Debatbijdrage Wet integrale suïcidepreventie

Tweede Kamer zetels.jpg
Portret Mirjam Bikker in vierkant.jpg
Door Mirjam Bikker op 27 mei 2024 om 10:23

Debatbijdrage Wet integrale suïcidepreventie

Bijdrage Mirjam Bikker, 14 mei 2024

Voorzitter. De juf die het mooiste kon vertellen en mijn huisgenoot, met wie ik veel te veel kopjes koffie dronk in plaats van dat we gingen studeren, kregen te maken met somberte, op zo'n manier dat ze nu niet meer in ons midden zijn. Ik moest bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel denken aan hen, aan hun familie en aan al die mensen die in hun leven dagelijks het gemis ervaren van iemand van wie ze zo veel houden. Ik weet dat er heel veel mensen zijn die zelf ook een ervaring hebben met somberte, maar die nog absoluut op zoek zijn naar hulp en die steun krijgen van anderen. 

Dit wetsvoorstel is er voor al deze mensen, voor de mensen die verlies kennen, voor de mensen die worstelen en voor de mensen daaromheen die hulp willen bieden en er willen zijn voor de ander. Dat is voor mij de kern van dit wetsvoorstel: oog hebben voor elkaar, oog hebben voor de ander, juist als het even minder gaat. Laten we wel wezen, we hebben allemaal weleens momenten waarop het minder gaat, waarop je even niet weet hoe het verder moet. Wat is het dan belangrijk dat je iemand naast je weet, dat je ergens heen kan bellen om hulp te krijgen. Ik vond het belangrijk om dat vooraf te benoemen.

Voorzitter. In ons rijke land zijn er nog steeds elke dag vijf mensen die radeloos zijn, die het niet meer zien zitten en wier poging tot suïcide helaas ook lukt. Zij zijn niet meer onder ons. Dat is voor mij de urgentie. Daarom is het zo belangrijk dat onze samenleving zorgzaam is en dat wij beleid hebben dat helpt om suïcides te voorkomen. Dat begint heel dichtbij, bij wie wij zijn. Maar de gemeentelijke overheid kan er ook voor zorgen dat er op een aantal punten dingen veranderen. Het betreft ook het landelijke beleid, of het nu gaat om onderwijs, schulden of landbouw. Op al die punten kan de overheid iets betekenen. Het betreft ook het borgen van de 113-hulplijn.

Voorzitter. De eerste termijn van de Kamer vond ik indrukwekkend. Ik denk dat wij allen zo wegliepen na afloop. Er werden namelijk veel persoonlijke voorbeelden gegeven. Ik herinner me hoe collega Paulusma sprak. Dat ging door merg en been. Ik herinner me wat collega Van Eijk zei, namelijk dat het taboe op suïcide leidt soms tot innerlijke eenzaamheid. Veel mensen zijn eenzaam en durven niet te praten over hun problemen. De Kamerleden Ceder, Boswijk en Slagt-Tichelman vertelden over de impact die dit heeft, ook op nabestaanden, en dat je jezelf soms de vraag stelt: heb ik genoeg gedaan; was ik er? Dat is een hele indringende vraag.

Mensen met suïcidale gedachten zijn mensen zoals jij en ik, of, zoals Kamerlid Claassen zei: ze zijn niet anders dan jij of ik. Iedereen heeft het weleens heel zwaar. Dan kunnen die gedachten opkomen. Collega Stoffer schetste hoe mensen op heel verschillende terreinen spaak kunnen lopen, het niet meer zien zitten, van de boer tot het meisje met een eetstoornis, van de veteraan die Kamerlid Boswijk noemde tot de jongeren die zo veel mentale druk ervaren, zoals Kamerlid Jansen zei. Zo zijn er ontzettend veel voorbeelden te noemen van mensen met wie het niet goed gaat en waarvan we allemaal zeggen: daar dient de samenleving allereerst nabij te zijn.

Ik herhaal het nog één keer omdat ik het zo belangrijk vind: als jij die vraag nu hebt of als jij je nu zorgen maakt om iemand in jouw omgeving omdat je denkt dat hij of zij denkt aan zelfdoding, praat erover, bijvoorbeeld met 113, via het nummer 0800-0113 of via de chat, of met iemand in je omgeving, want er is hulp voor je.

