Don Ceder blikt terug op reis naar Israël: 'Gesprek wordt hier te naïef gevoerd'
Don Ceder was vorige week in Israël en de Palestijnse gebieden. Hij deelt hieronder ervaringen van zijn reis, duidt wat hij heeft gezien en zet een aantal politieke denkrichtingen uiteen. Klik hier voor de longread.
Op de eerste dag na aankomst bezoek ik Jeruzalem. De sabbat begint en ook het vrijdagavondgebed voor de moslims. Het valt me op dat op elke straathoek posters hangen, met daarop foto’s van de gegijzelden. De hele stad hangt er vol mee en leeft intens mee. Het is bijna 150 dagen sinds de aanslag. Ik hoor overigens ook vrijwel eensgezind dat de rol van Netanyahu na de oorlog is uitgespeeld.
Het valt op dat de normaal zo bruisende binnenstad nu heel rustig is: winkels zijn dicht, de meeste daarvan sinds 7 oktober. De economie heeft een enorme knauw gehad als gevolg van de oorlog en toeristen en andere bezoekers blijven dan ook weg. De zichtbare aanwezigheid van het Israëlisch defensieleger (IDF) in en rondom Jeruzalem is forser dan voorheen.
Een steeds groter wordende groep Joden snelt zich naar de Klaagmuur en ik loop erachter aan. Bij de Klaagmuur is het gezang begonnen en grote groepen met jongens, kinderen en mannen in uniform zingen over de goedheid van Hashem (de Naam). Aan de andere kant zijn er vrouwen, meerdere in uniform, die met elkaar in cirkels dansen en zingen over de goedheid van God. Wat een beeld: een stad die treurt, met in het hart de Oude Stad waar de spanning in de lucht hangt, brengt het toch op om massaal vreugdevol te zijn.
Christenen in verdrukking
Op de tweede dag staat een bezoek aan Bethlehem gepland. Ik rijd naar de Evangelical Lutheran Christmas Church. Daar spreek ik Munther Isaac, een Palestijnse christen en tevens voorganger van de kerk. Hij geeft aan continu in contact te staan met de christelijke gemeenschap in Gaza. Die lijdt honger, is de laatste boodschap die hem bereikt heeft. Hij geeft aan dat hij de Israëlische tegenreactie en oorlog buitensporig vindt. Hij gebruikt steevast het woord ‘genocide’. Hij vreest dat er na de oorlog nauwelijks een christelijke gemeenschap in Gaza zal overblijven. Een groot deel van de schuld van deze uitzichtloosheid legt hij bij de Israëlische regering.
Isaac voelt dat zich geroepen om aandacht te blijven vragen voor de situatie van Palestijnen en specifiek de Palestijnse christenen. Hij mist de internationale christelijke aandacht voor de gemeenschap in Palestijnse gebieden. Ik ben het niet in alles met hem eens, maar we zijn broeders in Christus. Dat weet ik en dat voel ik. Ik respecteer hem in het bepleiten van recht voor zijn gemeenschap.
Verborgen vredestichters
Hierna rijd ik door naar een heuvel net buiten Bethlehem waar ik de Palestijnse christen Daoud Nassar van Tent of Nations ontmoet, een educatieve boerderij met het vredesproject van de Palestijns-christelijke familie Nassar. Daoud beheert een stuk land dat zijn familie in 1916 heeft gekocht, maar de legitimiteit daarvan wordt betwist door Israël. Er is al sinds 1991 een jarenlange juridische strijd gaande. Daoud vermoedt dat er een vals spel gespeeld wordt, omdat het klip-en-klaar is dat hij de rechtmatige eigenaar is. Zijn frustratie kan ik goed begrijpen.
Daoud laat mij de omgeving zien en ik denk al te snappen waarom deze zaak al zo lang duurt. De grond van Daoud is de enige heuvel waarop nog geen stad of dorp ligt en is daarmee erg gewild. Om zijn stuk land heen zijn alle heuvels al bezet. De Joodse en Palestijnse gemeenschappen in de vallei kunnen elkaar met de ogen zien, maar leven in totaal gescheiden werelden. Dat is verdrietig om te zien.
