Bijdrage Joël Voordewind Algemeen Overleg Soedan

woensdag 30 maart 2011

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Wij spreken straks met staatssecretaris Knapen. Ik zal daarom nu eerst iets zeggen over de artikel 100-brief.

Het is inderdaad verheugend om te zien hoe goed een dergelijk referendum kan verlopen. Ik kan mij nog goed herinneren hoe wij in het laatste overleg dit referendum met angst en beven tegemoet zagen. In de media lees ik dat het nog steeds niet allemaal pais en vree is. Zo vinden er met name aan de grens nog steeds schermutselingen plaats waarbij veel doden vallen. Dat laat echter onverlet dat het referendum goed is verlopen. Bovendien ziet het ernaar uit dat Al-Bashir Zuid-Sudan als eerste zal erkennen. Dat zijn allemaal positieve ontwikkelingen. Het is dan ook heel anders gegaan dan ik vermoedde toen ik met andere Kamerleden Sudan bezocht.

Er zijn nog wat onduidelijkheden rond het CPA. Ik denk dan met name aan de verdeling van de natuurlijke hulpbronnen, schulden, rechten en zuiderlingen. Nederland is daarbij betrokken, zie onze betrokkenheid bij de speciale status van Abiye. Hoe groot is volgens de ministers de kans dat deze resterende punten op een goede manier worden opgelost?

De humanitaire situatie is nog steeds schrijnend. Zo is het aantal ontheemden met 210.000 gegroeid. Zien de ministers mogelijkheden voor de internationale gemeenschap om zo veel druk uit te oefenen dat de humanitaire hulpverleners ongehinderd hun werk kunnen gaan doen? Een en ander is overigens ook van toepassing op de diplomaten die op dit moment hun werk niet goed kunnen doen.

Het is mogelijk om in EU-verband landen aan te spreken die niet samenwerken met het Internationaal Gerechtshof. Ik denk dan bijvoorbeeld aan landen die Al-Bashir nog steeds ontvangen. Wij hebben hierover eerder met elkaar gesproken en toen werd artikel 8 genoemd als een mogelijkheid om landen hierop aan te spreken. Ik lees nu in de brief over de mogelijkheid om dit issue in de Veiligheidsraad aan de kaak te stellen. Dat moet zeker gebeuren, want het is eigenlijk te gek voor woorden dat landen Al-Bashir met open armen ontvangen, ook al is er een bevel uitgevaardigd om Al-Bashir in Den Haag te laten verschijnen. Is de minister bereid om te bezien of het mogelijk is om in VN-verband steviger maatregelen te nemen en deze landen hierop aan te spreken? Men doet dat nu alleen via diplomatieke kanalen, wellicht omdat er ook in de EU maar weinig draagvlak is voor strengere maatregelen. Maar als er een bevel ligt van het Internationaal Gerechtshof, moeten er wij er toch zeker met elkaar aan werken dat Al-Bashir naar Den Haag komt? Staatssecretaris Knapen heeft een opmerking gemaakt en die vervolgens ingetrokken. Dat doet mij vermoeden dat Nederland van standpunt is veranderd, maar volgens mij was het standpunt van Nederland altijd helder: Al-Bashir moet in Den Haag worden berecht.

Voorzitter. Ik hoef niet ingewikkeld te doen over de verlenging van de missie, want uit onze eerdere opstelling kan iedereen afleiden dat wij dit prima vinden. Sterker nog: laten wij vooral nu stevig inzetten op het vervolg van deze missie. Ik vraag het kabinet daarom om na te denken over de Nederlandse bijdrage aan een vervolg op deze missie. Is het inderdaad de bedoeling van de regering om, nadat er een nieuw mandaat is verkregen, een bijdrage te leveren?

Ik ben het eens met wat er is geschreven over de uitvoering van de motie over de rol van vrouwen. Ik lees dan ook tot mijn genoegen in de brieven een duidelijke uitwerking van de motie van mevrouw Dikkers. De ChristenUnie heeft in hetzelfde debat als waarin mevrouw Dikkers haar motie indiende, een motie ingediend over het verschaffen van toegang en nachtelijke patrouilles door UNMIS en UNAMID. Ik kan het hebben gemist, maar volgens mij staat er in de brieven niets over de uitwerking van deze motie. De Kamer heeft toen echter wel uitgesproken dat het bij de VN aangekaart zou moeten worden. Ik hoor dan ook graag van de minister van Buitenlandse Zaken of zijn inspanningen resultaat hebben opgeleverd.

De erkenning van Zuid-Sudan. Ik vind dat de regering daarover te terughoudend is in de brief. Waarschijnlijk wacht men op het standpunt van de EU. Ik begrijp dat, maar ik zou toch wel graag horen dat de regering Zuid-Sudan zo snel mogelijk wil erkennen.

 

« Terug