Voorzitter. De initiatiefnemers vonden het ontzettend goed om te merken dat de Kamer heel graag aan de slag wil met het suïcidepreventiebeleid en dat de Kamer eensgezind is over het doel om samen te streven naar minder suïcides. Dat is iets van de hele samenleving. Dat is een taak voor ieder van ons persoonlijk, van onze scholen, van werkgevers, van de zorg en ook van de overheid. De taak van de overheid, landelijk en lokaal, leggen we in ons wetsvoorstel vast. Dat betekent niet dat anderen achterover kunnen leunen, integendeel. De overheid krijgt een aanjagende rol om al die andere mensen, ons allemaal, mee te nemen, zodat we bewuster zijn van de signalen en beter weten hoe we het gesprek kunnen voeren over suïcidale gedachten, zodat het taboe eraf gaat en er een goede ondersteuning is voor mensen met suïcidale gedachten en hun omgeving.

Deze Kamer is al lang actief betrokken bij dit onderwerp. Ik noem hier met ere mijn voorganger Joël Voordewind, die hierin op meerdere beslissende momenten stappen heeft gezet, juist om ervoor te zorgen dat 113 door kon gaan. Hij startte dit wetsvoorstel met een brede coalitie van deze Kamerleden en hun voorgangers. Ik noem ook de Kamerleden Den Haan en Van den Hil uit de vorige Kamerperiode, die ervoor hebben gezorgd dat het nummer 113 gratis werd. Ik noem het Kamerlid en mede-indiener Van der Plas, die heeft gezorgd voor de extra financiering van hulplijn 113 omdat de vraag steeg. In een verder verleden waren er moties en initiatieven van andere Kamerleden om bijvoorbeeld de Landelijke Agenda Suïcidepreventie een vervolg te geven en een onderzoeksprogramma te starten.

Voorzitter. Ik weet dat deze Kamer er zeer aan hecht om te weten wat de blokjes zijn van de beantwoording vanuit vak K. Daarom geef ik dit overzicht. Mijn collega, mevrouw Westerveld, en ik zullen de beantwoording doen. Ik zal allereerst aftrappen met de vraag: waarom een wet? Het tweede blokje is vervolgens de rol van de samenleving. Het derde blokje gaat over wie er aan de slag moeten, oftewel de uitvoering. Het vierde blokje gaat over de Landelijke Agenda Suïcidepreventie. Het vijfde blokje betreft de hulplijn. Dan bent u op de helft, zeg ik tegen de Kamerleden. Vervolgens zal mijn collega Westerveld namelijk als eerste ingaan op de specifieke risicogroepen, vervolgens op jongeren en scholen, ten derde op de zorg, ten vierde op de effectiviteit en als laatste — u kunt het al raden — op de evaluatie. Ik hoop dat alle punten … Er is hard meegeschreven, dus dat gaat goed komen.

Voorzitter. We beginnen natuurlijk met die essentiële vraag: waarom is er nou een wet nodig? Wat is precies de meerwaarde van wetgeving? Ik hoorde de VVD-fractie hier ook nadrukkelijk naar vragen. Ik noemde net al de betrokkenheid van de Kamer op dit onderwerp. Dat is heel erg goed. Dat hebben we de afgelopen jaren telkens opnieuw gezien. Tegelijkertijd is dat ook het kwetsbare. We zien namelijk dat integraal suïcidepreventiebeleid eigenlijk telkens afhankelijk is geweest van politieke keuzes en politieke initiatieven vanuit de Kamer; daarmee wordt het telkens incidenteel gevoerd. Helaas — ik zeg met nadruk "helaas" — is suïcidepreventiebeleid blijvend nodig. We kunnen niet steeds afwachten tot er een politieke meerderheid is gevonden als het erom gaat of dit wordt voortgezet of niet. Helaas hebben we de afgelopen jaren gezien dat zonder wettelijke verankering van deze taak, het op bestuurlijk en politiek niveau nog te vaak over de vraag gaat of er wel suïcidepreventiebeleid moet komen. Deze Kamerleden willen eigenlijk dat echt alle energie naar het "hoe" gaat en niet meer naar het "of". We vinden het onderwerp zo belangrijk dat we hierin een permanente rol voor de overheid zien. Want de overheid is er om kwetsbare mensen te beschermen op de meest heftige momenten in hun leven. Als zij worstelen, ligt er een plicht voor de overheid om op dat moment beschermend op te treden.

Het wetsvoorstel legt in het kader van het suïcidepreventiebeleid ook een taak bij de gemeente. Daarvoor willen we namelijk een degelijke wettelijke basis. We willen de inzet van gemeenten niet vrijblijvend maken. Ook de faciliterende rol van de rijksoverheid richting gemeenten moet niet vrijblijvend zijn. We hebben ook in andere landen gezien dat juist het structureel maken van suïcidepreventiebeleid en dat voortdurend inzetten, effect heeft. Een voorbeeld is Zweden. Daar hebben we nadrukkelijk gezien dat er een verschil is tussen het volhouden of het af en toe wel, af en toe niet, af en toe wat meer en af en toe wat minder doen. Het maakt namelijk nogal uit of je het structurele beleid evalueert, of je de lessen leert en of je hier een goed vervolg aan geeft.

Voorzitter. Er was een hele terechte vervolgvraag vanuit GroenLinks-PvdA. Waar komt de verantwoordelijkheid voor het suïcidepreventiebeleid dan te liggen? Hoe is dat anders dan nu? Ik geef een geruststelling: niet alles verandert met dit wetsvoorstel. Het is namelijk nu al zo dat juist het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de verantwoordelijkheid heeft en houdt. De minister van VWS heeft de eindverantwoordelijkheid, maar voert de regie om in samenwerking met de andere bewindspersonen op andere beleidsterreinen tot beleid te komen. De betrokkenheid van andere ministeries is er ook nu al, maar met deze wet wordt die betrokkenheid wel minder vrijblijvend. Gemeenten worden verantwoordelijk voor het lokale suïcidepreventiebeleid. Nu hebben zij daar nog geen verantwoordelijkheid in.

Het Kamerlid Ceder vroeg hoe de landelijke agenda's in het wetsvoorstel passen. We zien een meerjarige landelijke agenda met maatregelen voor algemene en specifieke preventie als een goede invulling van het integrale landelijke suïcidepreventiebeleid zoals dat in de wet wordt voorgesteld. Er kan worden voortgeborduurd op de structuur van de bestaande landelijke agenda. Die suggestie doen we dan ook in de toelichting op de invulling van de algemene maatregel van bestuur die zal volgen op dit wetsvoorstel. Maar als we nu zien dat het aantal suïcides nog steeds niet daalt, is het wel voor te stellen dat het ambitieniveau — ik heb het dan over wat we willen bereiken en hoe we actief zijn in het aanwakkeren van preventie — omhooggaat in de agenda.

Hoe voorkomen we dan dat het onnodig complex wordt, vraagt de VVD. Daarop zou ik willen antwoorden dat er al heel veel in gang is gezet en geprobeerd zonder wet. Een voorbeeld daarvan zijn de regionale actienetwerken. Voor de kenners: dat was voorheen Supranet, het Suïcidepreventie Actienetwerk. Het gaat om lokale en regionale netwerken van partijen binnen en buiten de zorg die werken aan het voorkomen van suïcides met verschillende maatregelen. Tien regio's in Nederland doen hieraan mee. Maar in die regio's wordt dit helaas vaak als tijdelijk project gezien. Die projecten stoppen ook gemakkelijk weer als de financiering stopt of als een lokale aanjager een enthousiaste, bevlogen wethouder aanneemt die ervoor gaat, maar vervolgens uit een coalitie of een college valt. Het kost dan heel veel moeite, zeker als je in een regionaal samenwerkingsverband zit, om alles en iedereen weer op gang te brengen en te houden.

Voorzitter. Wij willen juist dat dit soort risico's op tijdelijke projecten minder worden. Met structurele borging en structurele middelen zou dat moeten lukken. Dan wordt ook minder complex om het lokale suïcidepreventiebeleid vorm te geven. Je ziet dan namelijk in de regio dat gemeenten om jou heen ook structureel dit beleid vormgeven. Je kunt dus van elkaar leren. Je kunt dat beleid ook samen vormgeven. Daarnaast zal het beleid ook doorgaan en hangt het er niet van af of een individuele wethouder een ambitie op dit thema heeft. Voor het landelijk beleid geldt dat het wetsvoorstel meer afstemming en meer samenwerking met andere ministeries vraagt dan nu met de landelijke agenda gebeurt. Maar als ik heel eerlijk ben, zien deze initiatiefnemers dat niet als complicatie maar als winst. Juist als we het suïcidepreventiebeleid niet goed organiseren, als we verantwoordelijkheden niet duidelijk beleggen en als we niet goed schetsen wat effectief beleid is, gaan mensen die vinden dat er iets moet veranderen, zelf aan de slag. Dat is op zich mooi, want het is goed bedoeld. Maar dan krijg je dus weer heel veel lokale, tijdelijke of geïsoleerde initiatieven, die wel goed bedoeld zijn, maar lang niet altijd effectief. Dat willen wij voorkomen.

De ChristenUnie vroeg of gemeenten, die nu al een gemeentelijk suïcidepreventiebeleid hebben, er dan op vooruitgaan. Daar zijn er namelijk ook een heel aantal van. Ja, de gemeenten die nu al suïcidepreventiebeleid hebben, krijgen met het wetsvoorstel de steun dat ze goed op weg zijn. Want juist op lokaal niveau kan er effectief suïcidepreventiebeleid worden gevoerd. Nu voeren deze gemeenten dat beleid uit zonder dat ze daar geld voor krijgen. Een lokaal aanjager, die veel gemeenten hebben, betalen ze dan uit eigen zak, met tijdelijke middelen. Met het wetsvoorstel komen er structurele middelen en dus mogelijkheden om het beleid te continueren zonder dat dat ten koste gaat van al die andere belangrijke onderwerpen in het sociaal domein waar de VNG ons geregeld op gewezen heeft. We geven gemeenten hiermee de garantie dat ze door kunnen gaan met waar ze al mee gestart zijn én we geven deze gemeenten meer medestanders in de regio, die ook dat beleid gaan ontwikkelen. Dan hoef je het niet alleen te doen. Ik denk dat daar ook de winst in zit.

Voorzitter. Belangrijk om te benoemen is dat je dan natuurlijk wel het maatwerk in het oog moet houden. Laat ik een voorbeeld geven. Ik was zelfs ooit raadslid in Utrecht. Utrecht stad heeft in de verschillende wijken al verschillende uitdagingen, ook als het gaat om de risicofactoren rondom suïcidepreventiebeleid. In bijvoorbeeld Ermelo of Nunspeet heb je weer hele andere facetten die meespelen bij wat belangrijk beleid is om te voeren. Dit wetsvoorstel geeft dus aan de ene kant ruimte aan gemeenten om aan maatwerk te doen, maar biedt ook de kans om in de regio van elkaar te leren en daarin ook steeds beter beleid te ontwikkelen.

Voorzitter. Twee: de rol van de samenleving. Ik snapte wel dat die vraag vanuit het CDA en de SGP kwam. Zo kennen we dat. Ik hoorde in dat verband ook de gedachte van de soevereiniteit in eigen kring terug. Ik zie de Kamerleden ook enthousiast naar hun scherm kijken. Juist op dat punt hebben zij namelijk hun diepste wortels. Want ja, maatschappelijke interventies doen ertoe. Suïcidepreventiebeleid is namelijk niet iets van de overheid of van de zorg alleen. Het is juist de insteek van deze wet om dat met de héle samenleving te doen. De overheid heeft een aanjagende rol, maar de samenleving, maatschappelijke organisaties, politie, verenigingen, geloofsgemeenschappen zijn allemaal nodig. Zonder hen gaat het niet. Dat zal het duidelijkst worden in het lokale beleid. In gemeenten met suïcidepreventiebeleid is dat al te zien. In Arnhem bijvoorbeeld zijn de lokale sportverenigingen betrokken. In de regio Haaglanden zijn de huisartsen goed aangehaakt. En landelijk is LTO met het loket TABOER betrokken. Zo hebben dus ook gemeenschappen een grote rol. Deze wet biedt in die zin ook juist de aanmoediging om die lokale gemeenschappen en allen die daarin actief zijn, te betrekken bij het opstellen en het uitvoeren van het lokale beleid. We kunnen ons bijvoorbeeld voorstellen dat ook kerken onderdeel zijn van die lokale coalities die samen beleid maken. Zij kennen de gemeenschap goed. Of sportverenigingen, zoals ik net al zei. Ook zij hebben soms een signalerende functie. Of de buurthuizen in sommige stedelijke wijken, bijvoorbeeld met de taalcafés, waar ook weer andere problemen aan de orde komen. Zo is er op heel veel plekken de stap naar een integraal suïcidepreventiebeleid te zetten.

