Algemene financiële beschouwingen
Het coronavirus heeft onze economie als een mokerslag getroffen. Vooral bedrijven die geconfronteerd worden met snelle vraaguitval, zijn in de gevarenzone. Alleen al dit kwartaal is meer dan €10 mld nodig om bedrijven en hun werknemers door de crisis te helpen. Gelukkig beschikt ons land over de nodige buffers om de omvangrijke steunmaatregelen te kunnen financieren. Onze AAA-status en de lage rente op de kapitaalmarkt helpen daarbij. De miljardeninjecties van de steunpakketten kunnen rekenen op grote politieke steun en ook die zegening mogen we tellen.
Als we iets geleerd hebben in de afgelopen maanden, is hoe broos ons maatschappelijk bouwsel is en hoe belangrijk veerkrachtige gemeenschappen zijn. De nieuwe, inspirerende pauselijke encycliek ‘Fratelli Tutti’ houdt ons voor dat de coronacrisis onze valse zekerheden aan de oppervlakte brengt. Ik citeer: “Niemand kan het aan om in eenzaamheid te leven. We hebben allemaal een gemeenschap nodig die steun en hulp biedt”.
Het coronavirus bepaalt ons ook bij de vraag wat het goede leven nu eigenlijk is. Premier Rutte zei het scherp tijdens zijn Hervormingsdag-lezing: “Het leven draait niet om contanten of consumptie, het draait om contact. Om echt menselijk contact”. Als de minister met deze encycliek en Hervormingsdag-lezing in handen naar ons financieel-economisch stelsel kijkt, tot welke reflecties brengt hem dit? Is zijn missie om in de kortst mogelijke tijd ons bbp weer stevig op te pompen liefst voorbij pre-coronahoogte of is dit ook het moment om het stelsel en de onderliggende waarden zelf tegen het licht te houden? Moeten we als leidraad voor hervormingen ook niet een economie voor ogen houden waarin de menselijke maat centraal staat? Is dat ook niet een les die we uit deze verwoestende coronacrisis moeten trekken? De minister stelde in de Tweede Kamer dat dit het decennium van transitie moet worden. Een mooi beeld. Duidt hij daarmee ook op een reset van onze economische waarden?
Snel oplopend financieringstekort
De overheidsschuld stijgt rap en we kunnen daarin gelukkig ver gaan. Ook wat overheidsgaranties betreft. Maar, waar ligt het ‘tipping point’ waar de staatsschuld te zeer doorschiet? Het is geen wet van Meden & Perzen dat de rente laag blijft. Wat betekent prudent begrotingsbeleid tijdens een crisis van deze omvang? De Europese SGP-normen zijn in het voorjaar gedeactiveerd. Mijn fractie begrijpt dat. We hebben ook in dit huis veel gesteggeld over de 60% schuldnorm en de 3% tekortnorm. Toch ging er wel een disciplinerende werking van uit. Ook de Raad van State wijst hierop. De gezaghebbende Studiegroep Begrotingsruimte adviseert toch vooral vast te houden aan het trendmatig begrotingsbeleid.
Het gaat mij er niet om de optimale omvang van onze staatsschuld te bepalen. Maar wel om de vraag welke begrotingsankers de minister in deze barre tijden wil hanteren. De staatsschuld beweegt zich na de tweede virusgolf in de richting van 75-80% bbp. Onder welke voorwaarden, zo vraag ik hem, gaan we de begrotingsregels weer aantrekken? Er zijn plafond-effecten aan het laten stijgen van de EMU-schuld en het EMU-saldo. Ook met het oog op de jongste generatie. Onno Ruding, verre voorganger van deze minister, sprak zelfs van een hoge staatsschuld als moreel probleem. De MLT-raming laat daarbij een verslechtering van het houdbaarheidssaldo zien naar -3%. Links of rechtsom geredeneerd wijst dat op de noodzaak van toekomstige bezuinigingen of lastenverzwaringen. Welke positie neemt de minister in dit spanningsveld in? Hoe weegt hij daarbij de belangen van komende generaties?
Private schulden
Niet alleen onze staatsschuld, maar ook onze private schulden lopen op. Gevreesd moet worden voor ophoping van problematische schulden door de coronacrisis onder toch al kwetsbare huishoudens. Een op de vijf huishoudens heeft moeite om de rekeningen te betalen. Het kabinet heeft extra geld uitgetrokken voor schuldhulpverlening en de minister gaat deze problematiek nauw aan het hart, zo blijkt ook uit zijn publieke optredens. Ik vraag de minister wat zijn verwachtingen zijn en welk beleid het kabinet gaat inzetten om kwetsbare groepen die nauwelijks over buffers beschikken bij te staan. Hoe voorkomen we het oplopen van armoede?
Het plaatje wordt nog dramatischer als we wereldwijd kijken naar armoedeprognoses. De Wereldbank schat dat door de Covid-19 epidemie alleen al dit jaar tussen de 88 en 115 miljoen mensen in extreme armoede zullen vervallen; volgend jaar schiet dat opgeteld door tot maar liefst 150 miljoen slachtoffers. Waaronder veel kinderen. Dat zijn nauwelijks te bevatten cijfers voorzitter, het ging juist de goede kant op met het verkleinen van de armoede. De ChristenUnie-fractie wil de minister vragen of het kabinet in deze ontluisterende cijfers aanleiding ziet om extra middelen vrij te maken voor internationale noodsteun.
