Over eerlijke handel, rentmeesterschap en twijfel

groenteboer.jpg
joelvoordewind2018
Door Joël Voordewind op 12 februari 2020 om 12:02

Over eerlijke handel, rentmeesterschap en twijfel

Handel is iets moois. Zolang als we bestaan wordt er al handelgedreven, wat enorm heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van heel veel landen, zeker ook van Nederland. En nog steeds is handel belangrijk, zowel voor ontwikkelde als minder-ontwikkelde landen.

Maar handel is wel ingewikkelder geworden. Juist in een wereld waarin de mogelijkheden grenzeloos zijn, dringen zich belangrijke vragen op. Bijvoorbeeld over hoe we goed rentmeesterschap invullen en hoe we ons werk, onze landbouw en uiteindelijk onze handel daar dienstbaar aan laten zijn. Over hoe we een eerlijk speelveld houden tussen verschillende landen, zodat handel mensen niet tegen elkaar uitspeelt, maar juist samenlevingen verbindt. Over hoe we als land eisen kunnen stellen aan de producten en de productiewijze van producten die we hier in de Nederlandse schappen vinden, zodat we ervan op aan kunnen dat ons voedsel veilig is.

CETA
Deze week debatteert de Tweede Kamer over het handelsverdrag met Canada. Dit handelsverdrag heet ‘CETA’ en ook de ChristenUnie moet daar nu iets van vinden. Daarom is het goed iets meer te vertellen over CETA, handelsverdragen in het algemeen en hoe de ChristenUnie daar nu tegenaan kijkt.

Handelsverdragen zijn afspraken tussen landen over de voorwaarden waaronder handel kan plaatsvinden. Ook handelsverdragen zijn in principe dus niet slecht.

Veel mensen zeggen bovendien: Canada, dat is een Westers land, we zijn cultureel en historisch met elkaar verbonden, daar moeten we toch handel mee kunnen drijven?

Handel kan goed, maar ook slecht zijn
En in zekere zin is dat terecht. Momenteel speelt er naast de discussie over CETA bijvoorbeeld nog een discussie over een handelsverdrag met de Mercosur-landen. Landen in Zuid-Amerika, die op veel manieren veel verder van ons af staan dan Canada. Denk alleen al aan de enorme stukken van het Amazone-woud die daar worden gekapt om soja te kunnen telen. Het Mercosur-verdrag zou de export van soja vanuit deze landen een enorme impuls geven en dus de doodsteek betekenen voor het Amazone-woud.

Het mag duidelijk zijn: zo’n handelsverdrag met de Mercosur-landen steunt de ChristenUnie zeker niet.

Maar dan CETA.

Het is niet erg gebruikelijk in de politiek, maar het is wel waar: we twijfelen. Eerder stemden we al eens tegen, waarna het verdrag veranderd is. En nu moeten we opnieuw de balans opmaken.

Aan de ene kant: handel kan dus goed zijn, Canada is een land dat in veel opzichten bij ons past en er zijn na onze tegenstem in de vorige ronde duidelijke verbeteringen aangebracht als het gaat om belangrijke bezwaren die we hadden bij de geschillenbeslechting (dat gaat over hoe je conflicten over de handel oplost, wie daarin rechtspreekt en wie toegang heeft tot die rechtspraak – een principieel belangrijk punt). Voorstanders zeggen bovendien dat het nu vooral gaat om de bevestiging van een al bestaande situatie: in principe gebeurt in de praktijk alles al wat nu in CETA staat.

Belangrijke vragen
Maar aan de andere kant zitten we ook nog met vragen.

Wat betekent dit handelsverdrag voor de Nederlandse boeren? Canada is een groot en uitgestrekt land waarin de boerderijen doorgaans groot zijn. In Nederland zetten we vol in op kringlooplandbouw: duurzame landbouw die rekening houdt met de natuur en die vaak juist kleinschaliger is. We willen die kringlooplandbouw niet ondergraven, maar willen boeren die dat doen juist versterken. Dat is voor ons een belangrijke voorwaarde.

De tweede vraag is: wat betekent dit voor wat voor producten in de Nederlandse schappen liggen? In CETA staat expliciet dat we dezelfde eisen aan producten mogen stellen uit Canada als we aan onze eigen producten stellen. Dat is belangrijk. Hormoonvlees, bijvoorbeeld, is in Nederland verboden en moet dat blijven.

Maar soms zie je niet aan de buitenkant wat voor product het is – daarvoor moet je ook de productiewijze kunnen controleren. We willen dat we dat hier kunnen doen – met voldoende douane. En we willen dat ook dáár kunnen doen – met bedrijfsbezoeken en onderzoeken naar de herkomst van producten. Want we willen kunnen controleren of alle producten wel aan onze hoge standaarden voldoen. We willen waarborgen, zowel van de Nederlandse als van de Europese overheid, dat deze controles strikt en regelmatig worden uitgevoerd.

En dan is er nog een derde, bredere vraag: hoe vinden we eigenlijk dat het gaat met alle afspraken die we met landen maken over de manier waarop producten worden gemaakt? Denk aan arbeidsomstandigheden, aan dierenwelzijn, aan omgang met de schepping. Internationale afspraken zouden ertoe moeten leiden dat er op al die onderdelen verbeteringen plaats zouden vinden.

Komende zomer is er een evaluatie van dat beleid, die moet aantonen of we de goede, of juist de verkeerde kant opgaan. Mocht uit de evaluatie blijken dat het eerder de verkeerde dan de goede kant opgaat, dan vind ik dat er een wet moet komen die wettelijk vastlegt dat bedrijven transparant moeten zijn over waar hun producten vandaan komen en hoe ze zijn geproduceerd. Want in Nederland mogen we nooit accepteren dat er producten binnenkomen die niet voldoen aan de internationale VN-normen als het gaat om milieu, dierenwelzijn en arbeidsomstandigheden.

Balans opmaken
De afgelopen weken werd de fractie herhaaldelijk benaderd door mensen die wilden dat we ons uit zouden spreken over CETA – maar dan wel op zo’n manier dat we het met hen eens zijn. Zowel voor- als tegenstanders voeren een zware lobby en zijn zelf heel overtuigd van hun ‘ja’ of ‘nee’.

Heel eerlijk: ik denk dat u van de ChristenUnie misschien wel nooit een overtuigd ‘ja’ of ‘nee’ zult horen. Waar Mercosur om heel veel redenen een duidelijk ‘nee’ krijgt, kent CETA zowel voor- als nadelen. En het is eerlijk om die allemaal serieus nemen.

Omdat we uiteindelijk toch een ‘ja’ of ’nee’ zullen móeten geven, stellen we onszelf drie richtinggevende vragen. Op basis van de antwoorden die we op die vragen krijgen, maken we daarna de balans op. Kunnen we de kringlooplandbouw versterken? Kunnen we de producten en de productiewijze van wat er in de Nederlandse schappen ligt serieus controleren? Kunnen we ervoor zorgen dat we in de wereld zoveel mogelijk stappen in de goede richting zetten als het gaat om arbeidsvoorwaarden, dierenwelzijn en omgang met de schepping?

Voor alle drie de vragen geldt dat we ze deze week in het debat over CETA kunnen stellen. En we gáán ze stellen, zoals we nog veel meer vragen zullen stellen. Om vervolgens goed te luisteren naar de antwoorden die we krijgen en door te vragen waar we door moeten vragen.

Zo gaan we deze week het debat in. Met een open houding, maar kritisch, met bovenal onze idealen duidelijk voor ogen.

Labels: