Voordewind spreekt bij 75-jarige herdenking van de Kristallnacht

2012-Joël-Voordewind-AP-Roukema-3487zaterdag 09 november 2013 21:00

Op 9 november 1938 vond in nazi-Duitsland de Kristallnacht plaats. Daarbij werden 267 synagogen in brand gestoken en circa 7500 winkels verwoest. 92 joden werden vermoord. Deze explosie van antisemitisch geweld vormde de inleiding op de volledige uitstoting en uiteindelijk de vernietiging van miljoenen Europese joden. Het Centraal Joods Overleg wil de Kristallnacht herdenken om blijvend te waarschuwen tegen elke vorm van antisemitisme en racisme in onze samenleving. Zowel in Nederland als elders. ChristenUnie-Kamerlid Joel Voordewind sprak bij de herdenking over de rechtvaardiging van het kwaad.

Dames en heren,

Geweld, uitsluiting en discriminatie van mensen tegen andere mensen is nooit ver weg. Door heel de geschiedenis heen. Als geen ander kan de Joodse gemeenschap daarvan getuigen. En ook anno 2013 zijn we er niet vrij van. Dat dit geweld, die uitsluiting en discriminatie plaatsvindt, hoeft dus niet te verbazen. Zelfs de vraag naar het waarom van die discriminatie hoeft niet te verbazen. Hoe irrationeel ook: we weten dat haat, redeloze haat, bestaat.

De verbazing, het raadsel treedt pas echt op, als je ziet dat mensen geweld, uitsluiting of discriminatie rechtvaardigen. Als daders én omstanders dit goedkeuren. Dat is misschien ook wel de grootste verbazing die we voelen bij de herdenking van de Kristallnacht. De eerste grootschalige geweldsexplosie tegen Joden nadat de nazi’s in 1933 aan de macht kwamen. Nu 75 jaar geleden.

Een grote driedaagse pogrom, waartoe de Duitse bevolking was opgestookt door Goebbels. Onder het motto dat het hele jodendom verantwoordelijk werd gehouden voor het doodschieten, door een Joodse jongen, van een Duitse diplomaat in Parijs. Uitgevoerd met hulp van de SA, de bruinhemden van de NSDAP. En de politie hield zich afzijdig…..  De trieste balans: 7500 verwoeste winkels, honderden synagogen en andere herkenbare joodse gebouwen verbrand of vernield. 92 mensen vonden de dood.

Wij weten niet hoeveel gewone Duitse burgers, en ‘gewone’, als men daarvan kan spreken, leden van de SA, met deze Reichspogromnacht  mee hebben gedaan. We weten ook niet hoeveel Duitsers zich juist afzijdig hebben gehouden. Uit machteloosheid. Of uit principe. Of zelfs helemaal aan de andere kant stonden en hun Joodse volksgenoten hebben geholpen. Die goede medeburgers van hun Joodse landgenoten zijn er wel geweest.

Andere Duitse burgers en SA-leden waren gedreven door haat. Door antisemitisme dus. Men vond – met Goebbels – dat alle Joden en zeker de Joden in Duitsland deelden in de schuld voor de daad van die ene jongen in Parijs. Men vond dat Joden het er ook wel zelf naar gemaakt hadden. Ze waren anders, hadden eigen gebruiken. Soms begrepen, vaak ook niet. Veel mensen deelden de propaganda waarmee de Joden werden neergezet als het gaat om hun plaats in het economisch leven. Als geldsjacheraars die hun eer slechts in hun geld vonden. Die hardwerkende Duitsers uitbuitten met hun woekerrente. En ondertussen hun doel bereikten ten koste van de, uiteraard Arische, eerlijke handelsman die eerlijke prijzen hanteert.

Je hoefde nog niet eens nazi te zijn om toch eigenlijk wel overtuigd te zijn dat het Arische ras superieur was aan het inferieure Joodse ras. Om toch te denken langs de lijnen van het sociaal darwinisme. Rassenleer was niet achterhaald en dom in die tijd. Maar door en door verwetenschappelijkt. Het was een moderne, rationele opvatting. Daarom kwamen bijvoorbeeld de grootschalige proeven die werden gedaan door nazi-artsen met bijvoorbeeld Joodse tweelingen naar erfelijkheid echt niet zomaar uit de lucht vallen.

Misschien vinden wij het onbegrijpelijk dat gewone mensen in die tijd zich niet alleen bezig hielden met het plunderen van huizen, winkels en synagogen en met het molesteren en vermoorden van mensen omdat zij anders, omdat zij Joods zijn. En misschien vinden we het nog onbegrijpelijker dat die gewone mensen vonden daarmee in hun recht te staan. Toch is die houding, de rechtvaardiging van onrecht, het goedpraten van wat fout is, minder ver van ons dan we denken. Om dat duidelijk te maken, vraag ik uw aandacht voor de reactie in Nederland op de Kristallnacht.

