Staatssecretaris moet in schrijnende asielzaken weer kunnen afwijken
Asieladvocaten, hoogleraren en wetenschappers kwamen in april met een zorgelijke waarschuwing. Er is sprake van een groot, ongehoord onrecht in asielprocedures. De misstanden rond de beoordeling van asielzaken hebben, zo schrijven zij, parallellen met de toeslagenaffaire. Om dit te staven kwamen de advocaten met een zwartboek vol schrijnende voorbeelden. Ze schetsen het beeld van een IND die onbuigzaam vasthoudt aan regels en de menselijke maat volledig uit het oog verliest.
De verschrikkelijke gevolgen van de toeslagenaffaire hebben voor een nieuw bewustzijn gezorgd in politiek Den Haag. Hoe voorkomen we dat iemand wordt vermalen in bureaucratie? Dat regels belangrijker zijn dan mensen? Belangrijke vragen, waarbij het vooral belangrijk is dat ze van een concreet antwoord worden voorzien. Laten we bij het zoeken naar de menselijke maat het vreemdelingenrecht niet vergeten.
Een deel van dat antwoord is mijns inziens dat de discretionaire bevoegdheid van de bewindspersoon moet terugkeren. Voorheen kon de staatssecretaris in schrijnende gevallen besluiten dat iemand die was afgewezen in de asielprocedure tóch in Nederland kon blijven. Door het politieke compromis dat we rondom het Kinderpardon sloten, verviel deze bevoegdheid. De mogelijkheid om een uitzondering te maken bij strakke regels blijft echter broodnodig. Voorbeelden zijn er genoeg. Als evident is dat regels onrechtvaardig voor iemand uitpakken, moet er ruimte zijn voor barmhartigheid en om af te wijken, al bij de eerste procedure.
De media opzoeken
Toen de discretionaire bevoegdheid nog bestond, kon deze op kritiek rekenen. Het zou, aldus critici, niet passen bij onze rechtsstaat om na een rechterlijke procedure de toetsing nog eens over te doen via de politiek. Dat zou asielzoekers aanmoedigen om de media op te zoeken, terwijl mensen die dat niet lukt, worden benadeeld. De terugkeer van de discretionaire bevoegdheid is ook niet de enige oplossing. Het ontslaat ons niet van de plicht te kijken hoe asielprocedures rechtvaardiger kunnen.
In de afgelopen maanden hebben schrijnende asielzaken opnieuw een gezicht gekregen. Dan denk ik bijvoorbeeld aan Davit en Nunë, twee kinderen uit Groningen, die uitgezet dreigen te worden omdat ze niet zouden voldoen aan het zogeheten ‘beschikbaarheidscriterium’ bij asielprocedures. Volgens de IND waren ze namelijk niet ‘in beeld’. Dit wekt verbazing, aangezien de kinderen bijvoorbeeld wél bekend waren bij de burgemeester en andere organisaties.
Dit voorbeeld roept de vraag op of het beschikbaarheidscriterium op deze manier niet te strikt wordt gehanteerd. Het lijkt duidelijk dat als asielzoekers bij andere instanties naast de IND in beeld waren, er gewoon aan is voldaan. Bovendien vraag ik me af of je überhaupt van jonge kinderen kan vragen ‘beschikbaar’ te zijn. Kan je hen daar verantwoordelijk voor houden? Dit voorbeeld laat zien dat het goed is om de uitvoering van het vreemdelingenrecht tegen het licht te houden.
Zwartboek
Vandaag gaan we, naar aanleiding van het zwartboek van de asieladvocaten, daarom in de Tweede Kamer in gesprek over maatwerk en uitvoering van het vreemdelingenrecht. We spreken met onder andere hoogleraren, maatschappelijke organisaties en de IND. Samen met mijn collega’s en experts hoop ik zo te kijken hoe we tot asielprocedures komen die écht recht doen aan mensen. Dat betekent niet dat iedereen automatisch in Nederland zou moeten blijven.
Het gaat om rechtvaardig beleid met oog voor de meest schrijnende gevallen. Zo is het vreemdelingenrecht bedoeld. De terugkeer van de discretionaire bevoegdheid is daarbij geen silver bullet, maar een noodzakelijk ventiel als regels onverhoopt anders uitpakken dan bedoeld.
Dit opiniestuk verscheen eerder in Trouw.