Mirjam Bikker: "Belangrijke normen horen in de Omgevingswet thuis"
Goede zorg voor de schepping kan niet zonder goede wetten. Vandaag - 15 maart - voerde de Eerste Kamer het debat over de Omgevingswet. Dit is dé nieuwe wet voor de fysieke leefomgeving, waarin 26 oude wetten worden gebundeld. Een wetgevingsoperatie van ongekende proporties.
Nu zijn veel voor ons land belangrijke normen, zoals voor de bescherming tegen hoog water, in de wet verankerd. Dat gebeurt in Omgevingswet niet. De ChristenUnie wil dat belangrijke normen op het hoogste niveau zijn vastgelegd en dus in de wet zijn verankerd. Senator Mirjam Bikker: "Goede zorg voor waterveiligheid is cruciaal voor het veilig voortbestaan van ons land. Deze normen horen simpelweg in de wet thuis."
Mirjam Bikker had naast lof voor deze grote wetgevingsoperatie nog een kritische noot: "Een pijnpunt is dat provincies in de toekomst moeilijker de bouw van nieuwe kantoren tegen kunnen houden. Dat is een groot probleem, want het aantal leegstaande kantoren is nu al immens. En bestemmingsplannen bieden nu nog veel kansen aan projectontwikkelaars voor de bouw van nieuwe kantoren. Minister Schultz van Haegen zei de ChristenUnie-fractie in de loop van het debat toe alsnog in gesprek te gaan met de provincies (het IPO). De ChristenUnie heeft zich tijdens het debat verder onder andere ingezet voor goede rechtsbescherming voor burgers.
Lees hier de volledige bijdrage.
Voorzitter!
“Die een akker bezit, moet dus de jaarlijkse vruchten trekken, en toezien dat hij de grond door zorgeloosheid niet laat uitgeput worden, maar hij moet zich erop toeleggen, om hem de nakomelingen over te leveren, zoals hij hem heeft ontvangen, of nog beter bebouwd,”
aldus de bekende theoloog en jurist Johannes Calvijn. Een betoog voor goede zorg voor Gods schepping, leven van wat de aarde ons geeft, maar er ook voor zorgen en je verantwoordelijkheid zo nemen dat de volgende generatie verder kan met de aarde, als het even kan in een nog betere toestand. Duurzaamheid is niet iets nieuws, maar een prachtig eeuwenoud principe, dat in de christelijke traditie ook wel rentmeesterschap heet. U zult begrijpen dat ik bij het doornemen van de vele bladzijdes Omgevingswet juist deze vraag voor ogen had. Draagt deze wet bij aan een goed gebruik van ons land, dient ze tot bloei en waarborgt ze de zorg voor de schepping zo dat we uiteindelijk ons land beter achter laten voor de komende generatie? Of voor de kinderen van Staat, zoals we ze hier boven zo beeldend zien. Is het een goed instrument voor de overheid die rentmeester mag zijn?
Is deze wet het fundament voor een toekomstbestendige inrichting van ons land? Landelijk zullen daarbij het Deltaprogramma en de energietransitie, met ook een ruimtelijk beslag de grote opgaven zijn. Maar ook de nationale groenstructuur en de positie van de landbouw en de infrastructuur staan op de agenda. Ze worden nadrukkelijk genoemd in het Manifest Wij maken Nederland, waarbij 2040 de horizon was. Is deze wet de goede invulling van ruimtelijk rentmeesterschap?
Welnu, voorzitter, het antwoord op die vraag is nog niet zo heel eenvoudig. Maar laat ik beginnen met een compliment. De minister en allen die haar ondersteunen, de betrokken overheden en vele belangenorganisaties, hebben bergen werk verzet. Dat leidt tot een veelomvattend wetsvoorstel dat meer eenvoud biedt in wat tot nu toe in een tiental wetten en meer dan 100 AMvB’s en ministeriële regelingen vervat werd. Ik ben onder de indruk van het vele werk dat in relatief korte tijd verzet is en ook nu nog verzet wordt, om tot verdere invulling van de wet te komen.
