goed uitgangspunt. Hier past een morele afwijzing, maar niet alleen dat, dit moet een plek hebben in het strafrecht. Alleen de klant die weet, of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat de ander uitgebuit wordt, valt onder de strafbaarstelling. Elk jaar worden 3000 gevallen van seksuele uitbuiting gerapporteerd, waarvan meer dan 1300 minderjarige Nederlandse meisjes. De politie schat in dat de daadwerkelijke aantallen significant hoger liggen. De fractie van de ChristenUnie betreurt deze ernstige cijfers in ons land, maar onderstreept juist daarom dat klanten die hier ook maar enigszins het vermoeden hebben dat er iets niet in de haak is, een verantwoordelijkheid toekomt. Dit wetsvoorstel stelt de grens echter hoger, het stelt die klant strafbaar die ‘weet of ernstige reden heeft om te vermoeden’ dat er sprake is van dwang of uitbuiting. Ik heb gezien hoe de wetswijziging op voorstel van GroenLinks in de Tweede Kamer tot deze aanscherping is gekomen ter bevordering van het draagvlak. Omdat er huiver was voor onterechte criminalisering. Aan de minister vraag ik om toch ook steviger beleid te ontwikkelen om klanten in elk geval van hun verantwoordelijkheid te doordringen. Ik vraag hem ook om bij de evaluatie van het wetsvoorstel in het oog te houden hoe deze variant uitwerkt. En dit te vergelijken met omliggende landen in het bijzonder met het Verenigd Koninkrijk dat wel een stap verder gaat. Zijn daar gevallen bekend van onterechte criminalisering? Voor de fractie van de ChristenUnie was het eerdere wetsvoorstel, met de tekst die voorgesteld was door de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, namelijk de strafbaarstelling van een klant die redelijkerwijs kon vermoeden, ook een begaanbare weg geweest. Mede in het licht van de quickscan die door de Rijksuniversiteit Groningen is uitgevoerd en de conclusies die daarin worden getrokken over de bewijslast bij de verschillende varianten.
Het wetsvoorstel is dus aangepast. De fractie van de ChristenUnie heeft vooral gekeken of daadwerkelijke vervolging mogelijk blijft. Op grond van eerdere gesprekken met het Openbaar Ministerie en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel kunnen wij dat hier beamen. Ja, nog steeds is een werkbare vervolgingspraktijk mogelijk.
De Eerste Kamer komt een bijzondere rol toe in het toetsen van de rechtmatigheid en daarbij het betrekken van de internationale verdragen. De indieners van dit wetsvoorstel komt daarbij de bijzondere eer toe dat ze invulling geven aan een internationale verplichting die Nederland wel is aangegaan, maar tot nog toe niet in regelgeving heeft uitgewerkt. De aanpak van de "vraagkant" (de klant) van de prostitutie vormt een belangrijk onderdeel van de integrale aanpak van mensenhandel in de prostitutiebranche. Bij het Verdrag van Warschau en de EU-richtlijn mensenhandel wordt de lidstaten in overweging gegeven om het gebruik van de diensten van een prostitu(é)e strafbaar te stellen, wanneer de klant weet dat zij slachtoffer is van mensenhandel. Nederland was vooralsnog niet tot deze strafbaarstelling overgegaan. Terwijl vanuit alle betrokkenen wel de roep klinkt om dit te doen. Ik dank de indieners dus voor hun inzet om hiermee aan te sluiten bij de internationaal gangbare praktijk. Aan de minister de vraag of er op dit punt nog meer huiswerk ligt en of dit zorgvuldig is geanalyseerd bij de bredere wetsvoorstellen die op dit terrein in voorbereiding zijn.
