Complete bijdrage debat experiment gesloten coffeeshopketen
Dagelijks rollen de nieuwsberichten van opgerolde wietplantages, van drugsdumpingen en de heftige effecten van ondermijnende drugscriminaliteit over ons heen. Daarachter ligt een donkere wereld van zware criminaliteit, van verslavingen, van burgers die ongevraagd met drugsafval te maken krijgen, van onterecht genormaliseerd drugsgebruik.
Waar veertig jaar geleden wietgebruik vooral iets was voor linksige hippies, is de wereld van softdrugs stevig veranderd. Wereldwijd wordt er grof geld mee verdiend door criminelen. De sterkte van de beschikbare cannabis is alleen maar toegenomen en duidelijk is dat er inmiddels een groot veelkoppig probleem is als het gaat om de beschikbaarheid van softdrugs én harddrugs in onze samenleving. Het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, de wet experiment gesloten coffeeshopketen is daarin geen veelomvattende oplossing. De regering presenteert dit experiment als een poging om te bezien of het realiseren van een gedecriminaliseerde keten mogelijk is en tevens wat de effecten daar van zijn.
Want ja, er is een groot probleem in onze samenleving door de aanwezigheid van softdrugs en het huidige gedoogbeleid blijkt daarin nog steeds niet het recept om dat te verminderen. Wat te doen? De vraag die vandaag voorligt is of het voorgestelde experiment bouwstenen geeft die tot verbetering van het beleid leiden. En vervolgens of het experiment uitvoerbaar, handhaafbaar en rechtmatig is. Daarnaast is er de vraag met welke neveneffecten het voorstel gepaard gaat. En voorzitter, de fractie van de ChristenUnie mist op een heel aantal van deze punten nog overtuigende antwoorden, maar juist daarin kan dit debat behulpzaam zijn.
De bouwstenen van het experiment zullen moeten liggen in gezondheidswinst, in vermindering van criminaliteit, in het terugdringen van ondermijning. De regering wil zich op voorhand echter niet uitspreken wanneer het experiment geslaagd is. Voor vijf jaar – zes maanden voorbereiding, vier jaar experiment, zes maanden afbouw – is het experiment echter wel het antwoord op de zoektocht naar een beter beleid. Klopt die stellingname, zo vraag ik de minister?
Wie vijf jaar de tijd neemt, moet dat namelijk wel met recht en reden doen. Wat als het gebruik intussen toeneemt, als nog duidelijker wordt hoe groot gezondheidsrisico’s zijn of als de criminaliteit desondanks niet af neemt? Wat is dan de winst van in de tussentijd? Laat de minister die voor vijf jaar lang liggen? Welke vinger houdt de minister aan de pols? Als gedurende het experiment blijkt dat er absoluut geen bouwstenen worden verzameld, of dat er op het terrein van de gezondheidsrisico’s of de zware drugscriminaliteit stevige veranderingen optreden, is er dan de ruimt om te handelen? Ik vraag op dit punt heldere uitspraken. En is overwogen om een volgend kabinet zeggenschap te geven halverwege het experiment of er voldoende bouwstenen worden verzameld om het door te zetten? Ik zie uit naar het antwoord van de minister.
Alvorens toe te komen aan de toets op uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en rechtmatigheid, wil de ChristenUniefractie haar grote zorgen neerleggen die ze heeft in ethisch opzicht. Ook aan op kwaliteit gecontroleerde en legaal geteelde cannabis kleven gezondheidsrisico’s. ‘Aan cannabis kun je verslaafd raken; je kunt er psychische problemen mee verergeren en uitlokken, vooral als je daar gevoelig voor bent; je geheugen en leerprestaties kunnen afnemen; en bovenal: roken van cannabis is ongezond. Er zitten minstens zo veel schadelijke stoffen in cannabisrook als in tabaksrook. Dat kan problemen als hoesten, bronchitis en andere longklachten geven. Bedenk dat de meeste gebruikers hierbij ook nog roken’ aldus het Trimbos op haar site[1]. Een experiment met door de staat goedgekeurde drugs heeft het grote gevaar in zich dat de boodschap impliciet wordt, dat deze drugs wel deugt. In de zin dat er geen criminaliteit mee gesponsord, maar ook dat er nu goed gekeken is naar de samenstelling. Maar de gezondheidsrisico’s blijven even groot. Cannabisgebruik kan volgens een groeiend aantal onderzoeken psychoses veroorzaken. Een risico waarvoor snel meer aandacht moet komen, volgens vooraanstaande psychiaters. Welke gevolgen heeft deze bevinding voor dit experiment? En juist als duidelijk is dat jonge mensen een vergroot risico lopen, waarom wordt niet stevig ingezet op het verminderen van het aantal jonge gebruikers en het aantal startende gebruikers? Of is die vermindering wel het doel van de bijgestuurde preventieve aanpak?
De hoogte van het THC-gehalte (de sterkte van de gebruikte wiet) is in de afgelopen decennia enorm toegenomen. Ambtsvoorgangers van deze minister hebben hun zorgen geuit dat cannabisgebruik daarmee steeds meer op harddrugsgebruik gaat lijken. De adviescommissie heeft de minister echter afgeraden om eisen te stellen aan het THC-gehalte omdat wetenschappelijk gezien de bewijzen niet onomstotelijk zijn. Dat is ook lastig. Het is ethisch onverantwoord om een ‘gerandomiseerd klinisch onderzoek’ doen. Dat één groep mensen wel en een andere groep geen cannabis gebruikt met als doel om te kijken of in de eerste groep meer psychoses optreden. Zo’n type onderzoek wordt in de wetenschap ethisch onverantwoord geacht, de negatieve gevolgen voor de deelnemers zijn te groot. Ik ben in dit opzicht wel benieuwd hoe de minister het experiment nader vorm wil geven. Er komen controlegemeenten. Komen er ook controledoelgroepen? En wat betekent dat in ethisch opzicht? Hoe komt de minister tot onomstotelijke bevindingen als het om de gezondheidswinst gaat? Kan hij toezeggen dat hij ook de ethische vraagstukken in wetenschappelijk opzicht laat wegen en voorlegt ter toetsing door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) en dat aan deze Kamer doet toekomen?
Maar ook als het bewijs voor gezondheidsschade niet honderd procent is, maar de aanwijzingen wel zo groot dat er een enorm risico is, wil ik niet op mijn handen zitten. Wat is er voor de minister nodig om toch stappen te ondernemen? Wanneer durft hij het wel aan om het THC-gehalte te beperken?[2] Kan hij hier duidelijk maken dat er geen beleidsmoratorium geldt voor het softdrugsbeleid. Het is goed dat er een preventieve aanpak wordt voorbereid, maar daar moet dan ook wel alles uit de kast worden gehaald.
Het experiment gaat bovendien uit van de oude kanalisatie-gedachte die we in Nederland vaak hebben bij dergelijke zaken. Niet alleen het gedoogbeleid is er een voorbeeld van, ook bij de onlangs in deze Kamer besproken legalisering van het online gokken kwam het langs. Kanaliseer wat slecht is en er zal minder gebruik van worden gemaakt. Maar is dat waar? Het omgekeerde geldt namelijk ook: veel aanbod stimuleert de vraag. Dat begint nu ook duidelijk te worden uit de legalisering van cannabis in de Verenigde Staten, waar een commerciële markt is ontstaan die nieuwe gebruikers trekt. Welke lessen durft de minister daar uit te trekken? Kan dat ook terwijl het experiment loopt?
Uit het veld van alcoholpreventie en tabaksontmoediging weten wij dat het inperken van het aanbod, in termen van aantal verkooppunten of zichtbaarheid van het product, kan helpen het gebruik terug te dringen. Samen met dat eerder genoemde sterke preventiebeleid. Ik vraag de minister om de heldere toezegging dat in de betrokken gemeenten het aantal verkooppunten tenminste niet zal toenemen. Ik vraag hem ook hoe hij wil monitoren welk effect dit experiment heeft op de normalisering van drugs. Voor mijn fractie is dat een belangrijke bevinding bij de beoordeling van dit experiment. Ik vraag hem ook om de toezegging dat de voorgestelde preventieaanpak inclusief het onderzoek wat nodig is voor kwetsbare doelgroepen helemaal klaar ligt en van start kan gaan voordat het experiment start. De ChristenUnie vindt dat met hoofdletters boven het drugsbeleid moet staan: BEGIN ER NIET AAN. Deelt de minister dat? Wat is de boodschap die de overheid met dit experiment afgeeft? Hoe doet de minister dat?