Groeifonds
De ChristenUnie-fractie deelt de filosofie achter het Groeifonds. We moeten tijdig nadenken over hoe we ook in de toekomst in Nederland ons brood kunnen en willen verdienen. Voor en door komende generaties. In het post-fossiele tijdperk krijgen we te maken met een wezenlijk ander palet van economische activiteiten. Innovatie is daarbij de sleutelopgave. Het is goed dat de overheid hier regie neemt en de portemonnee trekt. Baanbrekend onderzoek van de Londense econoom Mariana Mazzucato toont glashelder hoe belangrijk de aanjaagfunctie is van een ondernemende overheid rond succesvolle innovaties. Het is een mythe om te denken dat alle innovatie van de markt komt. Meer dan 80% van de innovaties in uw en mijn iPhone zijn met publieke middelen gefinancierd.
Het is jammer dat de politieke discussie vrijwel direct in uitvoeringskwesties belandde, zoals het fondsmanagement, de bemensing van de beoordelingscommissie, de bestuurlijke optuiging, etc. Dat vertroebelde de meest basale vraag: op welke type projecten richt het fonds zich eigenlijk en welke opbrengsten verwacht de minister? Ook maatschappelijk. Het Groeifonds gaat om grote publieke investeringen in kansrijke technologieën die anders niet van de grond zouden komen. De pot telt op tot €20 miljard. Dat is groot geld. Ook daarom hecht mijn fractie aan een meer fundamenteel betoog. Ik reik een paar gedachten aan, voorzitter.
Moderne innovatietheorieën beklemtonen de noodzaak van gerijpte ecosystemen willen technologieën tot ontwikkeling komen en succesvol ‘vermarkt’ worden. Ofwel ecosystemen die zich kenmerken door een hechte combinatie van ondernemend talent, van groeikapitaal, van een proactieve overheid, van fiscale en juridische stimulering en van een professionele ondersteuningsstructuur (incubators, accelerators). En dat alles op basis van een cultuur die ondernemerschap koestert. Al deze wissels zijn essentieel. Is het Nederlandse ecosysteem wat dat betreft op orde? Wat zijn onze mindere kanten? Grote investeringen in technologieontwikkeling werken alleen binnen een goed opgelijnd ecosysteem. Moeten we niet ook energie en geld steken in het wegwerken van onze zwakke kanten? Denk aan het toekomstbestendig maken van onze maakindustrie, het opleiden van bètatalent, van vaktechnici? Is het niet slim om een deel van het fonds te bestemmen voor de upgrading van ons ecosysteem als zodanig? Kan de minister hier eens op reflecteren?
Onze fractie hanteert een brede welvaartsdefinitie in de beoordeling van de activiteiten van het Groeifonds. Een duurzame economie kortom. Het kan daarbij niet zo zijn dat alleen gevestigde spelers aan tafel zitten. Ook startups en scaleups, nieuwe MKB-bedrijven, jonge bedrijven die sociaal ondernemerschap hoog in het vaandel hebben, moeten we een plek bieden. Zij zijn de nieuwe generatie van ondernemers. Hoe gaat het kabinet de deelname van nieuwkomers borgen?
In de Tweede Kamer is uitgebreid gesproken over de rol van parlementaire controle bij het Groeifonds, zowel aan de voor- als aan de achterkant. Welke beleidsconclusies trekt de minister op dit punt uit het debat? Ik hoor ook graag of het brede welvaartsbegrip inmiddels tot richtsnoer is gekozen.
Tot slot, misschien is ons Rijnlandse ondernemingsmodel wel de grootste troef van Nederland. Waarin belangen van werkgevers en werknemers elkaar vinden, de lange termijnoptiek domineert over kortetermijnwinstbejag, waarin vakmanschap gedijt en duurzaamheid en inclusiviteit hand in hand gaan. Moeten we dit model niet een veel prominentere plaats geven in de filosofie achter het Groeifonds? Mijn fractie waardeert een toezegging op dit punt.
Brexit
Het Brexit-drama is wat op de achtergrond geraakt door de coronacrisis. De urgentie is echter onverminderd: het is krap zes weken tot de Brexit-datum van 1 januari a.s. Hoe staan we er nu voor, zo vraag ik de staatssecretaris. Recente berekeningen laten zien dat een harde Brexit ons land zo’n 10% van onze export naar het Verenigd Koninkrijk kan kosten, om en nabij de €5 miljard. Een zachte Brexit ruwweg de helft. Heeft ons bedrijfsleven – en vooral ons MKB – deze doorwerking scherp op het netvlies en hoe houden we hier koers te midden van corona? Veel ondernemers hebben nu wel andere dingen aan hun hoofd. Hoe schat de staatssecretaris komende ontwikkelingen in? Hoe beperken we de dreiging van een logistieke ontsporing? Is de Belastingdienst paraat?
Ik sluit af. Dit zijn geen normale Algemene Financiële Beschouwingen. De corona-onzekerheden zijn dermate groot dat onze gebruikelijke discussie over koopkracht en verschillen tussen groepen weinig zin heeft. Statische koopkrachtplaatjes bieden nauwelijks houvast. Veel ramingen kunnen de prullenbak in, zeker als zich nieuwe corona-golven aandienen. Maar dat maakt de maatschappelijke impact natuurlijk niet minder. Mijn fractie spoort het kabinet aan om te zorgen dat de sociale ongelijkheid niet uit de rails loopt en we groepen niet aan hun lot overlaten. Of, zoals de encycliek ‘Fratelli Tutti’ het zo mooi zegt: “Niemand wordt alleen gered; we kunnen alleen samen gered worden.”
De ChristenUnie-fractie wenst de bewindslieden in deze moeilijke tijden van harte Gods zegen en wijsheid.