Stilte!
We gaan weer in een lockdown en alles moet weer tot stilstand komen. De besmettingen zijn te veel, de druk op de zorg is te groot en de sociale en economische prijs die we daarvoor gaan betalen zal enorm zijn. Maar het komt toch echt door ons eigen gedrag. Minister-president Rutte en minister De Jonge lijken wat dat betreft toch een beetje op twee schoolmeesters die geen orde kunnen houden. Ze schreeuwen ‘stilte!’ en in het kabaal van de klas is zelfs van die schreeuw weinig te horen. En ik schrijf dat zonder een spoor van leedvermaak, want daarvoor is de situatie veel te ernstig.
Deze vreemde tijd doet iets met ons. Zo goed als we in het voorjaar de Coronaregels gehoorzaamden en naar elkaar omkeken, zo anders werd het rond de zomer. Het ontzag voor het kabinet en wetenschappers sloeg bij heel wat mensen totaal om in diep wantrouwen en rauwe boosheid. Het zijn niet de eerste de besten die nu naar ‘de overheid’ kijken als een stel lieden die iedere ochtend opstaan met het vaste voornemen ons land weer eens een goede loer te draaien. Ik luister ook met verbazing naar de christelijke versies van complottheorieën waarin broeders en zusters veel te slecht van anderen denken en veel te hoog van zichzelf.
Deze tijd doet ook iets met onze onderlinge verhoudingen. Wat dat betreft zijn alle interne perikelen bij de collega’s van andere partijen een aardige reflectie van deze tijd. Zorgpersoneel heeft meer dan anders met agressie te maken en voor verschillenden van hen is dat de reden om de zorg te verlaten. We communiceren in ons werk noodgedwongen ook meer dan anders digitaal. En ik heb digitale discussies zelden goed zien aflopen. We missen het normale leven, de normale ontmoetingen waarin we kleine irritaties even snel kunnen uitpraten voordat ze gaan etteren en daarna als een puist openbarsten. We missen de ontspanning om uit te gaan van goed vertrouwen van onze naasten en onze overheid. En als we alsnog een probleem hebben, missen we het relativeringsvermogen om onze schouders erbij op te halen. Er is herrie in de klas en de schreeuw van de meesters om ‘stilte!’ vermengt zich slechts met andere kreten en leidt allesbehalve tot stilte.
In deze vreemde tijd moeten we het zonder onze zondagse diensten doen. Of hij ze miste, vroeg ik vorige week aan iemand. ‘Ik vind het heel erg om te zeggen, maar eigenlijk niet’, antwoordde hij. De livestream vanaf de bank of vanaf de keukentafel voldoet prima. Hij was zichzelf ook ernstig gaan afvragen wat het dan eigenlijk betekende om tot het Lichaam van Christus te behoren. En ik ben bang dat hij voor veel anderen spreekt. Ook ik zeg geregeld dat ik de zondagse diensten mis, maar vooral omdat ik met mijn hoofd weet dat we elkaar ook echt nodig hebben om te blijven geloven. Zonder een zingende en verkondigende kerk, zonder brood en wijn verdampen mijn religieuze ervaringen tot een amechtig rookpluimpje dat door elke windvlaag zo weggeblazen wordt. Maar vóel ik dat nu ook echt?
Zondagmiddag hebben jongeren van de kring die Rianne en ik leiden kerstpakketten gebracht bij senioren van onze kerk. Het waren mooie ontmoetingen tussen twee generaties die er niet waren geweest als er geen kerk was. Het was mooi en ik was weer even blij dat we iets zichtbaar konden maken van wat de kerk is. En toch moet de kerk meer zijn dan dat.
In een samenleving waarin geschreeuwd wordt om ‘stilte!’ is er nauwelijks meer stilte. In een dagelijks leven dat gedomineerd wordt door pushberichten, appjes en vermaak is er nauwelijks meer een besef van de eeuwigheid. In een persoonlijk leven waarin onze waarde lijkt te worden bepaald door wat we doen, door wat we bezitten en door wat andere mensen van ons vinden, is er nauwelijks nog een besef van – wat Kierkegaard noemde – innerlijkheid. En misschien is dat de gekte van deze vreemde tijd. We dreigen onze ziel te verliezen. Het zal daarom in onze samenleving en in ons eigen hart weer stil moeten worden. Met Kerst. In de kerk. In een lockdown. Alleen dan kan de stem van de Eeuwige weer klinken.
Deze column verscheen eerder in het Nederlands Dagblad