Opinie: Nederland isoleert zich met verbod op ritueel slachten
Deze week beoordeelt de Eerste Kamer het intitiatiefwetsvoorstel-Thieme dat ritueel slachten van dieren verbiedt. Een ingrijpend wetsvoorstel dat veel emotie oproept, niet alleen in joodse en islamitische kring. Ook christenen dienen op hun tellen te passen. Mocht deze wet worden aangenomen dan isoleert Nederland zich internationaal en schaadt ze haar politieke reputatie als beschermer van minderheden.
Het omstreden wetsvoorstel maakt een ongehoorde inbreuk op de vrijheid van godsdienst. Deze vrijheid behoort sinds eeuwen tot een van onze belangrijkste constitutionele grondrechten, vastgelegd in artikel 6 van de Grondwet. Formeel kan dit grondrecht worden beperkt, maar de wetgever is hierin traditioneel zeer terughoudend. Het zou met deze wet voor het eerst zijn dat de Nederlandse wetgever uitdrukkelijk treedt in de sfeer van de religieuze praktijk. Veel juristen hebben er op gewezen hoe riskant deze stap is. Ook is gewezen op precedent-werking: nu het ritueel slachten, straks andere godsdienstige gedragingen die aan wettelijke beperkingen worden onderworpen (jongensbesnijdenis, kinderdoop).
De rituele slacht is bij uitleg van art. 6 van de Grondwet steeds verstaan als een gedraging die behoort bij het godsdienstig belijden van burgers. Het gaat om de vrijheid geboden en voorschriften na te leven. Bij de laatste herziening van de Grondwet in 1983 is uitdrukkelijk bevestigd dat het ritueel slachten van dieren hier onder gerekend behoort te worden. Internationale jurisprudentie – onder meer van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens - heeft de rituele slacht gerekend onder de reikwijdte van artikel 9 van het EVRM. Nederland heeft een reputatie te bewaken als hoeder van een mensenrechtenbeleid dat religieuze minderheden beschermt. Nederland met Den Haag als internationale hoofdstad van het recht moet zich niet distantiëren van alom geaccepteerde rechtswaarborgen waar het de naleving van religieuze voorschriften betreft.
Materieel is er geen dwingende reden om het gerechtvaardigde belang van dierenwelzijn zo zwaar te wegen als nu gebeurt. Het initiatiefwetsvoorstel maakt duidelijk dat het mede de omstandigheden zijn die het dierenleed dat met slachten als zodanig gepaard gaat verergeren. Welnu, aan die omstandigheden kan het nodige worden gedaan. Inmiddels zijn alle betrokkenen het er over eens dat verbeteringen realiseerbaar zijn. Joodse en islamitische vertegenwoordigers hebben aangegeven in overleg met de overheid dierenwelzijnsmaatregelen aan te scherpen. Een wet die de slachtmethode zelf verbiedt, is daarmee overbodig en in elk geval een te zwaar middel. Wetenschappelijk is niet duidelijk of deze vorm van slachten nu werkelijk veel meer dierenleed veroorzaakt dan het industrieel slachten.
Met het aannemen van deze wet steekt Nederland de Rubicon over. Het isoleert zich van andere landen die zich volgens Europese traditie steeds zeer terughoudend hebben opgesteld om dit vrijheidsrecht in te perken. Het verbod op ritueel slachten behoort bij de zwartste episoden uit de Europese geschiedenis van de 20e eeuw. Vooral in joodse kring roept dit voorstel daarom pijnlijke herinneringen op. Waarom moet Nederland in dit opzicht voorop lopen? Dit gaat niet meer over dieren alleen. Het gaat om onze plaats in de geschiedenis en onze internationale reputatie. Er valt een historisch besluit in de Kamer. Hopelijk overwint de staatkundige wijsheid in de senaat.
Peter Ester en Roel Kuiper zijn lid van de ChristenUnie-fractie in de Eerste Kamer. Dit opinieartikel verscheen in het Nederlands Dagblad van dinsdag 13 december 2011.
Nieuwsarchief > 2011 > december
Geen berichten gevonden