Ten aanzien van de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid wegen de adviezen van het Openbaar Ministerie en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel voor de fractie van de ChristenUnie zwaar. In de tijd dat dit wetsvoorstel ontstond was er veel aandacht voor de aanpak van mensenhandel. Inmiddels wordt er veel vaker en veel meer over ondermijning gesproken. Zware criminaliteit die infiltreert in de bovenwereld. Die veelal in de media is vanwege drugshandel. Ook vandaag nog. Het is voluit terecht dat de minister van Justitie hier de strijd mee aanbindt. Maar van bijna alle zware criminele organisaties is bekend dat het niet bij drugshandel blijft. Ook mensenhandel en seksuele uitbuiting behoort helaas tot het vaste arsenaal. In dat licht staat de fractie van de ChristenUnie naast de minister in zijn werken aan een structurele stevige aanpak van ondermijning. Maar ik doe vandaag met nadruk de oproep om daarbij niet alleen naar drugscriminaliteit te kijken. Mensenhandelonderzoeken zijn langdurig, vragen gespecialiseerde menskracht. Daar moet voldoende geld beschikbaar voor zijn. De aanpak van mensenhandel en seksuele uitbuiting vraagt evengoed en misschien nog wel meer op alle punten stevige inzet. Juist daarom is het belangrijk dat er vaart wordt gemaakt met het Wetsvoorstel bestrijden misstanden seksbranche. Dat duurt al veel te lang. Het is tijd dat gemeenten helderheid krijgen, dat de eisen voor de vergunde sector in Nederland gelijkluidend worden.
In dit huis is eerder geopperd om het voorliggende wetsvoorstel te laten wachten op dat moment. Maar voor een Kamer van reflectie is het dan ook wel goed om de geschiedenis in ogenschouw te nemen. Hoe lang wachten we al niet op het brede wetsvoorstel en wanneer begon dat verblijf in die wachtkamer? Dat begon in de Eerste Kamer met een verzoek om een novelle. Ik heb het nieuwe wetsvoorstel bekeken en deel de opinie van de minister en de indieners van harte dat het verantwoordelijk maken van de prostituant niet moet wachten op brede grote wetsvoorstellen. Dat is uitstekend afzonderlijk te regelen en de schrikbarende cijfers over misstanden onderstrepen dat het hoog tijd is om de klant niet meer weg te laten komen met de gevolgen van onverantwoord gedrag.
Voorzitter ik sluit af met een persoonlijk woord. Zo’n 8 jaar geleden maakte ik als raadslid uit Utrecht de overstap naar de Tweede Kamer als beleidsmedewerker. Een van de brandende motiveringen was mijn verlangen om op te komen voor vooral de jonge vrouwen in de knel. Vrouwen die ik ontmoet had bij werkbezoeken in Utrecht. Hulpverleners, agenten, vrijwilligers die noodsignalen over hen deelden. Ik miste goede wetgeving, kon het niet uitstaan dat al die klanten, die mannen die de misstanden constateerden maar wegkeken, vrijuit gingen. Dat motiveerde me destijds om met een van de indieners (u kunt wel raden welke) mee te werken aan het begin van deze wetgeving. Toen ik in 2015 vervolgens in dit huis als senator begon was de verwachting dat we het al snel zouden hebben over de wet bestrijding misstanden seksbranche. En wat is dat hard nodig, als ik alleen al denk aan alle lessen die in Utrecht geleerd zijn rondom het Zandpad. Dat is er helaas nog steeds niet van gekomen.
Maar u begrijpt dat vandaag, op de dag dat ik vermoedelijk mijn laatste plenaire inbreng houd, een belangrijke dag is. Want ja, vandaag hebben we de kans om de vrijheid te bevorderen, om kwetsbare mensen op donkere plekken in ons land een klein beetje te steunen. Door de mensen die de uitbuiting in stand houden, aan te spreken op hun gedrag, door als samenleving dat niet alleen moreel te verwerpen, maar ook strafrechtelijk te sanctioneren. Zodat elk slachtoffer van seksuele uitbuiting mag weten, dat ook de klanten die het in stand houden niet straffeloos kunnen wegkomen. Ik dank de indieners vandaag voor hun inzet en spreek van harte de hoop uit dat deze Kamer hier vandaag haar steun aan verleend.