Toen na de pogrom van de Kristallnacht, nog veel meer Joodse vluchtelingen dan voorheen vanuit Duitsland in ons land een veilig heenkomen zochten, sloot onze Nederlandse regering op 15 december 1938 de grens voor Joodse vluchtelingen. En zij bestempelde hen tot ongewenste vreemdelingen. Als rechtvaardiging werd genoemd dat het anders de relatie met Duitsland op het spel zou zetten, dat er al zoveel Joodse vluchtelingen in het land waren en een toename ervan zou leiden tot meer antisemitisme.

Hoe moeten we deze, in het licht van de geschiedenis, nogal wrange reactie bezien? Ik heb daartoe eens wat gebladerd in de Handelingen van de Tweede Kamer uit die jaren. Het eerste wat dan uiteraard opvalt, zijn de bijdragen van de NSB-parlementariërs. Regelmatig waren die ronduit antisemitisch. Het is uiterst schokkend voor mij als parlementariër te zien welke taal in de dertiger jaren gebezigd werd door mensen als Rost van Tonningen en Limburgse edelman De Marchant et d’Ansembourg.[i] 

Maar je ziet ook dat zij zich met regelmaat moeite getroosten om hun mening enigszins acceptabel te maken voor anderen. Soms op een nogal doorzichtige manier. Een voorbeeld. In de dertiger jaren werden nog al wat naturalisatiewetten in de Kamer behandeld. Mede naar aanleiding daarvan hanteerde de NSB een aantal malen parlementaire trucjes. Zoals het voorstel om de naturalisaties van niet-Joden in afzonderlijke wetten te behandelen en de naturalisaties van Joden in andere wetten. Het lijkt een zakelijk voorstel. Maar dat is het natuurlijk niet. Schokkend is dan wel weer dat de minister van justitie, Goseling, dat voorstel niet meteen ronduit van de hand wees. 

Maar de NSB-Kamerleden wilden ook op minder doorzichtige manieren doen voorkomen dat zij niet op basis van antisemitisme redeneerden. In het bijzonder deden zij dat door gebruik te maken van in die tijd breed erkende inzichten. Bijvoorbeeld: gevolgtrekkingen maken op basis van de volksaard van de Joden. Ieder volk heeft immers een bepaalde aard? Ook bijvoorbeeld het Duitse of Japanse?! Dat benoemen is – aldus de NSB-Kamerleden – slechts feitelijk, en geen waardeoordeel, ook niet als je dat ten aanzien van het Joodse volk doet.[ii] 

De andere partijen kan men zeker niet antisemitisch noemen. Maar de NSB, en het gedachtengoed daarachter, had toch wel de nodige invloed. Want dit soort redeneringen leefde wel degelijk breder. Heel wat politici verwierpen weliswaar de rassenleer waarop het antisemitisme was gegrondvest, maar zagen het toelaten vluchtelingen – en zeker het naturaliseren van vreemdelingen wel als gevaar voor het volk. Als politicus sta ik in de traditie van de christelijke politieke partijvorming in Nederland. Het is voor mij daarom een confronterende blik in de spiegel te moeten erkennen dat daaronder heel wat christelijke politici waren.

In het debat in de Kamer naar aanleiding van  de Kristalnacht betoogde minister-president Colijn. Ik parafraseer: ‘Het buitenland houdt de grenzen dicht. Wat nu als wij de grenzen open zouden houden. Hoeveel komen er dan binnen door dat eene open gat Nederland? 600.000? 100.000 of 200.000 is al veel te veel. En laat je er 5.000 toe? Wat helpt dat? Dan blijven er toch nog 595.000 achter?’[iii]  En ook volgens Colijn zou het toelaten van veel mensen het antisemitisme juist kunnen bevorderen.[iv]

Zelfs het pleidooi om dan tenminste de kinderen van de Joodse vluchtelingen zonder mitsen en maren tot Nederland toe te laten, kreeg geen voet aan de grond. We snappen nu, anno 2013, deze reacties niet goed. Want wij weten, anders dan Colijn, Goseling en anderen destijds, van de vervolging die een aantal jaren later op gang kwam. Om die reden klinken deze rechtvaardigingen en overwegingen nu veel wranger dan op het moment van uitspreken ervan.

Tegelijkertijd heeft deze wijze van argumentatie een hoge mate van herkenbaarheid. De rechtvaardigingen lijken op wat wij vandaag de dag ook horen. We kunnen onze tijd niet zomaar vergelijken met 1938. Want de schaduw van de Holocaust hangt over de gebeurtenissen van 1938. Maar we moeten ons wel realiseren dat we lessen kunnen trekken uit de gebeurtenissen van de jaren. In het besef dat onze tijd niet maar vanzelf een betere tijd is. Een van die lessen is dat we niet voorzichtig genoeg kunnen zijn met rechtvaardigingen van lastige keuzen in moeilijke dilemma’s.