Daoud staat symbool voor de strijd om grond in het heilige land, maar ook voor verzet. Hij zegt dat hij geen slachtoffer is en ook geen vijand; hij weigert dat te zijn.
Een utopie in stand gehouden
Na deze ochtend word ik aan de rand van Bethlehem opgewacht door mijn Palestijnse vriend Amir[i]. Amir heeft mij eerder verteld over zijn leven: geboren en getogen in een vluchtelingenkamp, spuwde hij vaak online haat naar Joden, zoals vrijwel iedereen in zijn buurt dat doet. Toen hij echter benaderd werd door een Israëliër online met wie hij in discussie ging, raakten de twee in gesprek en er ontstond langzaam een vertrouwensband en vervolgens een vriendschap.
We rijden rond in Bethlehem en Beit Jala en gaan langs bij de vluchtelingenkampen Aida, Dheisheh en Beit Jebrin camp. Amir duidt voor mij wat ik allemaal zie. De meeste voorzieningen hier worden betaald door de UNRWA. Als ik Amir vraag wat hij van de UNRWA vindt, lacht hij cynisch. De UNRWA, en de medewerkers die voornamelijk uit de omgeving komen, houden een bubbel in stand: op meerdere manieren wordt geïnsinueerd dat men op een dag zal terugkeren naar een ouderlijk huis in Israël-Proper, en dat Bethlehem dus niet hun thuis is, maar een tijdelijke verblijfplaats. Een tekenend voorbeeld is de grote, zichtbare sleutel in vluchtelingenkamp Aida – een constante herinnering dat ze op een dag zullen terugkeren naar hun thuis. Velen hebben ook nog een sleutel van de voordeur van het huis dat ze ooit in Israël moesten achterlaten. Amir zegt dat dit symbool mede gefinancierd is door UNRWA. Daarmee houden ze een valse droom levend.
De denkbeelden van Amir zouden ook veel Nederlanders, die zéggen op te komen voor Palestijnen, tegen de borst stuiten. Zij staan liever voor een “principiële” lijn; ‘from the river to the sea’, maar houden daarmee Palestijnen de facto in een vicieuze cirkel, omdat alles dat en iedereen die naar toenadering riekt, weggezet wordt als het ‘normaliseren van de vijand’ en als verrader.
Hierdoor wordt lijden en uitzichtloosheid in stand gehouden, ten behoeve van een eigen ideaalbeeld van rechtvaardigheid. Net als Amir wens ik het Palestijnse volk beter leiderschap toe. Als we eerlijk zijn heeft het afwijzen van een tweestatenoplossing van Palestijnse kant in 1936, 1947, 1967, 2000 en 2008 de Palestijnen niet verder gebracht en dat is tragisch.
We eten een heerlijke shawarma-schotel in Amirs favoriete tent, terwijl hij vertelt over zijn droom: jongerenwerk doen, zorgen dat deze jongeren van de straat afkomen en het land opbouwen.
Zorgen over noodhulp
Dag 3 breng ik door met 21 christelijke parlementariërs uit verschillende nationale parlementen en de EU. We gaan allereerst naar de kibboets Kfar Aza, aan de grens met Gaza. 62 inwoners zijn op 7 oktober afgeslacht. De verschrikkingen van de aanslagen zijn nog steeds te zien. Ik loop huizen binnen en zie tientallen kogelschoten in het plafond en op de muren. Eerstehulpverleners melden dat ze in de kibboets lichamen van naakte vrouwen vonden met hun handen op hun rug gebonden en schotwonden in het hoofd. In stilte keer ik terug naar de parkeerplaats. We trekken naar het noorden, naar de Binyomin regio.
In de avond spreekt oud-minister van Buitenlandse Zaken Eli Cohen ons toe. Er worden kritische vragen gesteld door parlementariërs over de noodhulp en doelstellingen van de oorlog. Cohen geeft aan dat er via COGAT genoeg noodhulp binnenkomt. Daar ligt niet het probleem, zegt hij. Het probleem begint bij de distributie, die via UNRWA en Hamas plaatsvindt, aldus Cohen. Hamas distribueert de goederen niet onder de bevolking, maar zorgt dat het naar de eigen locaties gaat. Na een bewogen dag keren we terug naar Jeruzalem.
Kritiek op rol Iran
Op dag 4 gaan we in gesprek met de Israëlische minister van Diaspora, Amichai Chikli. Hij beantwoordt vragen over de dreigende inval in Rafah, de humanitaire situatie in Gaza, de situatie rond de gegijzelden en de vele burgerdoden in Gaza. Vanuit de zaal klinkt een vrij eensgezinde oproep dat er meer gedaan moet worden voor de Gazanen. Chikli maakt zich ook grote zorgen over het toenemende antisemitisme wereldwijd, vooral in Europa, en doet ook een beroep op ons om dat in de gaten te houden. In de middag spreken we met minister Israel Katz. Hij benadrukt dat er wordt ingezet op een humanitair staakt-het-vuren voor de Ramadan, maar dat Hamas een staakt-het-vuren blokkeert omdat het weigert duidelijk te maken hoeveel gegijzelden nog in leven zijn.
Op dag 5 voeren we opnieuw veel gesprekken. We krijgen een geopolitieke briefing waarin duidelijk wordt dat via de Moslimbroederschap en Iran, door het inzetten van proxies Hamas, Hezbollah en de Houthi’s, de instabiliteit van de regio wordt aangewakkerd. 7 oktober moet bezien worden in het licht van het vredesakkoord tussen Israël en Saudi-Arabië, dat op het punt stond om getekend te worden. We spreken ook met de minister van Inlichtingen, Gila Gamliel. Ook met haar wordt de situatie in Rafah kritisch besproken; de humanitaire hulp in Gaza en de informatievoorziening richting lidstaten ten aanzien van de oorlog en de afwegingen moet beter.
We sluiten af door een resolutie te tekenen waarin we door Iran gesponsord staatsterrorisme veroordelen en een poging doen om Iraanse Revolutionaire Garde op de terroristenlijst te krijgen (waar ik vorig jaar in de Kamer al een motie voor heb ingediend). Ik word per taxi naar Tel Aviv gebracht voor mijn vlucht naar Amsterdam, met een hoofd vol indrukken en gedachten.
Politieke denkrichtingen
Allereerst constateer ik dat het gesprek over het Midden-Oosten in Nederland te naïef en te tweedimensionaal wordt gevoerd. Te naïef, omdat de geopolitieke spanningen en ontwikkelingen in de regio onvoldoende betrokken worden in de afwegingen en reacties. Te tweedimensionaal, omdat er veel meer actoren en overwegingen betrokken zijn in dit conflict, ook buiten Israël en de Palestijnse gebieden.
Er is in Israël grote eensgezindheid over het doel van de oorlog in Gaza: de gegijzelden terughalen en Hamas uitschakelen. Daarin staan we naast Israël. Tegelijkertijd is de prijs van deze doelen erg hoog: duizenden burgerslachtoffers, een humanitaire crisis en afnemend internationaal draagvlak. Een inval in Rafah tijdens de Ramadan zou explosieve gevolgen kunnen hebben; voor de regio, maar ook internationaal. Vanwege deze situatie is het belangrijk dat er zo snel mogelijk een humanitair staakt-het-vuren komt. Daarvoor is het wel belangrijk dat de gegijzelden vrijgelaten worden, en tot op heden weigert Hamas om dit te doen. Het is daarom belangrijk dat vooral de druk op Hamas wordt opgevoerd om de gegijzelden vrij te laten.
Het wordt steeds duidelijker dat nadat de vrachtwagens met hulpgoederen Gaza binnenrijden er onvoldoende toezicht is op waar de hulp terechtkomt. Met name de meest kwetsbaren zijn daar de dupe van. Er moet daarom beter worden toegezien op de noodhulp aan Gaza. Daarbij zou het goed zijn als er onafhankelijke waarnemers aangesteld worden.
Tot slot zullen we op zoek moeten naar die Israëlische en Palestijnse gemeenschapsleiders die in staat zijn om vrede dichterbij te brengen. Ik heb er een aantal ontmoet en dat stemt mij hoopvol. Ik hoop dat we de moed vinden om nadrukkelijk achter hen te gaan staan. Misschien maken we dan nog de dag mee waarop er werkelijke vrede komt in het Midden-Oosten.