Voorzitter. Ik kom bij mijn derde punt. Wie moeten er dan aan de slag? Oftewel: de uitvoering. Alle fracties stelden vragen over de uitvoering. Hoe zien de initiatiefnemers deze voor zich? Nou, heel simpel beginnend stelt de wet drie dingen voor: landelijk beleid, gemeentelijk beleid en een gratis hulplijn. Ja, die hulplijn bestaat al. Recent is het kabinetsbesluit genomen om naast het nummer 0800-0113 ook het nummer 113 gratis te maken. Is dat eenmaal gerealiseerd, dan hoef je voor beide nummers dus niet te betalen als je ze belt. De mensen die de telefoon opnemen, zijn natuurlijk wel grotendeels betaalde krachten. Ook het in de lucht houden van de lijn kost geld. Hoe het landelijk beleid er precies uit komt te zien, wordt uitgewerkt in een AMvB. We doen in de memorie van toelichting een voorzet daarvoor: een landelijke agenda, een communicatiestrategie en een onderzoeksprogramma. De minister van VWS, of de staatssecretaris, pakt de regie om dit uit te werken. Want gemeenten moeten gemeentelijk beleid gaan opstellen als deze wet in werking treedt. Maar ook landelijk is het echt van belang dat de uitwerking op dat front een vervolg krijgt.

Voorzitter. Gemeenten zijn nu al verplicht om een gemeentelijk gezondheidsbeleid te maken via de gemeentelijke gezondheidsnota. Dat staat ook in de Wet publieke gezondheid. Daar komt een onderdeel bij, namelijk integrale suïcidepreventie. De initiatiefnemers kunnen zich voorstellen dat gemeenten regionaal de samenwerking zoeken, dus met andere gemeenten samen, bijvoorbeeld op de schaal van een GGD-regio, en zo beleid maken en uitvoeren. De GGD heeft nu in de regionale actienetwerken ook al vaak een rol. Omdat het integraal suïcidepreventiebeleid is, kan het daar niet alleen bij blijven. Het is de bedoeling dat gemeenten samen met onder andere onderwijs, zorg en verenigingen coalities vormen om in beeld te krijgen wat de problematiek is, waar de vindplaatsen van risicogroepen zijn en wat er nodig is om samen vorm te geven aan interventies.

Effectief integraal suïcidepreventiebeleid bestaat altijd uit meerdere elementen tegelijk. Als je bijvoorbeeld alleen de bewustwording vergroot, maar je hebt de zorg niet op orde, is het niet goed; dat is niet effectief. Als je andersom de zorg op orde hebt, maar er nog een groot taboe is, is het ook niet effectief. Het komt er dus op aan dat je zowel lokaal als landelijk juist ingaat op voorlichting, op het trainen van mensen, ook buiten de zorg, zodat zij op tijd signaleren en het gesprek over suïcide kunnen voeren, en op het actief benaderen van risicogroepen en het zorgen voor een netwerk waarin bijvoorbeeld de huisarts, de verloskundige, de docent of de sportcoach weet waar die naartoe kan als er iets is waar hij of zij zich zorgen over maakt, zodat je ook samen een zorgzame gemeenschap bent. En ja, er zijn al ongeveer 50 gemeenten aan de slag met dat integrale suïcidepreventiebeleid.

Voorzitter. Ik zal een paar voorbeelden noemen, zodat u ook een beeld hebt van hoe dat er dan uitziet. Denk bijvoorbeeld aan Arnhem. Daar is een lokaal Suïcidepreventie Actienetwerk, dat bestaat uit gemeente, maatschappelijk domein en zorg. In 2022 werd door deze gemeente een campagne suïcidepreventie gehouden, in het verlengde van de landelijke campagne, maar dan met Arnhemmers aan het woord. Het netwerk heeft specifieke aandacht, juist voor de risicogroep van mannen van middelbare leeftijd. Bij de al bestaande gezondheidschecks in achterstandswijken wordt er nu ook gescreend op eenzaamheid en suïcidaliteit. In Arnhem is bovendien een centrum voor levensvragen en suïcidepreventie gestart, waar mensen terechtkunnen met hun vragen en zorg.