Ook in onze jaren kunnen er zomaar kwesties spelen waarin op basis van redelijke argumenten, die ook redelijk bedoeld zijn, toch groepen in onze samenleving in de knel komen. Ook dus als antisemitisme of racisme als zodanig nog niet eens een rol spelen. Neem de Joodse instellingen, als scholen of synagogen, anno 2013. Triest maar waar: Joodse scholen kunnen niet op de vanzelfsprekende veiligheid rekenen die eigenlijk voor alle andere scholen normaal is. Net zoals veiligheid voor synagogen wel een punt is en voor kerken of moskeeën niet of nauwelijks. Maar de speciale veiligheidsvoorzieningen, die voor anderen niet nodig zijn, maar voor Joodse gebouwen wel, moeten ze zelf betalen. Het wordt primair als de eigen verantwoordelijkheid van de Joodse gemeenschap gezien. Net zoals dat voor andere gemeenschappen geldt. Maar hoe reëel is dat? Als juist Joodse gemeenschappen te maken hebben met bedreigingen?

En ik denk aan de dilemma’s die speelden rond het debat over de rituele slacht. Een debat dat vooral op emotie werd gevoerd. Maar ook op basis van het redelijke argument dat dierenwelzijn geen waarde is om aan te tornen. En de onverdoofde, kosjere slacht lijkt op het eerste gezicht dieronvriendelijker dan de verdoofde slacht. Of dat zo is, is overigens een tweede – het respect voor het dier is misschien wel prominenter aanwezig dan in de industrieel uitgevoerde slacht elders. Maar wat daarvan zij, de kosjere slacht laat zich alles gelegen liggen aan dierenwelzijn, en toch werden de grondrechten door een meerderheid in de Tweede Kamer bijgebogen om de onverdoofde slacht te kunnen verbieden. En weer raakten – onder andere – de Joodse gemeenschap er door in de knel. Niet op basis van antisemitisme. Maar het gebeurde wel. Gelukkig bleek er nog een Eerste Kamer, die meer oog had voor grondrechten.

Of neem de moeite die het tegenwoordig kost om haatzaaien, in de vorm van antisemitische uitingen, te onderscheiden van het  zogeheten beroep op het vrije debat. Je moet toch kunnen zeggen wat je vindt? Dat is nog maar een stap verwijderd van uitlatingen met een duidelijker antisemitische toon. Zoals kreten dat ‘ze’ – de Joden dus - het er toch ook wel zelf naar gemaakt hebben als zij op straat of elders te maken hebben met incidenten.

De dilemma’s spelen uiteraard ook in bredere zin. Eén voorbeeld. Ook anno 2013 is het bepaald niet eenvoudig om een goede keuze te maken als het bijvoorbeeld gaat om de opvang van vluchtelingen en vreemdelingen. Hoeveel vluchtelingen uit Syrië bijvoorbeeld kan ons land opvangen? Of hoeveel we bijdragen aan de buurlanden van Syrië, die het leeuwendeel van de vluchtelingen opvangen.  Wat daarvan zij – we kunnen wel streven naar duidelijke keuzen in ons eigen land als het gaat om het vreemdelingenbeleid. Strafbaarstelling van illegaal verblijf hoort daar dan niet bij. Want het enkele verblijf in een land dat het jouwe niet is, kan niet in de criminele sfeer getrokken worden. Dat deugt gewoon niet. 

Dames en heren, ik rond af.  Politici werken in het landsbestuur om keuzen te maken. Het is een opgave, om in die keuzen het recht te zoeken. En het recht te vinden. Als politicus die vanuit een Bijbelse inspiratie zijn werk wil doen, wil ik mij hierin spiegelen aan de woorden die ons daarin zijn gegeven.  Aan de woorden van de profeet Micha onder andere, die ons voorhoudt:

Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de HEER van je wil:niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.

Dit is geen eenvoudige opgave. We zullen ons telkens opnieuw moeten  afvragen of we in onze keuzen niet bezig zijn zaken te rechtvaardigen die geen rechtvaardiging verdienen. Laten we vanavond in die nederigheid waartoe Micha ons oproept elkaar blijven bevragen of wij in onze keuzen daadwerkelijk recht doen aan elkaar,  trouw betrachten aan elkaar en nederig de weg gaan van onze God.

Ik dank u wel voor uw aandacht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



[i] Handelingen TK, 15 november 1938, 265.

[ii] Handelingen TK 2 NOVEMBER 1939,140.

[iii] Handelingen TK 15 november 1938, 262.

[iv] Handelingen TK 15 november 1938, 262.

Labels
Joël Voordewind
Tweede Kamer

« Terug

Nieuwsarchief > 2013 > november

Geen berichten gevonden