Bijdrage Eerste Kamerfractie aan debat over vreemdelingentoezicht
Bijdrage van de ChristenUnie aan het debat over wetsvoorstel 32.528: Verruiming bevoegdheden vreemdelingentoezicht.
Voor ons ligt een wijziging van de Vreemdelingenwet die het mogelijk maakt bedrijven en woningen te doorzoeken om in het bezit te komen van identiteitsgegevens van een in Nederland verblijvende vreemdeling. Deze maatregel maakt volgens de staatssecretaris uitvoering van terugkeerbeleid beter mogelijk, aangezien vreemdelingen niet worden teruggenomen door het land van herkomst als hun identiteit niet vaststaat.
Onze fractie begrijpt de bedoeling van deze maatregel, maar weegt deze af tegen de inbreuk op de privacy en de eigen levenssfeer van een persoon, ook al is die persoon een vreemdeling die hier onrechtmatig verblijft. De uitbreiding van de identificatiemogelijkheden moet niet ontaarden in een bejegening die willekeurig, intimiderend of bedreigend is en dient daarom van strikte waarborgen te worden voorzien. Onze fractie wil graag het antwoord vernemen op een aantal vragen voordat zij een eindafweging kan maken. Deze betreffen vooral de doelmatigheid en proportionaliteit van de maatregel.
Allereerst zou mijn fractie willen weten hoe het gesteld is met de wetgeving op dit punt in de ons omringende landen. In de schriftelijke voorbereiding is eigenlijk niet aan de orde geweest als ik het goed heb gezien. Kennen landen als Engeland, Frankrijk en Duitsland ook een wettelijke basis voor het doorzoeken van de spullen van een vreemdeling in diens verblijfplaats? Kunnen we vernemen hoe een internationale vergelijking op dit punt eruit ziet?
Wij zouden ook willen weten hoe de politie en andere personen die belast zijn met vreemdelingentoezicht kunnen weten of zij met een onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling van doen hebben wanneer zij iemand staande houden en of zij vervolgens kunnen overgaan tot het doorzoeken van een woning of bedrijf. Het zou immers pijnlijk zijn als een woning wordt doorzocht van iemand die helemaal niet in deze categorie thuishoort. Aangezien identificatie op voorhand moeilijk is, is het natuurlijk de vraag hoe dit in de praktijk functioneert. Wat is de foutmarge en wat is de doelmatigheid van deze maatregel?
Graag zou mijn fractie ook een duidelijker beeld hebben van het probleem en van de aantallen situaties waarin vreemdelingen hun identiteitsdocumenten hebben verborgen. Dit wordt nu afgeleid van het percentage gevallen waarin mensen zijn staande gehouden en geen identiteitsdocumenten bij zich hadden. Dat is een indirecte bewijsvoering. De in de memorie van antwoord genoemde cijfers zijn bovendien oud. Het laatste meetpunt ligt in 2009, het jaar waarin de wet door de voormalige minister van Justitie, Hirsch Ballin, werd ingediend. Wat zijn de ontwikkelingen in de afgelopen vijf jaar geweest?
Wij hebben ook een vraag over de huisdoorzoeking in breder perspectief. In het strafrecht heeft de wetgever gekozen voor betrokkenheid van in beginsel de rechtercommissaris als belangrijke waarborg. Hoewel begrijpelijk is dat een rol voor de rechtercommissaris in het bestuursrecht voor de regering minder voor de hand ligt, rest voor mijn fractie wel de vraag of hier niet meer waarborgen nodig zijn. Waarom in het strafrecht wel en hier niet?
Dan hebben wij nog vragen over de proportionaliteit of het passend zijn van de maatregelen. Het is nogal wat als overheidsfunctionarissen de persoonlijke spullen of de woonomgeving van een hier verblijvend persoon mogen doorzoeken. Er zijn echter ook situaties waarin niet de persoon zelf, maar anderen er belang bij hebben dat identiteitsdocumenten onvindbaar zijn. Dat is onder meer het geval bij de exploitatie van mensen in de prostitutie. Het is denkbaar dat een slachtoffer van mensenhandel en prostitutie maar wat graag wil dat deze documenten weer opduiken. Hoe ziet de staatssecretaris dit? Dit laatste voorbeeld illustreert dat deze maatregel past bij uitzonderlijke situaties en alleen in uitzonderlijke gevallen dient te worden gebruikt. Nogmaals, hier mag geen sfeer omheen gaan hangen van onveiligheid, intimidatie of bedreiging. Vreemdelingen, ook moeilijk uitzetbare vreemdelingen, blijven mensen die aangewezen zijn op hulp en zorg. Graag willen we daarom van de staatssecretaris nog eens een precieze uitleg hoe hij de uitvoeringspraktijk voor zich ziet. Hoe gaat die precies verlopen?
Wij wachten de antwoorden op de door mij in deze termijn nog gestelde vragen af voordat we tot een eindoordeel kunnen komen.
- Labels
- Eerste Kamer
- Roel Kuiper
Nieuwsarchief > 2014 > februari
Geen berichten gevonden