Opinie Gert-Jan Segers: hoop op vrijheid, maar ook heimwee naar kalifaat
Het was ontroerend in al zijn eenvoud. Een gesluierde Egyptische vrouw die via de camera het Westen toeriep: `Wij willen dezelfde vrijheid als jullie!´ Ze was de spreekbuis van de demonstranten op het Tahrirplein en van vele landgenoten die thuis met ingehouden adem de gebeurtenissen volgen. Lang hebben Egyptenaren gedwee hun hoofd gebogen onder de heerschappij van de farao´s. Steeds haalden ze hun schouders op als hen naar hun politieke mening werd gevraagd. Maar na Tunesië kregen ze hoop en rechtten ze de rug. Arm en rijk, religieus en seculier, moslim en christen, ze vonden elkaar in een gedeelde wens: Mubarak moet weg en Egypte moet een democratie worden.
Het verlangen van het Tahrirplein laat zien dat vrijheid en democratie ook op het Midden Oosten een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefenen. Westerlingen voelen altijd ongemak bij die conclusie, maar de Arabieren spreken voor zichzelf: zij willen vrijheid zoals het Westen dat heeft. Respect voor individuele waardigheid en de burgerlijke vrijheid om te beslissen over het bestuur van het land; het zijn universele verlangens die in de democratische rechtsstaat het beste gewaarborgd blijken. De vrijheid die wij hier hebben, is de hoop van veel Egyptenaren en andere Arabieren. Nu zij een pagina omslaan in hun geschiedenisboek lijkt hun hoop te worden vervuld.
In het cynische spel dat Mubarak heeft gespeeld, stelde hij het Westen steeds voor de keus: ik of de chaos. En steeds kozen de VS, en in hun kielzog Europa, voor stabiliteit boven vrijheid en mensenrechten. Nu is er de kans om een andere keus te maken en Egypte te helpen de vrijheid te omarmen waar het al zo lang op hoopt. Maar daarbij kan dezelfde tragische vergissing worden gemaakt als in Irak. De democratisering van Irak werd ingegeven door het onwrikbare geloof dat verkiezingen altijd het laatste en hoogste woord hebben en als vanzelf tot vrede en verzoening leiden. Zo schreef Ian Buruma dat een mogelijke overwinning van de Moslimbroeders een zaak is van de Egyptenaren zelf (NRC, 3/2). Maar daarmee miskennen we onze eigen geschiedenis waarin de democratie niet het begin van vrijheid was, maar veel eerder het sluitstuk. Eerst waren er vormen van een rechtsstaat, een ‘civil society’ van verantwoordelijke burgers en was er godsdienstvrijheid. Pas daarna en tamelijk recent werd het algemene kiesrecht ingevoerd. In Irak is die volgorde omgedraaid, met dramatische gevolgen.
Egyptenaren hebben niet alleen hoop op vrijheid, er is ook altijd een sluimerend heimwee naar vervlogen tijden toen de islamitische beschaving toonaangevend was. Dat heimwee stond in 1928 aan de wieg van de oprichting van de Egyptische Moslimbroederschap. Het was het verlangen naar de terugkeer van de khalief, de islamitische heerser, en naar een islamitisch wereldrijk dat alle andere beschavingen de baas was. Juist toen het Turkije van Ataturk in de jaren twintig de moderniteit omarmde en het khalifaat afschafte, was bij Hassan Al-Banna en zijn Moslimbroeders het heimwee naar islamitische glorie sterker dan het verlangen naar Westerse vrijheid. Al-Banna’s belofte dat vervlogen tijden kunnen terugkeren resoneert nog altijd in de harten van miljoenen Arabieren. Het heeft geleid tot een merkwaardige en ongemakkelijke verhouding tussen het Westen en een groot deel van de islamitische wereld. Er is een bewondering voor de democratische vrijheid in het Westen, maar ook een weerzin tegen cartoonisten, filmmakers en politici die van die vrijheid gebruik maken. Een taxichauffeur in Cairo vertelde me dat hij blij was dat ik geen Amerikaan was omdat Amerika zo slecht was. Toen ik hem zei dat ik hem aan een ticket en een Greencard voor de VS kon helpen, lichtte z’n ogen op en hij keek me hoopvol aan. Hij verlangde naar het land dat hij zei te haten.
Sommige geleerden in het Westen prijzen de huidige politiek van de Moslimbroederschap. De broeders willen democratische verkiezingen en stellen dat de invoering van de sharia afhangt van de keus van het volk. Dat klinkt democratisch en dat is het ook. Maar waar er geen rechtsstaat is die aan de democratie vooraf gaat, daar dreigen minderheden door de meerderheid vermalen te worden. Dat is ook de huidige angst van Egyptische christenen. In tegenstelling tot Nederlandse studeerkamergeleerden koesteren zij een diep wantrouwen ten aanzien van de Broederschap. Deze ervaringsdeskundigen kijken niet naar mooie verklaringen, maar weten dat ze zonder een rechtsstaat ook in een democratie als minderwaardige burgers kunnen eindigen. Om nog maar te zwijgen over het dreigende lot van hen die de islam willen verlaten.
Het Arabische verlangen naar vrijheid is intens en oprecht. Het Westen moet zeker druk uitoefenen om Mubarak nu te laten vertrekken. Maar de Westerse hulp die Egypte daarna hard nodig zal hebben, moet ook bijdragen aan een rechtsstaat waarin het op geen enkele manier uitmaakt welke overtuiging je hebt. Vrije verkiezingen zullen op korte termijn zeker geen meerderheid voor de Moslimbroeders opleveren. Daarvoor zijn ze lang niet populair genoeg. Maar waar het heimwee naar de islamitische heilsstaat immer sluimert, is meer nodig dan vrije verkiezingen. In de huidige Arabische lente zullen we alles op alles moeten zetten zodat ook in Egypte democratie en rechtsstaat hand in hand gaan. Juist nu de hoop van die gesluierde vrouw en haar medestanders zoveel sterker is dan welk heimwee dan ook.
(Volkskrant Opiniepagina, 5 februari 2011)
- Labels
- Gert-Jan Segers
Nieuwsarchief > 2011 > februari
Geen berichten gevonden
Reacties op 'Opinie Gert-Jan Segers: hoop op vrijheid, maar ook heimwee naar kalifaat'
Ik deel je analyse ten dele. De vraag is: hebben de Arabieren recht op zelfbeschikking? Zolang we onder een geconstrueerde angst flink deel van moslims uitsluiten van de democratie zal er niets veranderen. Egypte is geen Nederland of Frankrijk. Maar het westen wil geen democratie die Arabieren op basis van eigen omstandigheden creëren. Neem nou de scheiding van kerk en staat. Hoeveel modellen hebben we niet? Maar die verscheidenheid is in het Midden Oosten niet toegestaan.
Je gaat uit van de Putnam-redenering: eerst civil society, dan kan er pas democratie ontstaan. Maar veel wetenschappers hebben hier kritiek op, want het causaal verband is misschien wel andersom: het soort regime zorgt ervoor of er een civil society (en tolerantie, en de rechtstaat, en dat soort dingen) ontstaat.
Toen Nederland de eerste stapjes richting democratie zette, hadden vrouwen nog nauwelijks rechten, werden joden enorm gediscrimineerd, en ga zo maar door. Van een goede rechtstaat met tolerantie en respect naar anderen was ook in Nederland nog nauwelijks sprake. Toch is dat veranderd, misschien wel juist doordat er een democratie in wordt gevoerd.
Zou het niet kunnen dat islamitische landen opener worden, als zij ook democratie krijgen?