Voorzitter ik kom op de toets van uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en rechtmatigheid. Ten aanzien van de uitvoerbaarheid geven de belangrijkste actoren, Openbaar Ministerie, Politie en Rechterlijke Macht aan dat het voorgestelde experiment uitvoerbaar is. Ik vraag de minister hiernaast welke verwachtingen hij heeft van de verbeterde voorlichting en preventie in de betrokken coffeeshops. Verwacht hij een toenemende vraag voor de hulpverlening in de betreffende regio’s en heeft hij daar middelen voor?
Wat betreft de handhaafbaarheid heeft mijn fractie een aantal vragen gesteld waar de zorgen nog niet zijn weggenomen. Hoe wordt de veiligheid van betrokkenen gegarandeerd zonder extra inzet van de politie? Het Openbaar Ministerie rekent in haar advies voor dat het netto bedrijfsresultaat van een gemiddeld glasgroentebedrijf gemiddeld 12 euro per vierkante meter is, voor een hennepkwekerij bij binnenteelt gaat men uit van 7000 euro de vierkante meter. Dat vraagt om een handhavingsinzet. Uit de financiële bijlage wordt mij onvoldoende duidelijk hoe het kabinet deze bekostigd.
Ten aanzien van de rechtmatigheid wringt het wetsvoorstel allermeest. Duidelijk is dat het voorgestelde experiment niet in lijn is met de verdragen waar Nederland partij is. De Raad van State schetst dat dilemma ook, want tegelijkertijd ligt er een cannabisproblematiek waar alternatieven voor het huidige weinig effectieve beleid nodig zijn. Echter juist in dat opzicht is het van belang om goed na te gaan of dit experiment voldoende zinvol, geloofwaardig en wetenschappelijk verantwoord is. Allen dat billijkt een Nederlandse afwijking van de verdragen mogelijk. Heeft de minister ten aanzien van deze eisen voorwerk verricht bij de Europese landen en de Verenigde Naties die hem het vertrouwen geven dat resultaten van dit experiment in de internationale en Europese context ook zeggingskracht zullen hebben? Kan hij dat onderbouwen. Ik ben hier zeer benieuwd naar.
De fractie van de ChristenUnie vindt deze spanning met de verdragen (vriendelijk geformuleerd) een uitzondering die absoluut tijdelijk van aard moet zijn. Ze heeft daarom met instemming kennis genomen van de antwoorden van de minister in de schriftelijke inbreng dat juist daarom de tijdelijkheid en de termijn van vier jaren zo belangrijk is. Op deze plek onderstreep ik dat.
Voorzitter, u heeft het gemerkt, de fractie van de ChristenUnie ziet dat het huidige beleid bepaald ineffectief is. Maar een aantal grote zorgen heeft bij de keuze voor dit experiment. Die liggen op het gebied van de normalisatie, van gezondheidsrisico’s, van de nodige politie-inzet, van de spanning met internationale verdragen. Als de overheid zich dieper mengt in de regulering van een markt die tot in haar vezels verbonden is met de criminaliteit, begeeft zij zich op glad ijs. De tijdelijkheid, de aanvullende eisen voor de sterkte van de aangeboden middelen, voor het weren van kwetsbare doelgroepen en zo meer dat wat verbeteren, maar ingewikkeld blijft het. Ik ken deze minister echter ook als de minister van Justitie die zich met zijn volle inzet geeft in de strijd tegen de zware criminaliteit en dus ook de drugscriminaliteit. Dat is keihard nodig, daar steunt de ChristenUnie hem van harte in. We zullen de zware drugscriminaliteit niet de genadeslag toebrengen met dit experiment. Daar is meer voor nodig. Ik vraag de minister om juist op dat punt dan ook in het vervolg van de kabinetsperiode de volle inzet te blijven geven en met een structurele aanpak te komen ter bestrijding.
[2] Prof. Jim van Os, hoogleraar psychiatrie UMCU; Stel het maximumgehalte van THC op 5 procent. Ter vergelijking: nederwiet bevatte vorig jaar gemiddeld 16,8 procent THC, volgens verslavingsinstituut Trimbos, nederhasj 29,2 procent. Ook wil de psychiater meer leeftijdscontroles onder wietgebruikers en betere voorlichting – door de overheid, maar het liefst nog via leeftijdgenoten: ‘Ga niet blowen als je psychosegevoelig bent. En als je dan tóch gebruikt, zorg dat het slappe wiet is.’