Bijdrage debat intensieve veehouderij
Lees hieronder de bijdrage van Carla Dik-Faber aan het debat over intensieve veehouderij.
Voorzitter, de intensieve veehouderij is de belichaming van hoe Nederland agroland zich heeft ontwikkeld. Productiemaximalisatie, lage kostprijzen en sterk gericht op de export. Een sector waar we trots op mogen zijn, die zorgt voor voedselzekerheid, en die stappen zet op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn en daarmee leidend is in de wereld. Maar ook een sector waarbij technologische mogelijkheden leidend zijn en die de verbinding met de maatschappij grotendeels is verloren. De intensieve veehouderij is verworden tot een sector die te kampen heeft met een enorm imagoprobleem, door de import van veevoer van ver buiten Europa, het mestoverschot, de schandalen met antibiotica, de zorgen over voedselveiligheid, de inpassing in het landschap en over effecten op de volksgezondheid.
De Nederlandse consument heeft nog maar beperkt invloed op de intensieve veehouderij, aangezien veel bedrijven inmiddels produceren voor de buitenlandse markt. En waar de Nederlandse burger kritisch is over de intensivering, koopt diezelfde burger als consument toch nog vaak de kiloknaller waarmee de intensivering in stand wordt gehouden.
Over dat de ontwikkeling van de intensieve veehouderij dus door de overheid in goede banen geleid moet worden, zal iedereen het eens zijn. De vraag is echter tot waar de overheid kan en wil sturen. Het wetsvoorstel voor een verantwoorde groei van de melkveehouderij laat bijvoorbeeld ook ruimte voor niet-grondgebonden groei via mestverwerking. Dit terwijl de sector juist had ingezet op grondgebondenheid waarbij extra mest op eigen grond moet worden afgezet en het ruwvoer van het eigen bedrijf of uit de nabije omgeving moet komen. Het lijkt er echter op dat de intensivering niet is te stoppen en dat de overheid slechts probeert het een klein beetje bij te sturen. Dit wordt ook duidelijk in de discussie over de eendagshaantjes: het dominante productiemodel is leidend, ‘problemen’ worden aangepakt met technologische oplossingen.
Bij het wetsvoorstel gezondheid en dieraantallen gooit het kabinet verantwoordelijkheden over de schutting, zonder wetenschappelijke onderbouwing. De decentrale overheden staan onder grote maatschappelijke druk om paal en perk te stellen aan de omvang van stallen, maar er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de relatie tussen dieraantallen en volksgezondheid. Gemeenten en provincies moeten dus sturen zonder handvatten. De ChristenUnie heeft dan ook ernstige bedenkingen bij het wetsvoorstel in huidige vorm. Liever kijken we naar de kwaliteit en duurzaamheid van de productie, dan normen te stellen voor aantallen dieren. Dit laat onverlet dat er verder onderzoek gedaan moet worden naar de effecten van de intensieve veehouderij op de volksgezondheid.
Er zijn echter ook lichtpuntjes. Zo worden met de Kip van Morgen en Recept voor Duurzaam Varkensvlees stappen gezet naar een duurzamer en diervriendelijker verdienmodel. Echter, garanties dat boeren hun investeringen kunnen terugverdienen willen de supermarkten niet geven en verder zal de Kip van Morgen alleen op de Nederlandse markt komen. Bovendien blijkt uit onderzoek dat boeren die kiezen voor een duurzamer verdienmodel tegen grenzen aanlopen. Meer experimenteerruimte is dan ook noodzakelijk (motie).
De ChristenUnie is van mening dat verdere intensivering een heilloze weg is waar maar weinig boeren zich prettig bij voelen. Bijna niemand kiest vrijwillig voor een businessplan dat schaalvergroting en productie voor een kostprijsmarkt als vaste variabelen heeft. Deze race-to-the-bottom kost momenteel al veel gezinsbedrijven de kop en dat proces gaat onverminderd door. De Ruslandcrisis laat zien dat de vlees- en zuivelsectoren bovendien kwetsbaar zijn. Het inruilen van de ene verre exportbestemming voor de andere kost veel tijd en energie en biedt geen oplossing voor de uitdagingen waar onze landbouwsector voor staat.
Het is tijd om in de vleessector en zuivelsector te werken aan meer duurzamer verdienmodellen. Niet terug naar Ot en Sien en ook niet streven naar de positie van grootste agrarische exporteur. Nederland heeft zijn grenzen, letterlijk en figuurlijk. De ChristenUnie pleit dan ook al jaren voor regionalisering van de voedselproductie binnen Europa. Waarbij we het veevoer hier verbouwen en onze mest gewoon op het land kwijt kunnen. Zonder subsidies voor mestverwerking, maar met investeringen in onderzoek en kennis. De snelle ontmanteling van de productschappen is in dit opzicht een aderlating voor de Gouden Driehoek van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid. We moeten onze focus verleggen van export van primaire producten naar export van kennis en innovatie. Geen melk exporteren naar India, maar de Indiase boer in zijn eigen omstandigheden hepen met zijn melkproductie.
De ChristenUnie roept de staatssecretaris daarom op in Europa het voortouw te nemen bij het opstellen van een Europese strategie voor regionalisering van de voedselproductie. Waar bedrijven doorgaan op de huidige weg en vaak ook niet anders kunnen, moet de overheid leiderschap tonen. Laten we nu alvast nadenken over een Europees landbouwbeleid post-2020. Een landbouwbeleid gericht op een duurzame voedselproductie in Europa, gericht op zelfvoorziening en met een eerlijke margeverdeling in de keten. Met een plan voor stimulering van de eiwitproductie in Europa en van grondgebondenheid in de veehouderij. En laten we onze goede concurrentiepositie vooral benutten om markten dichtbij te bedienen, dus liever peren naar Beieren dan naar Brazilië
Nieuwsarchief > 2014 > september
Geen berichten gevonden
Reacties op 'Bijdrage debat intensieve veehouderij'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.