The Great Reset
Sommigen van ons zijn geobsedeerd door de laatste dingen. Ze voorzien een totale ontsporing van de geschiedenis en zijn ervan overtuigd dat we ons in de aanloop daarnaartoe bevinden. Ze geloven in een ‘Great Reset’ zoals ‘wederdopers’ die in de 16e eeuw in Münster in hun blootje aan het opwachten waren. Er zijn mensen die zeker weten wie het nu via Coronabeleid op ons gemunt hebben, zoals de bevindelijk-gereformeerde voorman Dominee Kersten in de jaren dertig vast en zeker geloofde dat niet het fascisme maar ‘Rome’ de grootste vijand was. Ze zien in tastbare maatregelen de onheilspellende voorbode van een beklemmend einde zoals sommige christenen dat eerder zagen in de vorming van de Europese Unie en in de introductie van de streepjescode.
Dietrich Bonhoeffer schrijft ook over ‘het laatste’ dat gaat komen. Maar dan anders. Hij schrijft over het oordeel van God dat komt en de vrijspraak die Hij geeft uit genade. Het is de definitieve komst van Gods Rijk waarin geen onrecht meer zal zijn en de laatste tranen van de ogen zullen worden afgewist. Er ís een ‘laatste der dagen’, alleen - zo zegt Jezus - heeft geen sterfelijk mens weet wanneer. En ondertussen kunnen we inmiddels nuchter vaststellen dat sommigen van onze voorouders er lelijk naast zaten met hun inschatting van de ‘de laatste dingen’. Dat ze zichzelf daarmee soms een beetje belachelijk hebben gemaakt, is nog tot daaraantoe. Veel erger is het als door ons misplaatste gespeculeer het evangelie zelf in twijfel wordt getrokken.
Sommigen van ons zijn weer het tegenovergestelde en gaan totaal op in het hier en nu. Ze zien wel wat er later komt, maar geloven dat ze hier en nu een verantwoordelijkheid hebben. Ze doen zaken, zijn druk met hun opleiding, gaan naar hun werk, proberen zich in te zetten voor fatsoenlijk bestuur van hun dorp, stad, provincie, land. Ze zijn totaal bezet door hun zorg voor ‘het voorlaatste’. Alsof alleen dat wat we zien en kunnen vastpakken echt telt en alsof er geen Koninkrijk meer uit de hemel zal neerdalen. Zolang we ons natje en droogje hebben, is het oké. En als anderen nog nauwelijks een natje en een droogje hebben, zijn ze ook nog wel bereid om zich voor anderen in te zetten. Maar eigenlijk leven ze alsof God er niet is en zijn Koninkrijk niet komt.
Zelf zit ik nu middenin de spanning tussen - zoals Dietrich Bonhoeffer dat noemt - ‘het voorlaatste en het laatste’. En als ik die zelf al niet voelde, zijn er genoeg anderen die het me laten voelen. De mails van mensen die me aanmoedigen nu dapper te zijn en radicale keuzes te maken. God verdraagt geen compromissen en het Woord van God is helder in wat goed is en in wat niet deugt. En ik moet vooral niet bang zijn om nu radicaal te kiezen voor – al naar gelang de eigen politieke positie – het leven, de vluchteling, de arme, de schepping. Als een eventueel Regeerakkoord ook maar ergens een tittel of jota afdoet van de absolute waarheid, dan moet ik breken met de hele handel. Alles of niets. Daarnaast zijn er de mails van verantwoordelijke mensen die me aanmanen mijn verantwoordelijkheid te nemen, te doen wat ik kan, te zorgen voor deugdelijk bestuur van het land. Alleen al het feit dát een christelijke partij als de onze in zo'n geseculariseerde samenleving in zo’n verantwoordelijke positie kan komen, heeft waarde.
Ook Bonhoeffer voelde die spanning tussen ‘het laatste’ en ‘het voorlaatste’. Hij schreef over het radicalisme dat de werkelijkheid en het geduld haat. En over het compromis dat de eeuwigheid en de eenvoud van het woord haat. Maar wat hier in vijandschap tegenover elkaar staat, is één in Christus. ‘Alleen in Hem ligt de oplossing voor de verhouding tussen het laatste en het voorlaatste.’
Bonhoeffer zelf heeft zich tot het allerlaatste ingezet voor het voorlaatste, in de wetenschap dat Gods Rijk nog zou komen. Vlak voordat hij in april 1945 naar de galg moest, zei hij: ‘Dit is het einde, voor mij het begin van het leven’.
(Geschreven als column voor het Nederlands Dagblad)