Maar het kan ook op een andere manier. Neem bijvoorbeeld Noord-Holland-Noord. In Noord-Holland-Noord werken de GGD Hollands Noorden, de gemeente Hoorn, de gemeente Alkmaar en de GGZ Noord-Holland-Noord samen. Ze zetten zich ervoor in om een breder publiek bewust te maken van de helpende rol die zij kunnen vervullen en ze trainen de professionals en maatschappelijk betrokken inwoners, zodat juist ook zij die antenne hebben van "hé, dit is een moment dat ik toch eventjes die connectie moet gaan maken met de zorg". Zo zou ik door kunnen gaan. Neem bijvoorbeeld Noord-Brabant-Zuidoost, waar op scholen de STORM-aanpak wordt uitgevoerd. Die richt zich echt op het voorkomen van depressies en het stimuleren van zelfvertrouwen en weerbaarheid bij jongeren. Of neem de Noord-Veluwe, een regio waar juist ook de Mee Leven-groepen en de Over Leven-groepen worden georganiseerd, zelfhulpgroepen voor naasten en voor mensen met suïcidale gedachten.

Voorzitter. Het is belangrijk om te zien hoe je dat beleid op verschillende manieren kunt voeren, altijd gericht op wat nodig is voor jouw lokale gemeenschap. De vraag is terecht hoe je kijkt of dat uitvoerbaar is en wat de gemeenten kunnen doen. Ik meen dat de VVD deze vraag ook stelde. Het is juist hierom dat we de wet hebben opgesteld in samenspraak met gemeenten die al een lokaal suïcidepreventiebeleid hebben of dat graag zouden willen. We hebben het ook samen met 113 gedaan, omdat ook juist zij zien bij welke gemeenten het goed loopt en waar er soms struggles zijn.

Initiatiefnemers van een initiatiefwet kunnen geen Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden uitvoeren, zoals gebruikelijk is bij wetgeving vanuit het ministerie. Dat is ook niet gebruikelijk bij initiatiefwetgeving. Het is natuurlijk goed voorstelbaar dat als deze wet niet alleen in de Tweede maar ook in de Eerste Kamer wordt aangenomen, er vervolgens een invoeringstoets wordt gedaan, zodat gemeenten ook een scherp beeld hebben van wat er nou eigenlijk bij die invoering komt kijken en welk vervolg daaraan gegeven kan worden. Maar laat helder zijn: er staan heel veel stoplichten op groen voor een goede uitvoering, want lokaal suïcidepreventiebeleid wordt onderdeel van het al bestaande lokale gezondheidsbeleid. Het is niet helemaal nieuw voor gemeenten; er is al heel veel ontwikkeld. Op basis van de lokale behoefte vullen gemeenten vervolgens het beleid zelf in. En ja, de gemeenten en regio's die al een suïcidepreventiebeleid hebben, laten zien op welke manier die uitvoering mogelijk is. Er zijn dus ook al hele goede voorbeelden om te volgen en er zijn ook lessen die je al kunt leren. En het lokaal beleid is een inspanningsverplichting voor gemeenten, geen resultaatsverplichting. Dat zeg ik met nadruk, ook omdat ik een enkele wethouder sprak met de zorg dat je alleen zou koersen op een nummer, op een getal, terwijl we allemaal weten dat je een poging tot zelfdoding die voorkomen kan worden, niet zal terugzien in de cijfers. En we weten allemaal dat heel veel factoren kunnen leiden tot zoiets verdrietigs als wat wij hier vandaag bespreken, namelijk suïcides. Dat is niet allemaal door een gemeente maakbaar in één vat te gieten, maar we weten ook dat er een verschil gemaakt wordt als je dat preventiebeleid wél langdurig voert.

