Wie welbewust een volkerenmoord ontkent, of op grove wijze bagatelliseert, goedkeurt of rechtvaardigt terwijl men beter weet of had moeten weten, doet dat met als doel bevolkingsgroepen te krenken wegens hun ras, godsdienst of één van de andere discriminatiegronden. Daarmee is een dergelijke ontkenning te beschouwen als strafwaardige discriminatie. Hiervoor wordt in het wetsvoorstel de term negationisme gebruikt.

Wet
Met dit wetsvoorstel wordt het EU-Kaderbesluit racisme en vreemdelingenhaat 2008 omgezet in de wet. Deze richtlijn vraagt om het expliciet strafbaar stellen van het krenkend ontkennen van genociden. Voordewind: ,,Het is vooral de combinatie van het publiekelijk verdraaien van de feiten, met als doel het beledigen of aanzetten tot haat dat negationistische uitingen tot een ernstig feit maakt. Voor slachtoffers en nabestaanden zijn deze uitingen onverteerbaar en een directe schoffering van het leed wat hen en de verwanten is aangedaan. Onwetendheid is erg. Maar opzettelijke verdraaiing van feiten, van het kwaad dat is aangedaan, is in feite een nieuwe aanslag, een trap na. Gezien het feit dat dit nog heel veel voorkomt, bijvoorbeeld de ontkenning van de Holocaust op internet, is er alle aanleiding om dit in het wetboek van strafrecht op te nemen.”

De voorbeelden van ontkenning of bagatellisering zijn bekend. Vrijwel direct na het einde van de Tweede Wereldoorlog verschenen reeds berichten waarin de grootschalige vervolging van Joden door Nazi-Duitsland werd ontkend of gebagatelliseerd. Deze geluiden zijn tot op de dag van vandaag te horen. Ook ten aanzien van andere bijzonder ernstige gebeurtenissen komen dergelijke ontkenningen of bagatelliserende uitingen voor, zoals de Armeense genocide. In allerlei Europese landen, zoals Frankrijk, Duitsland, België en Zwitserland bestaat soortgelijke wetgeving al.

Vrijheid van meningsuiting
Met dit wetsvoorstel wil de ChristenUnie geenszins de vrijheid van meningsuiting inperken. Voordewind: ,,De vrijheid van meningsuiting vindt de ChristenUnie een groot goed. Het debat moet gevoerd worden, op scholen moet de geschiedenis verteld worden en op universiteiten moeten de feiten onderzocht kunnen worden. Het gaat hier echter niet om de vrijheid van meningsuiting, maar om het doelbewust krenken van een bevolkingsgroep met als doel het aanzetten tot haat of geweld door een gruwelijke geschiedenis doelbewust te ontkennen of te bagatelliseren.”

De Tweede Kamer zal na het zomerreces het voorstel in behandeling nemen.