Bijdrage aan debat over de avondklokspoedwet
Het besluit om te komen tot de invoering van de avondklok was echt wel een lastig besluit, ook voor ons in de Kamer, want bij de coronawet werd het uit de juridische gereedschapskist halen van deze nieuwe maatregel niet voorzien.
Het leidde ook tot veel discussie in de samenleving. We weten dat het een maatregel is waarvoor aan de ene kant heel veel draagvlak is, maar die aan de andere kant heel zwaar drukt op mensen, bijvoorbeeld op mensen met mentale gezondheidsproblemen. Dan zou er geen discussie mogen ontstaan over de juridische deugdelijkheid van de maatregel, maar dat is nu toch gebeurd. Met de uitspraak van de rechter van dinsdag kreeg het kabinet het deksel op de neus. Inhoudelijk oordeelde de rechter dat een onjuiste procedure was gevolgd en procedureel was de rechter van mening dat het invoeren van een maatregel beter onderbouwd moet worden. De motivering is ontoereikend, en de proportionaliteit van de maatregel staat daarmee ter discussie. Dat doet afbreuk aan het draagvlak.
Het ergste is dat dit voorkomen had kunnen worden. Het kabinet valt dat echt aan te rekenen. De Raad van State adviseerde de regering om de avondklok van meet af aan via de coronawet te regelen. In het Kamerdebat van vorige week heb ik de minister van Justitie hierop bevraagd, maar dat deden meerdere collega's. Hij was toen heel stellig: dit kun je niet in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 regelen, hoe je het ook wendt of keert; het moet via de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. Maar juist dit punt heeft de rechter dinsdag in haar vonnis bestreden: er was geen sprake van de vereiste superspoed bij de procedure die het kabinet had gevolgd. De rechter was daarmee weliswaar stelliger dan de Raad van State, en het hof moet zich er nog over uitspreken, maar toch: de stelligheid waarmee de minister vorige week de Kamer te woord heeft gestaan, was onterecht.
We zijn nu van de inzet van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag naar een afzonderlijke wet gegaan, en nu toch naar onderbrenging in de coronawet als onderdeel van de Wet publieke gezondheid. Ik vraag het kabinet om ons nog eens mee te nemen in de afweging om pas in laatste instantie te gaan voor de route van de coronawet, die juist extra waarborgen kent voor de burger en voor de betrokkenheid van de Kamers, en van meet af aan niet de route te volgen die door de Raad van State was geadviseerd. Was dit juridische koppigheid of speelde er wat anders mee?
Ik heb een aantal vragen over het wetsvoorstel. Waarom wacht het kabinet het hoger beroep niet af en dient het nu al een spoedwet in? We krijgen nu op heel veel vragen geen antwoord, omdat de zaak nog onder de rechter is. Dat maakt het voor de Kamer lastig om dit wetsvoorstel goed te beoordelen, juist op de onderbouwing van de proportionaliteit, waar nu veel vragen over zijn gesteld. Dit debat is daarvoor nodig. Ik vraag het kabinet om in dit debat wel degelijk met antwoorden te komen, bijvoorbeeld op vraag 57 die ik heb gesteld, over het beargumenteren van de noodzaak tot inperking van de grondrechten. Is die maatregel wel evenredig aan het doel? Daarop krijg ik als antwoord "hierover is al heel veel gezegd in de Kamerdebatten", en daar wordt naar verwezen. Ik wil graag vandaag een antwoord hebben op deze vraag, want dit is belangrijk om de proportionaliteit van dit wetsvoorstel te kunnen beoordelen.
Voorzitter. Met deze wet wordt een beter juridisch fundament gekozen, omkleed met meer waarborgen. Maar dinsdag wordt er in de Eerste Kamer nog gestemd over de inzet via de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. Ik heb erop geoefend, voorzitter, dit is de derde keer. De vorige keer had ik een verspreking. De ChristenUnie roept het kabinet op nu een keuze te maken en na de uitspraak van het hof — ik kan me voorstellen dat het kabinet die wil afwachten — die wet alsnog in te trekken, als deze spoedwet die we vandaag bespreken, wordt aangenomen in beide Kamers en kracht van wet heeft gekregen.
Dan een vraag over het OMT-advies. Ik zie verschil in de stelligheid van het OMT-advies van gisteren en de beantwoording van het kabinet. Het kabinet zegt in het antwoord op vraag 37 dat verondersteld mag worden dat een aanzienlijk deel van de huidige reductie wordt veroorzaakt door de avondklok. Het OMT zegt inderdaad een verband te zien, maar noemt ook dat de onzekerheidsmarges in de prognoses op dit moment te breed zijn om een definitieve conclusie te kunnen trekken. Dan vraag ik het kabinet of het niet opnieuw te stellig is.
Een belangrijk punt, ook in het advies van de Raad van State, is de belangenafweging. Deze maatregel heeft namelijk niet alleen effect op de bestrijding van het coronavirus, maar is ook een substantiële inperking van grondrechten en de bewegingsvrijheid van mensen. Het heeft grotere, bredere consequenties. De Raad van State zegt dat die afweging niet alleen kan zijn gebaseerd op het OMT-advies. Dan vraag ik het kabinet: waar zijn de onderbouwing en de bredere afweging van het kabinet nog meer op gebaseerd? Waaruit blijkt dat? Kan het kabinet daar vandaag op ingaan?
Een van de toetsen die moeten plaatsvinden, is dat het kabinet moet aangeven waarom de inzet van de avondklok echt onvermijdelijk is en of er gekeken is naar minder vergaande alternatieven. Ik vraag de regering om hier vanmiddag alsnog op in te gaan, want dat is schriftelijk niet gebeurd. Kan de minister aangeven in hoeverre deze wet de ruimte biedt voor regionaal maatwerk? Kan de minister voorbeelden geven van situaties waarin een burgemeester ontheffing kan verlenen? Is dat voor de hele gemeente? Geldt het ook voor individuele personen? Graag meer duiding hierbij, ook voor de wetsgeschiedenis.
Vorige week hebben we het kabinet de ruimte gegeven om richting volgende week met meer inzicht te komen in de effecten van de inzet van de avondklok. Dat hebben we gedaan omdat het van belang is om de besmettingscijfers naar beneden te brengen, omdat we ons zorgen maken over de verspreiding van het coronavirus en nieuwe varianten, om de zorg te ontlasten en ook om het bijvoorbeeld mogelijk te maken dat de scholen weer open kunnen. De ChristenUnie wil het kabinet ruimte geven om met een betere onderbouwing te komen, nu er een beter juridisch fundament is gekozen met deze wet.
Ik wil afsluiten met de volgende woorden. Er komen in de komende dagen nog twee belangrijke momenten aan. Allereerst is dat het oordeel van het gerechtshof morgen. En volgende week heeft het kabinet een nieuw weegmoment ingelast over de avondklok. Er zijn serieuze vragen te stellen over de proportionaliteit van de maatregel. Dat doet de rechter. Dat doet de Raad van State. Dat doen wij; dat doen we ook vandaag weer, hier in de Kamer. We hebben dat vorige week gedaan toen we spraken over de verlenging van de avondklok. Het kabinet vroeg meer tijd en die tijd hebben we gegeven. Voor de ChristenUnie staat na de uitspraak van de rechtbank en het advies van de Raad van State het sein wel op oranje. Het kabinet zal volgende week echt met een betere onderbouwing moeten komen dan nu het geval is, willen wij dan opnieuw kunnen instemmen met een verlenging van de avondklok.