Voorzitter. Er werd ook gevraagd of de initiatiefnemers met de VNG hebben opgetrokken; ik geloof dat mevrouw Paulusma dat vroeg. We hebben de VNG gesproken en we hebben elkaar gevonden als partners, allereerst om de mentale weerbaarheid te versterken. Daar is een sterk sociaal domein voor nodig, evenals stevig beleid op lokaal niveau. De VNG steunt onze ambitie, die spreekt uit dit wetsvoorstel, en geeft aan dat de gemeenten ook heel graag die goede uitvoering en invoering van de wet willen. Dat is logisch en dat is een vervolg dat zal moeten volgen na dit wetsvoorstel. We kunnen ons daarom heel goed voorstellen dat de VNG gemeenten helpt met bijvoorbeeld een handreiking, zodat het opstellen van beleid makkelijker wordt.

Moeten alle gemeenten dan direct aan de slag of moeten ze allemaal na een jaar hun beleid compleet hebben? Laat ik het zo zeggen: in principe zou de wet, afhankelijk van de Eerste Kamer — wij kennen onze plaats — per 1 januari 2025 in kunnen gaan, maar er moet nog wel een AMvB worden gemaakt waarin het landelijk beleid wordt geduid. Ik denk dus dat in strikte zin op z'n allervroegst 1 juli 2025 haalbaar is. Maar het kabinet kan er wel voor kiezen om de wet al eerder in te laten gaan, zodat de gemeenten aan de slag kunnen. Ik zou eigenlijk tegen de gemeenten willen zeggen: je hoeft niet te wachten op de wet om aan de slag te gaan. Tegelijkertijd snap ik ook dat de gemeenten wel zekerheid willen hebben. Ze willen weten of er financiering komt en hoe dat gaat. Vanaf wanneer gemeenten hun integrale suïcidepreventiebeleid vorm moeten geven, is afhankelijk van wanneer de nieuwe Landelijke nota gezondheidsbeleid wordt opgesteld en ingaat. Dat kan in 2026 of in 2027 zijn. Hoe uitgebreid of beknopt het beleid is, is aan de gemeenten zelf, zeg ik opnieuw. Als ze maar hard kunnen maken dat er beleid is met de intentie om suïcides te voorkomen.

Voorzitter. Hoe uitgebreid of beknopt het beleid is, is dus aan de gemeenten zelf. Ze moeten hard kunnen maken dat er beleid is juist met de intentie om suïcides te voorkomen. Ik geef een voorbeeld: een lokaal beleid dat echt gericht is op het versterken van de mentale gezondheid past ook in die richting. Dat is een goed aanknopingspunt om vervolgens specifiek beleid te maken op het gebied van suïcidepreventie. Expliciete aandacht voor suïcidepreventie is nodig om het taboe te doorbreken en ook vanwege de handelingsverlegenheid. Die beide kanten zou ik willen noemen. Het gaat niet alleen om het taboe, om het niet durven uitspreken dat het niet goed met je gaat, maar ook om de zoektocht hoe je er kunt zijn voor iemand met wie het niet goed gaat, want die persoon heeft wel steun nodig. De wetenschap leert ons dat de vier eerdergenoemde elementen wel terug moeten komen in effectief beleid. We hopen dus dat de gemeenten het beleid in die zin ook vlot formuleren. Zeker de kleine gemeenten, maar ook regio's die qua bevolkingssamenstelling op elkaar lijken, kunnen samenwerking met andere opzoeken.

Voorzitter. Dan kom ik bij het vierde punt: de Landelijke Agenda Suïcidepreventie. Daarmee sluit ik het blokje over de gemeenten. Er was gevraagd: wat verwachten de initiatiefnemers van die vierde landelijke agenda en wat mag daarin niet ontbreken? Wij hopen dat de vierde landelijke agenda nog steviger inzet op de verantwoordelijkheid van de hele samenleving en de verschillende domeinen om suïcide te voorkomen, dat verschillende ministeries stevig zijn aangehaakt en dat het ministerie van VWS nog steviger regie hierop pakt. En net als in die vorige agenda's, waarop je natuurlijk moet voortbouwen, moet deze vierde agenda echt voluit ingaan op voorlichting, brede voorlichting, training, het bereiken van risicogroepen en het bouwen aan een netwerk. Wat mij betreft gaat er ook gewerkt worden aan het verbeteren van de effectiviteit en de kwaliteit van zorg. Als programma's bewezen effectief zijn, moet daar voluit verder op ingezet worden.

