De avondklok
Het zijn barre tijden waar we als samenleving doorheen trekken. De strijd tegen het corona-virus vraagt veel en vraagt veel meer uithoudingsvermogen dan we vorig jaar hadden kunnen bedenken. Het is een harde tijd en elke keer dat we weer een stap moeten zetten om het virus te beteugelen, voelen we dat steeds indringender.
Voorzitter, gisteren sprak ik met studenten. Online les, weinig ontmoeting, dat valt ze zwaar. ‘Maar,’ zei een van hen, ‘die avondklok, dat is wel een maatregel die ons er echt bij bepaalt dat we elkaar ’s avonds niet op moeten zoeken. Eerlijk gezegd, werkt het wel, verandert mijn gedrag echt, al heb ik er de balen van.’
De avondklok is een heftig instrument. Het beperkt grondrechten waar we allemaal aan hechten, belangrijker nog, grondrechten die alle burgers hebben en waarvan juist de grondwet en de verdragen bescherming bieden tegen onterechte inperking van die rechten door de overheid. Toch kan in het licht van de ontwikkeling van de pandemie de avondklok een noodzakelijk instrument zijn. Maar dat vraagt een zorgvuldige procedure en een weging van de grondrechten die in het geding zijn: de bewegingsvrijheid van burgers, de vrijheid van de persoonlijke levenssfeer en de bevordering van de volksgezondheid. Is de inperking noodzakelijk, is ze proportioneel? Daarover moet het parlement zich zo snel mogelijk uitspreken, daar is wetgeving noodzakelijk.
Juist daar zit het ongemak van mijn fractie bij het wetsvoorstel dat dinsdag op de rol staat. Nog groter is dat ongemak nu we een nieuw wetsvoorstel behandelen terwijl tegelijkertijd het Gerechtshof zich buigt over het voorstel dat de Eerste Kamer nog moest behandelen. De omgang met grondrechten verdient een betere route. De minister heeft daarover gereflecteerd in de Tweede Kamer, maar ik zou hem willen vragen om die reflectie nog wat uit te breiden. En wel met de rol van de Eerste Kamer als het gaat om de toetsing van nieuwe voorstellen op rechtmatigheid, op de weging van de grondrechten. Dat gezegd hebbend voorzitter, is de fractie van de ChristenUnie van oordeel dat het voorliggende wetsvoorstel – een aanpassing van de Tijdelijke wet maatregelen Covid-19 en in dit geval de Wet Publieke gezondheid- een route is die de voorkeur verdient boven de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. Want grondrechten verdienen bescherming. Ja, ze kunnen beperkt worden, mits voldaan wordt aan de daaraan te stellen eisen, zoals wettelijke basis, onderbouwing van de noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit.
Ten aanzien van de noodzaak, zien we hoe de veranderingen van het virus, van de besmettingsgraad, de regering voor ingewikkelde keuzes plaatst. Want ja, bij onvoldoende maatregelen dan zien we meer zieke mensen, met alle gevolgen voor de zorg. Niet alleen voor mensen die Corona hebben, maar ook voor al die andere Nederlanders die dringend zorg nodig hebben. Het is daarom te begrijpen, ook in het licht van de eerste en tweede golf, dat het kabinet actief acteert om de R, het cijfer dat inzicht geeft op het tempo en de omvang van de besmettingen, omlaag te krijgen. In dat licht, en gezien de vele OMT-adviezen waarin de avondklok al als maatregel die effect heeft wordt genoemd, kan mijn fractie billijken dat met de voorliggende cijfers een avondklok noodzakelijk geacht wordt zolang de Britse variant – of een andere mutatie- oprukt. De
OMT-adviezen werken met onzekerheidsmarges, dat kan ook niet anders. Maar dat maakt voor veel maatregelen en zeker ook voor deze dat onderbouwing en precisering blijvend punt van aandacht is. Waarbij helder is dat zodra het kabinet meer weet over de effectiviteit van de verschillende maatregelen dat zal moeten leiden tot aanpassing van het beleid. Tot nu toe lopen avondklok en bezoekregeling steeds door elkaar bij het bepalen van het effect. Het kabinet zou er nu de crisis zo lang duurt verstandig aan doen om voor de verschillende grondrechtbeperkende maatregelen te blijven wegen en inzichtelijk te maken, welk effect ze hebben en hoe dit gewogen wordt. Natuurlijk, met onzekerheidsmarges, maar wel telkens zoeken naar een steviger onderbouwing. Nu de avondklok na drie weken ophoudt of verlengd moet worden, vraag ik de minister hoe hij juist op dit punt zal rapporteren en de effecten zal wegen.