Veel van wat in deze wet staat, wordt echter pas echt levendig als de Invoeringswet en de 4 grote AMvB’s bekend zijn. Dan weten we bijvoorbeeld meer over de inhoudelijke normering. En daar spreek ik meteen over een van de eerste zorgen van de ChristenUnie. Gekozen is voor een nadere invulling middels AMvB’s met een zware voorhangprocedure. Die is zo zwaar dat er bijna geen verschil is met de invoering van een wet. Bijna, zo onderstreep ik. Waar sommige normen nu nog in de sectorale wetten staan, komen deze straks terug in de AMvB. Het advies van de Raad van State over deze AMvB’s wordt echter gepubliceerd met het van kracht worden van de AMvB’s zelf. Dat is een verschil met wetgeving. Bij deze omvangrijke operatie kan dus het advies niet worden meegewogen in de beraadslagingen van het parlement over de inrichting van de AMvB’s. Dat is in het normale verschil tussen wet en AMvB te begrijpen en de Minister geeft in antwoord op de vragen van de ChristenUnie fractie ook die redenering. Echter deze AMvB’s zijn dermate omvangrijk en bovendien gedeeltelijk gevuld met inhoud die eerder in een wet werd vastgelegd. Ik vraag de minister daarom om helder uiteen te zetten wat ze nu de winst vindt van deze zware AMvB-procedure vergeleken met normale wetgeving. De ChristenUnie vindt de keuze te rigide. Er zijn normen die naar de mening van de ChristenUnie-fractie in de wet hun verankering dienen te vinden. Een belangrijk voorbeeld vind ik de waterveiligheidsnormen. Er is geen land ter wereld dat zo’n historie heeft op het leven met, maar ook het bevechten van het water, met zo’n robuuste delta als resultaat. Tegelijk houdt Nederland een stevige opgave om onze burgers goed te beschermen en zich voor te bereiden op de klimaatverandering. Tot op heden zijn de waterveiligheidsnormen altijd vastgelegd in de wet. Dat gebeurt ook met de in het Deltaprogramma vernieuwde overstromingsbenadering en de daaraan gekoppelde waterveiligheidsnormen. De minister schrijft in antwoord op mijn fractie dat het haar voornemen is dat deze normen per 1 januari 2017 kracht van wet moeten hebben. Ze worden in eerste instantie via een afzonderlijk wetsvoorstel ingepast in het stelsel van de Waterwet. Dat wetsvoorstel loopt momenteel nog en ik heb er begrip voor dat de Minister daardoor op dit moment vooral naar het debat bij die wet verwijst.
Tegelijk onderstreept dit mijn inhoudelijke zorg, de waterveiligheidsnormen zullen vervolgens worden aangemerkt als omgevingswaarden en volgens de structuur van deze wet, worden ze later ingepast in een AMvB. Daarmee zegt de Omgevingswet naar mijn mening in zichzelf te weinig over de waarde van de delta, van het bevechten van onze veiligheid ten opzichte van het water. Waar op de andere terreinen van bodem, geluid en natuur, meer te verwachten is van de Europese richtlijnen, die ook hun implementatie hebben en een basisgarantie geven, ontbreekt dat hier grotendeels. Bovendien is de vernieuwde waterveiligheidsbenadering is precies een voorbeeld van hoe differentiatie tussen wet en AMvB er uit zou moeten zien. De normen voor de primaire waterkeringen passen in een AMvB. Maar het uitgangspunt daaronder, dat vindt de ChristenUnie in de wet horen. In casu dus het in de Deltabeslissing Waterveiligheid verwoordde basisbeschermingsniveau waar iedere Nederlandse burger op moet kunnen rekenen, met als aanvulling dat de norm scherper kan worden gesteld om redenen van groepsrisico, economie of vitale of kwetsbare functies; dat hoort in de Omgevingswet en ik vraag de Minister of zij bereid is dit alsnog bij de Invoeringswet te overwegen.
Voorzitter dan het nieuwe proces. Deze wet heeft veel verwachtingen van het verbeteren van de participatie. Als er aan het begin, als de plannen worden gemaakt, goed door alles en iedereen wordt meegedacht, dan moet dat wel resulteren in een weloverwogen plan. Actief burgerschap wordt aangemoedigd. Er zijn ook mooie voorbeelden te noemen. Mijn fractie heeft echter ook zorgen, die onderstreping kregen met het recente essay van het Sociaal Cultureel Planbureau.
Allereerst merkt het SCP op dat de Memorie van Toelichting veel verhaalt over de burger en zijn rol in de fysieke leefomgeving. Daar vind je ook de kracht van de betrokken burger terug. Echter in de hele wettekst is dit amper terug te vinden. Hoe ziet de minister deze bevinding?
Dan de verwachtingen hoe betrokken de burger is op de leefomgeving. De overheid doet op allerlei terreinen een groter beroep op de burger. Meer werken, meer zorgen, meer combinatie van taken en nu ook meer betrokkenheid op de inrichting van leefomgeving. Is dat haalbaar? Is de gewenste participatietoename een reële verwachting? Ik ben benieuwd waar de minister haar verwachting op baseert.
Het goed organiseren van participatie is een opgave in zichzelf. Er zijn veel situaties denkbaar waarbij het bestuur een belang heeft. Bijvoorbeeld vanwege grondposities en de keuzes in de bouwopgaven. Tegelijk wordt van zo’n bestuur verlangd dat ze een goede participatieronde vooraf zal organiseren. Maar wie of wat borgt de kwaliteit en onafhankelijkheid van de informatie? Als oud-raadslid van de mooie stad Utrecht, weet ik in welke wijk een inspraakavond van de gemeente een grote respons geeft en waar er nauwelijks iemand reageert. Kortom op de participatie van groepen burgers valt te sturen. Van een professionele overheid, die volledig denkt vanuit het belang van al haar burgers, mag een integer handelen verwacht worden. Echter hoe wordt dat geborgd? Bovendien vraagt dit van veel ambtenaren, volksvertegenwoordigers en bestuurders een nieuwe sensitiviteit en communicatievaardigheden. Dat is een cultuurverandering die ook te maken heeft met scholing. Hoe houdt de minister de vinger aan de pols? Hoe weet ze dat over twee jaar die omslag gemaakt is? Welke afspraken heeft ze daartoe met VNG en IPO en op welke manier wordt daarin geïnvesteerd?
Voorheen was er in ieder geval de check door lokale media. Deze leiden echter in veel plaatsen een bestaan in de marge en dreigen te verdwijnen. Heeft de minister over dit aspect, dat ook raakt aan het stevig en gezond houden van de lokale democratie overleg met de bewindspersonen die media en binnenlandse zaken in portefeuille hebben? Zou dat niet wijs zijn? Om vanuit het perspectief van de betrokkenheid van burgers op de fysieke leefomgeving en omdat checks and balances belangrijk zijn, met deze collega’s te bezien hoe de lokale en regionale media een goede rol houden als luis in de pels? Graag een reactie.
Voorzitter, meer overleg aan de voorkant, maar gelijke rechtsbescherming aan de achterkant, zo las ik ergens. Dat zou mooi zijn. Echter, de fractie van de ChristenUnie heeft ook op dit punt nog twijfels. Wij constateren dat er verschuivingen zijn. Daar waar voorheen direct gebouwd kon worden na het verlenen van een vergunning , moet nu twee weken gewacht worden. Echter bij onomkeerbare zaken als het kappen van een boom, of een activiteit aan een monument, geldt ook deze norm van twee weken. Het bevoegd gezag heeft mogelijkheden om de termijn te verschuiven en zelfs de mogelijkheid om de schorsende werking van een voorlopige voorziening uit te sluiten. Dat kan voor alle activiteiten, ook onomkeerbare. Wie kijkt naar de huidige Wabo, kan niet anders dan constateren dat dit een achteruitgang in de rechtsbescherming betekent. Ik vraag de minister op deze stelling te reageren. Kan ze nader invulling geven wanneer artikel 16.79 lid 3 terecht toegepast wordt? Wat betekenen de woorden ‘spoedeisende omstandigheden’? Bij de Wabo (art. 6.2) mag van deze bevoegdheid slechts spaarzaam gebruik van worden gemaakt, gelden nu dezelfde voorwaarden? En dus een zelfde toetsing door de rechter? Is het niet beter om deze bepaling niet op deze manier te laten gelden voor onomkeerbare activiteiten? Ik vraag de minister welke behoefte er was om enerzijds de uitbreiding van twee weken te realiseren. Ik had daar nog niet vaak van gehoord. En anderzijds of ten aanzien van de onomkeerbare activiteiten toch meer maatwerk getroffen kan worden, zodat we niet het bos hebben te herplanten nadat het net even te snel gekapt was.
Ten aanzien van de verhoudingen tussen de verschillende overheden hebben voorgaande sprekers al het nodige opgemerkt. Ik sluit me bij die vragen aan. Op een aspect wil ik nog kort ingaan. Dat is het projectbesluit dat de provincie kan nemen. Ik vind het een gemiste kans dat daartoe niet meer het wegnemen van plancapaciteit hoort. Het is vechten tegen de bierkaai, als er enerzijds telkens actieplannen zijn om de kantorenleegstand tegen te gaan, maar anderzijds geen rem mogelijk is op de plancapaciteit. Toegegeven in de Wro werd het instrument nog niet veel gebruikt, maar dat zegt weinig over de noodzaak voor de toekomst. Ik vraag de minister waarom hier niet tot een oplossing is gekomen die recht doet aan het subsidiariteitsbeginsel, maar ook meer ruimte biedt aan de wens van provincies om indien nodig, en alleen dan, middels het projectbesluit de plancapaciteit te kunnen minderen.
Voorzitter, ik begon mijn bijdrage met de vraag of deze wet bijdraagt aan een goed rentmeesterschap door overheid, bedrijven en burgers. Ik denk dat de wet een knappe bundeling is die helpt om de weg te vinden in de volle breedte van het omgevingsrecht. De wet zoekt terecht naar betrokkenheid van allen op de inrichting van onze leefomgeving. Maar daar is nog veel werk te verzetten.
Op het punt van de invulling van deze belangrijke wet is het bovendien onmogelijk een conclusie te trekken. Het is een raamwet, naar de mening van de fractie van de ChristenUnie gaat dat principe soms te ver, bijvoorbeeld als het gaat om de waterveiligheidsnormen en de keuze voor de AMvB’s. Tegelijk geeft een raamwet met nog zoveel wetgeving op komst ook de hoop dat het uiteindelijk resultaat wel degelijk een mooi uitzicht door dat raam geeft.
Ik hoop dat met deze nieuwe Omgevingswet velen met enthousiasme zich zullen wijden aan het tot stand brengen van een goede ruimtelijke ordening en mooie leefomgeving, niet alleen voor nu, maar ook met het oog op de toekomstige generaties. Voorzitter, ik begon met een beroemde reformator die kernachtig uitdrukte wat goede zorg voor de aarde betekent. De aarde is ons gemeenschappelijk huis, waarin wij allen de verantwoordelijkheid hebben om te zorgen voor de schepping. Deze wet zal aan die goede zorg moeten bijdragen. Op de punten van inhoudelijke invulling van de wet, waterveiligheid, goede participatie en gelijkwaardige rechtsbescherming heeft de ChristenUnie daarom vragen. Ik zie uit naar de beantwoording.
Nieuwsarchief > 2016 > maart
Geen berichten gevonden