In herinnering: Gert Schutte
Het is niet nodig om bij het overlijden van de politicus Gert Schutte grote woorden te gebruiken. Hij zou het niet op prijs hebben gesteld, hij was een man van eenvoud. Dat hij in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw een zeer gerespecteerd parlementariër was, een politicus naar wie werd geluisterd, een man ook die door zijn gereformeerde achterban op handen werd gedragen, doet niet af aan die eenvoud. Die had hij van huis uit meegekregen, een middenstandsgezin in het kleine stadje Nieuwpoort aan de Lek, maar bescheidenheid was ook een karaktertrek.
In het jaar 2001 verliet hij de Tweede Kamer. Zijn tijd zat erop, evenals die van zijn partij, het GPV. Er zijn jaren geweest dat Gert Schutte het GPV was en het GPV Gert Schutte. Zijn mensen waren trots op hem, en terecht. Hij heeft nog een kleine bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de ChristenUnie, maar de fusie van zijn partij en de RPF had aanvankelijk niet zijn hart. Toen het fusiebesluit eenmaal was gevallen heeft hij aan de uitvoering daarvan loyaal meegewerkt. Maar het was mooi geweest, zijn tijd was geweest, de verantwoordelijkheid was nu aan anderen.
Hij was ook nog op een andere wijze op tijd vertrokken, namelijk voor de binnenkomst van de politieke warhoofden van de LPF tot en met Forum van Democratie en alles wat daar nog tussen zit. De Tweede Kamer is al lang niet meer zijn Kamer. In de huidige sfeer van verruwing, ressentiment en platvloersheid is nauwelijks ruimte voor iemand met zijn staatkundig belijnde kennis en morele waardigheid. Dat is jammer voor de Kamer.
Gert Schutte kwam uit het lokale bestuur, op dat gebied alleen al had hij veel kennis en ervaring, maar hij wist zich door zelfstudie te ontwikkelen tot de allround politicus, zoals Nederland hem heeft leren kennen. Er schuilde een eminent jurist in hem, een politicus met een fijn gevoel voor wetgeving en het denken in termen van bevoegdheden. Dat laatste was een typisch gereformeerde trek, niet de slechtste voor een politicus, geworteld in de antirevolutionaire traditie van Groen van Prinsterer en Abraham Kuyper. Dat waren overigens niet zijn enige bronnen, daarnaast was hij als kerkmens nauw verbonden met de gereformeerde theologie, zoals in Kampen onderwezen, de wereld van de gereformeerde predikanten, de journalistiek van het Nederlands Dagblad. Maar ook de klassiek liberale staatkunde was hem vertrouwd.
Met die bronnen heeft hij gewerkt, met een ongeëvenaarde werkkracht en gezondheid, als gemeentesecretaris van Zeist, lid van Provinciale Staten van Utrecht en tenslotte vanaf 1981 als lid van de Tweede Kamer, waar hij zich tot een eenmansinstituut ontwikkelde. De term “eenmansfractie” is, voor wie naar de huidige Tweede Kamer kijkt, voor Gert Schutte eigenlijk misplaatst of in elk geval weinigzeggend. Hij was in zijn eentje een complete politieke partij zowel programmatisch als qua politieke oriëntatie. Een gereformeerde minizuil met een disproportioneel grote uitstraling. Hij sprak met gezag, omdat hij geworteld was. Wellicht daarom heeft niemand hem een betweter genoemd, ook al wist hij veel zaken beter dan zijn collega’s. Veel moties heeft hij niet ingediend, dat was ook niet nodig, er werd toch wel naar hem geluisterd.
Hij ontwikkelde zich in zijn jaren op het Binnenhof als een autoriteit op het gebied van het staatsrecht. Ook dat droeg eraan bij dat hij van veel mensen vertrouwen kreeg, het belang van de staat was bij hem veilig. Dat bleek wel toen hij vrij snel na zijn vertrek door de regering werd benoemd tot lid van de Kiesraad. Dat was eervol, daar kon hij als “waakhond van de democratische rechtsstaat” zijn kwaliteiten verder in dienst van het Koninkrijk der Nederlanden inzetten.
De ChristenUnie heeft later als programmatisch vaandel de mooie term “christelijk-sociaal” gekozen. Maar eerder was Gert Schutte al christelijk sociaal. Praktisch, als zeer betrokken woordvoerder op de terreinen van sociale zaken, inkomensbeleid, sociale zekerheid, werkgelegenheid etc. Naast Justitie terreinen met veel en complexe wetgeving waarover hij altijd met kennis van zaken het woord voerde. Dat was niet altijd in abstracto. In 1989, na de uitbreiding van de GPV-fractie met schrijver dezes, kwam er extra geld beschikbaar voor nieuwe medewerkers. Op enig moment was er een sympathieke kandidaat, een historicus, die evenwel als minpuntje had dat hij na zijn studie lang werkloos was geweest en dus over weinig werkervaring beschikte. Na enig gedelibereer over mogelijke risico’s zei hij: “We praten toch zo graag over christelijk-sociaal”, laten we dat zelf dan ook doen, laten we hem een kans geven”. De kandidaat werd later een zeer gewaardeerde medewerker.
De Tweede Kamer en de kerk, daar leefde hij voor resp. van. Veel tijd voor andere zaken gaf hij zich niet. Hij kon een hele dag in de vergaderzaal zitten, zijn tas oppakken en in de trein naar huis het werk voortzetten, om de volgende dag dit in de omgekeerde beweging te doen. Altijd werken, niet alleen met veel werkkracht en discipline, maar ook met een roepingsbesef en met plezier. Hij genoot van zijn werk en dat was voldoende, ik betwijfel of hij ooit in de bar of het restaurant van Perscentrum Nieuwspoort is geweest. Op zondag werd niet gewerkt, collega’s en de journalisten wisten dat en lieten hem met rust. In de 20 jaar dat ik voor en later naast hem werkte hebben we elkaar slechts eenmaal op een zondagavond gebeld. Je kunt ook te gereformeerd zijn, zeiden we later grinnikend tegen elkaar, maar de politieke productie heeft er niet onder geleden. Dat telde.
Bij zijn afscheid in 2001 heb ik, in een toespraak in de Oude Zaal van de Tweede Kamer, hem vergeleken met de “welzalige man” van Psalm 1, een man die niet wandelde in de raad der goddelozen, maar die aan des Heren wet zijn welgevallen heeft (vertaling 1951). In die psalm wordt die man vergeleken met een boom, geplant aan fris water, die op zijn tijd vrucht draagt. Deze man, die nooit een dag ziekteverzuim heeft gekend, werd eind december plots ziek. Voor het eerst kwam hij in het ziekenhuis terecht, waar een levensbedreigende tumor werd ontdekt. Behandelingen zouden vermoedelijk nog wat uitstel kunnen geven, maar zeker geen levenswinst. Hij besloot, ook daarin was hij gereformeerd, van een behandeling af te zien en met wat pijnbestrijding toe te leven naar de Heer, die hij al die jaren zo trouw had gediend.