De Tweede Kamer heeft goed werk verricht bij het verder onderbouwen van de proportionaliteit. Zowel door de wetsbepaling zodanig te wijzigen dat het nog wel is toegestaan in je tuin of op je balkon te staan, als door de driewekelijkse termijn.
De Raad van State heeft het kabinet echter bovendien geadviseerd om niet alleen het OMT-advies als basis te nemen voor haar afweging. Er is een bredere afweging nodig. Welke rol speelt dat bij de vervolgprocedure? En hoe maakt het kabinet dat inzichtelijk voor de Kamer? Al in april 2020 werd in de Tweede Kamer unaniem een motie, de motie Segers, aangenomen om juistheid bredere afweging te beleggen in een IMT. Een Impact Management Team. Ik hoor op dat punt wel goede woorden uit het kabinet, maar mis de uitwerking. Maar in het licht van het advies van de Raad van State vindt mijn fractie dit in het vervolg wel noodzakelijk om de proportionaliteit van de maatregelen te wegen. En ze ook onderling af te wegen. Zodat we met gegronde reden kiezen welke maatregelen nu voortgezet moeten worden, of afgebouwd. Dat is ook nodig om de afweging van subsidiariteit gegrond te maken. Is dit de beste manier?
In het licht van die subsidiariteit vraag ik de minister om nader in te gaan op de positie van de burgemeester in dit wetsvoorstel. Op dit moment biedt het wetsvoorstel de mogelijkheid aan burgemeesters om uitzonderingen te maken als de nadere regelgeving dat toestaat. Maar daarover staat verder niets in de nadere regelgeving. Wat beoogt de minister, is het bijvoorbeeld denkbaar dat regionaal een avondklok ingevoerd kan worden? Kan de minister deze bepaling nader toelichten.
Voorzitter, ik sprak mijn ongemak al uit over de twee wetsvoorstellen die nu langs elkaar behandeld worden in deze kamer en waar dan ook nog eens een rechtszaak loopt. Mijn fractie vraagt de minister om aan die situatie zo snel mogelijk een einde te maken. Ik dank de minister in dat licht dat hij in de Tweede Kamer al heeft uitgesproken dat de route van het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken inmiddels de voorkeur geniet. Ik heb er begrip voor dat de minister de uitkomst van de hoger beroepsprocedure afwacht ook in het licht van de handhaving en eerdere sancties,.maar ga er van uit dat hij daarna de route van de Wbbbg sluit.
Voorzitter, ik kom tot een afronding. Niemand zit te wachten op een avondklok, ook dit kabinet niet. Enkel de ernstige situatie in ons land dwingt om maatregelen te nemen die de bewegingsvrijheid en de persoonlijke levenssfeer raken. Dat moet met snelheid, maar telkens weer met de grootst mogelijke zorgvuldigheid. Zeker nu de crisis langer duurt en de maatregelen in de gereedschapskist van het kabinet al lang bekend zijn, mag van het kabinet verwacht worden dat ze zorgvuldig werkt. En dat ze de maatregelen in perspectief plaatst. Want alleen zo houden we het vol. Die studenten die ik gisteren sprak, en al die mensen wie de avondklok zwaar valt. Of voor wie juist een van de andere beperkende maatregelen zo indringend zijn. Alleen zo met een duidelijke zorgvuldige weging en met een helder perspectief, bevorderen we het draagvlak, alleen zo blijft onze democratische rechtsstaat ook in zware tijden sterk. Ik zie uit naar de antwoorden van de minister en wens het kabinet en in het bijzonder de Minister van Justitie wijsheid bij de zware taak die hij in deze tijden heeft.