Er waren een aantal wat meer specifieke vragen over de landelijke agenda. Een daarvan was van mevrouw Jansen. Zij vroeg hoe het bijvoorbeeld zit bij het spoor of bij gebouwen. Gaat er dan landelijk regie gevoerd worden of doen gemeenten dat? We weten heel goed dat een beperking van de toegang tot dodelijke middelen in de volle breedte leidt tot minder suïcides. Om met het spoor te beginnen: ProRail, NS en 113 werken al intensief samen om kennis te delen, onderzoek te doen en actie te ondernemen. Via het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt al geïnvesteerd in de veiligheid van het spoor om suïcide te voorkomen, bijvoorbeeld door fysieke afscherming, maar ook met lokale netwerkpartners wordt gekeken hoe je aan preventie kan doen op de zogenoemde risicotrajecten. Dankzij die maatregelen is er nu al een daling van 30% van het aantal verwachte suïcides op het spoor ten opzichte van het verleden. Gemeenten weten heel goed bij welke stukken spoor vaak suïcides voorkomen. Ik had gisteren nog contact met een burgemeester van een gemeente waar dit speelt. Zij voelen vanuit hun gemeenschap enorm de verantwoordelijkheid om de risico's te verkleinen, maar ze moeten dus wel heel nauw samenwerken met NS, ProRail en de landelijke overheid. We zien ook gemeentes waarbij de suïcidepreventieagenda nog onvoldoende is, dus daar loopt ProRail er andersom tegenaan. Wij denken dat lokaal en landelijk beide versterkt kunnen worden, doordat aan de ene kant de gemeenten verplicht worden en aan de andere kant landelijk met de vierde agenda en met het structureel maken het gesprek een vervolg kan krijgen. Denk ook aan het opleiden van NS-medewerkers om suïcidaal gedrag te herkennen, publiekscampagnes over het belang van naar elkaar omkijken en het telkens opnieuw onderzoeken welke nieuwe middelen en technieken bijdragen aan preventie. Daarom vind ik die kant van onderzoek ook belangrijk.

Qua gebouwveiligheid is er nog geen duidelijk geregisseerd suïcidepreventiebeleid. Het is dus heel goed dat u dat punt hier benoemt. Wij zaten ook al even te denken met elkaar hoe dat eruit zou moeten zien. De wijsheid van deze initiatiefnemers kwam tot: misschien moet je eens naar het Bouwbesluit kijken. Sinds 1 januari 2024 heet dat het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Bbl. U kent het vast, want u heeft vast de Omgevingswet behandeld. Ik kan me ook voorstellen dat de staatssecretaris namens de minister van BZK kan antwoorden hoe dat verder geregeld zou moeten worden. Dit is namelijk typisch zo'n voorbeeld waarbij je ziet dat het uitmaakt dat er regie gevoerd wordt vanuit VWS, maar dat ook een ministerie als BZK zijn verantwoordelijkheid neemt.

Voorzitter. Ik kom tot het laatste punt. Dat is de hulplijn 113. Mevrouw Jansen vroeg hoe de hoge mate van bereikbaarheid van de hulplijn gewaarborgd kan worden. 113 heeft de ambitie uitgesproken om altijd bereikbaar te zijn en voor minimaal 95% meteen bereikbaar te zijn. Dat lijkt ons een heel goed streven, want in zo'n situatie waarin je radeloos bent en snel iemand moet spreken, moet er zo snel mogelijk een hulpverlener beschikbaar zijn. De afgelopen jaren hebben we echter gezien dat het aantal hulpvragen telkens met 20% stijgt. Dat zegt ook iets over onze samenleving. Voor de bemensing van de hulplijn en de chat betekent dat dus veel. Wat ons betreft is het goed om te zorgen dat als de hulpvraag stijgt, het budget voor de hulplijn meestijgt. Dat is een van de dingen waarvan de initiatiefnemers hebben gezegd dat we daar naar de toekomst toe telkens opnieuw dat gesprek over moeten voeren met elkaar, want dat kun je nu niet vastleggen. Maar ook dat is weer een reden waarom het zo belangrijk is om het suïcidepreventiebeleid structureel te borgen, inclusief de landelijke hulplijn.

Labels: