Veelgestelde vragen associatieverdrag Oekraïne
De ChristenUnie ontvangt momenteel veel vragen over het associatieverdrag met Oekraïne en de omgang met de uitslag van het referendum. Een onderwerp waarover de meningen binnen de ChristenUnie verschillen. Bij het referendum bleek al dat de ChristenUnie achterban erg verdeeld is over dit onderwerp (volgens Ipsos-onderzoek stemde van de kiezers die bij de Tweede Kamerverkiezingen ChristenUnie of SGP stemde 55% voor en 45% tegen het verdrag; exactere cijfers zijn niet beschikbaar).
De ChristenUnie wil zorgvuldig omgaan met alle vragen en opmerkingen die worden gemaakt. Op deze pagina proberen we de meest gestelde vragen te beantwoorden. Mogelijk wordt deze pagina bij nieuwe vragen nog aangevuld.
Bekijk hier de gehele bijdrage van Gert-Jan Segers aan het debat van gisteravond.
1. De ChristenUnie was toch vóór het associatieverdrag? Waarom stemt de ChristenUnie nu dan tegen?
De ChristenUnie heeft zelf inderdaad vóór het associatieverdrag met Oekraïne gestemd. In de campagne rond het referendum onderstreepten we dat met het motto ‘samenwerking JA, toetreding NEE’. Een rechtsgeldige referendumuitslag is tegelijkertijd ook iets waar we niet lichtvoetig mee om willen gaan. Direct na de uitslag van het referendum stelde de ChristenUnie al het volgende: “Dat een ruime meerderheid van de kiezers tegen het associatieverdrag heeft gestemd, is een duidelijk signaal dat moet doorklinken in het debat over de betekenis van het referendum en de mogelijke aanpassing van het verdrag.”
De eigen beoordeling van het associatieverdrag (vóór) en de stem van de kiezer (tégen) moeten dus tegen elkaar worden afgewogen. Het eerste, inhoudelijke belang, weegt bij de ChristenUnie zwaar. Het tweede, democratische belang, dat invloed heeft op het vertrouwen van de kiezer in de politiek, weegt echter óók zwaar. Juist in een tijd waar de kloof tussen samenleving en politici groter lijkt te worden, is dit voor de ChristenUnie relevant. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Uiteindelijk geeft dat voor de ChristenUnie in deze worsteling de doorslag.
2. De ChristenUnie is toch tégen raadgevende referenda? Waarom hecht de ChristenUnie dan überhaupt waarde aan de uitslag van dit raadgevend referendum?
De ChristenUnie is inderdaad tégen raadgevende referenda. Enkele jaren geleden heeft een partijcommissie zich, in het rapport ‘burger en politiek, een kwestie van vertrouwen’ ook gebogen over het referendum. Terecht stelde de commissie dat de invoering van een raadgevend referendum een onzalig idee was: “Deze vorm lijkt door het raadgevend karakter de rechten van het parlement intact te laten. Dit is echter schijn. Bij een negatieve uitslag is de positieve beslissing van het parlement van rechtswege vervallen. De beide Kamers moeten dan opnieuw een besluit nemen, maar staan dan niet meer vrij tegenover de kiezers. Dan het wetsvoorstel opnieuw aanvaarden schept pas echt een kloof met de kiezers. Deze vorm staat op gespannen voet met artikel 67 lid 3 van de Grondwet: “De leden stemmen zonder last”. Het feit dat de Kamerleden later alsnog zullen moeten beslissen zal hen ook terughoudend maken in de deelneming aan de openbare discussie voorafgaand aan het referendum, wat onwenselijk is. Wie een referendum wil, zal de consequentie moeten aanvaarden dat het bindend is.”
De nasleep van het Oekraïne-referendum heeft de onwenselijkheid van dit instrument helder aangetoond. Bij kiezers is immers een vraag voorgelegd en aan de voorwaarden voor rechtsgeldigheid is voldaan, waarmee het ‘nee’ gewicht heeft gekregen. De ChristenUnie wil de nu al grote kloof tussen de politiek en de kiezers niet vergroten, maar juist verkleinen. Dat maakt dat de ChristenUnie de uitslag van het referendum niet zonder meer volgt, maar ook niet zo maar kan negeren. Daarom maakt dit ook onderdeel uit van onze eigen afweging (zie het antwoord op vraag 1). Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Uiteindelijk geeft dat voor de ChristenUnie in deze worsteling de doorslag.
3. Is de lage opkomst bij het referendum geen reden om het referendum te negeren? Wat doet de ChristenUnie met de niet-stemmers?
Inderdaad is een grote groep stemgerechtigden níet gaan stemmen. Een deel deed dat met overtuiging uit bezwaar tegen het referendum. Een ander deel kwam niet stemmen omdat steeds meer Nederlanders ervan overtuigd zijn ‘dat het toch geen zin heeft’. Het is niet goed te zeggen wat de uitkomst zou zijn als al deze mensen wél gestemd hadden. Uiteindelijk is met de opkomst voldaan aan de voorwaarden voor de rechtsgeldigheid van het referendum, ook omdat de drempels voor rechtsgeldigheid volgens de ChristenUnie erg laag liggen. De ChristenUnie is dus niet blij met het instrument van het raadgevend referendum en evenmin met de lage voorwaarden voor de rechtsgeldigheid van zo’n referendum. Nu het raadgevend referendum wél bestaat als rechtsgeldig instrument en aan de voorwaarden voor rechtsgeldigheid is voldaan, is van een bestaand politiek instrument gebruik gemaakt. Dat betekent, zoals de eerder genoemde partijcommissie ook stelt, dat hoe je het ook wendt of keert de Kamer ‘niet meer vrij tegenover de kiezers staan’. De ChristenUnie wil de nu al grote kloof tussen de politiek en de kiezers niet vergroten, maar juist verkleinen. Dat maakt dat de ChristenUnie de uitslag van het referendum in het belang van het vertrouwen van de kiezer niet zonder meer kan negeren. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Uiteindelijk geeft dat voor de ChristenUnie in deze worsteling de doorslag. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2.
4. Waarom is de oplossing die het kabinet voorstelt volgens de ChristenUnie niet genoeg?
Er ligt nu een aanvullende verklaring. In die verklaring is nog eens uiteengezet wat het verdrag niet is. Maar, zo concludeert de advocaat van de Europese Raad, deze verklaring wijzigt niets aan de inhoud van het verdrag en vormt evenmin een voorbehoud ten aanzien van het verdrag. Er verandert dus niets, de juridisch bindende oplossing is een lege huls.
Het op deze wijze negeren van de nee-stem levert democratische schade op en zal het vertrouwen in de politiek verder aantasten. Het versterkt het gevoel van ‘wat wij zeggen doet er niet toe. Europa gaat door. Zonder ons en over ons. Dat is schadelijk voor ons land en dat is ook schadelijk voor het draagvlak voor de Europese samenwerking die op zo veel punten een zegen is voor het continent. Het hierin meegaan vergroot zou de breuklijnen in onze samenleving vergroten. Dat levert blijvende schade op voor onze democratie. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard.