Stevig debat in Eerste Kamer over invoering gratis schoolboeken
De invoering van gratis schoolboeken in het voortgezet onderwijs is een uitwerking van artikel 23 van de Grondwet. Dat betoogde senator Remmelt de Boer aflopen dinsdag in de Eerste Kamer. De senatoren hielden een stevig debat over dit wetsvoorstel . Met name de vraag naar de vrije keuze van schoolboeken stond centraal.
De Boer betoogde dat de grondwettelijke vrijheid voor het bijzonder onderwijs bij dit wetsvoorstel is gewaarborgd, met name omdat ook het standpunt van Brussel dat aangaf. Staatssecretaris Marja Bijleveld verdedigde het wetsontwerp rustig en stevig. Wel zegde ze aan onder andere de ChristenUnie toe, dat bij onverhoopte procedures de scholen ondersteuning van de rijksoverheid zullen krijgen.
Lees hieronder de bijdrage aan het debat
Mevrouw de voorzitter,
(Deze bijdrage is mede namens de fractie van de SGP)
Onze fracties willen het onderhavige wetsvoorstel in de eerste plaats beoordelen in het licht van artikel 23 van de Grondwet, het artikel dat het grondrecht van de vrijheid van onderwijs in ons land garandeert. We richten ons allereerst op artikel 23 lid 7: "Het bijzonder algemeen vormend lager onderwijs, dat aan de bij de wet te stellen voorwaarden voldoet, wordt naar dezelfde maatstaf als het openbaar onderwijs uit openbare kas bekostigd. " Met dan de tweede zin: "De wet stelt de voorwaarden vast, waarop voor het bijzonder algemeen vormend middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs bijdragen uit de openbare kas worden verleend". Voor alle duidelijkheid: het punt dat we willen maken betreft niet de relatie tussen openbaar en bijzonder onderwijs, dat is thans niet aan de orde, maar wel wat dit lid van artikel 23 volgens primaire bronnen te zeggen heeft over de positie van het voortgezet onderwijs, zowel openbaar als bijzonder. In de wet op het lager onderwijs van 1920 werd voor dat lager onderwijs als uitwerking van artikel 23 tot in detail vastgelegd welke financiële vergoedingen werden verstrekt. Dat waren o.a. de kosten voor het aanschaffen en onderhouden van schoolboeken, leermiddelen en schoolbehoeften. Hierbij moeten we wel bedenken, dat bij het lager onderwijs ook hoorde het u.l.o. en het m.u.l.o., dus leerlingen tot de leeftijd van pakweg 16 jaar! De l.o.- wet bepaalde, dat onder leermiddelen ook hulpmiddelen zijn begrepen, maar de toelichting op artikel 55 van deze wet zegt: "De aanschaffing van atlassen en woordenboeken, nu deze niet uitsluitend leermiddelen zijn ten dienste van het onderwijs, doch mede en vooral voor huiselijk gebruik plegen te worden aangeschaft, dient door de ouders der leerlingen te worden bekostigd". En daar sluit het wetsontwerp van vandaag dan ook bij aan. We zijn het daar mee eens.
Wat betreft de andere vormen van onderwijs, zowel het in de grondwet genoemde algemeen vormende middelbaar en het voorbereidend hoger onderwijs, maar verder ook nog de opleiding voor onderwijzers, was de Pacificatiecommissie die functioneerde van 1914 - 1916 en die het einde van de schoolstrijd voorbereidde van mening, dat "Het de wetgever ten dele vrij stond hoever en op welke wijze het beginsel van de financiële gelijkstelling, dat als rechtsbeginsel voor het algemeen vormend lager onderwijs was aanvaard, voor andere takken van onderwijs zou worden verwezenlijkt. Dit was in de eerste plaats een politieke en financiële vraag". (Aldus Drop en Postma in het Handboek van het Nederlandse onderwijsrecht, pag. 151). In de loop van de twintigste eeuw heeft de wetgever op dit punt via verschillende regelingen een lappendeken aan bekostigingsstelsels in het onderwijs ontwikkeld. Sterker nog, bij de invoering van de Mammoetwet in 1968 werd de vergoeding van leermiddelen voor de leerlingen van de u.l.o.-leeftijd zelfs beëindigd. Dat laat echter onverlet dat, zoals Drop-Postma aangeven, "het rechtsbeginsel van de gelijkberechtiging ten opzichte van de publieke kassen als de maatstaf van de financiële gelijkstelling tussen openbaar en bijzonder algemeen vormend lager onderwijs en wat daarvoor juridisch in de plaats gekomen is , door de wetgever gaandeweg is uitgestrekt tot het gehele primaire en secundaire onderwijs".
Dat brengt onze fracties tot de conclusies, dat gezien de bedoeling van artikel 23 van de Grondwet, zoals door de Pacificatiecommissie verwoord en zoals die in der loop van de jaren is uitgewerkt, het vergoeden van leermiddelen, schoolboeken, zowel in het basis- als in het voortgezet onderwijs volledig in lijn ligt met dit artikel uit de Grondwet. Na de afschaffing van het wettelijke lesgeld per leerling in het voortgezet onderwijs van 16 jaar en ouder per 1 augustus 2005 kan deze wet naar de mening van onze fracties dan ook gezien worden als wellicht het sluitstuk van de uitwerking van dit grondwetsartikel. Bovendien wordt hierdoor meegewerkt aan de invoering van het in het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten voorziene kosteloze onderwijs. Dat is winst.
We willen in dit verband ook kort aandacht besteden aan de bevindingen van de Commissie Dijsselblom. In de discussie wordt gesuggereerd, dat invoering van de onderhavige wet te maken zou hebben met wat "Dijsselblom"noemde onvoldoende doordachte systeemwijzigingen. Wij nemen de vrijheid om op te merken, dat we hier gewoonweg niet te maken hebben met een stelselwijziging, maar met een verdere uitwerking van wat artikel 23 van de Grondwet eigenlijk bedoelde. We moeten het rapport Dijsselblom dan ook niet laten buikspreken, door het hier bij te betrekken.
Graag horen we van de staatssecretaris, of zij onze standpunten tot nu toe deelt.
We concluderen in ieder geval dat onze fracties het geheel eens zijn met de doelstelling van dit wetsontwerp.
Dat gezegd hebbende komen we bij een tweede voor ons principiëel punt. Artikel 23 van de Grondwet geeft in lid 6 nl. expliciet aan, dat in het kader van de deugdelijkheid van het onderwijs met name de vrijheid van het bijzonder onderwijs, dus zowel van het primair als het secundair onderwijs, betreffende de keuze der leermiddelen geëerbiedigd moet worden. Dat dit principiële punt niet vanzelfsprekend is, blijkt wel uit het feit, dat in de Tweede Kamer bij de behandeling van dit wetsvoorstel een motie werd ingediend om de regering een commissie te laten instellen die schoolboeken gaat beoordelen. Gelukkig werd die motie ingetrokken. De kardinale vraag is dan ook, of dit wetsvoorstel inderdaad die vrijheid volledig geeft . Als bijvoorbeeld 10 jaar geleden voorgesteld zou zijn om schoolboeken "gratis" te verstrekken, dan zou deze vraag ongetwijfeld ondubbelzinnig met ja zijn beantwoord. Het van kracht worden van de Europese richtlijn inzake aanbesteding van overheidsopdrachten, dus ook van schoolboeken, maakt het echter noodzakelijk de vraag nader onder de loep te nemen.
Onze fracties hebben tijdens de schriftelijke voorbereiding gevraagd, of de staatssecretaris vond dat ze bij de voorbereiding van dit wetsontwerp voldoende rekening had gehouden met de implicaties van de Europese aanbesteding. De staatssecretaris antwoordde, dat dat het geval was. Onze fracties nemen de vrijheid, dat niet met haar eens te zijn. De commotie die ontstaan is rond de aanbesteding en het feit, dat pas na de behandeling in de Tweede Kamer een second opinion is gevraagd en Brussel is geraadpleegd bevestigt onze mening. Dat had ook eerder gekund. Het gevolg is, dat een goed wetsvoorstel van dit kabinet, dat in eerste instantie door veel partijen ondersteund werd, nu in een vervelend daglicht terecht is gekomen. We zijn van mening, dat het principiële karakter van de vraag of het bevoegd gezag - en dus niet de individuele leerkracht, al zal die een grote inbreng moeten kunnen leveren in de keuze van leermiddelen - dat dus het bevoegd gezag van een school volledig vrij is in de keuze van de leermiddelen, in eerste instantie onvoldoende is ingeschat .We willen graag dat de staatssecretaris ingaat op deze kritiek van onze fracties.
Gelukkig heeft de staatssecretaris alsnog duidelijkheid gegeven. En die duidelijkheid is er met name in de Memorie van Antwoord aan deze Kamer. Voor onze fracties is het antwoord, dat door het Directoraat -Generaal Interne markt en diensten van de Europese commissie is gegeven op de vragen van de staatssecretaris helder en duidelijk. Scholen mogen met naam en toenaam en met ISBN-nummer aangeven welke boeken zij willen aanbesteden. Dit is klip en klaar. En dan kun je natuurlijk nog wel allerlei moeilijke vragen stellen over de status van de antwoorden. En je kunt zeggen, dat er ongetwijfeld nog processen komen, en dat zal ook wel, tenslotte zijn er veel belanghebbenden die hun eigen belang ongetwijfeld willen uitverdedigen. En ongetwijfeld zullen scholen moeten wennen aan Europees aanbesteden. Maar het water van de zee wast niet af, dat scholen vrij kunnen kiezen. En daar gaat het om. Bovendien: scholen staan niet alleen voor deze operatie. Gemeenten hebben veelal al flink wat expertise op het gebied van Europees aanbesteden en ook diverse Besturenorganisaties zullen ongetwijfeld hun leden adviseren en met hen de mogelijkheden die deze regeling biedt, uitnutten . Zeker als er goede gunningscriteria worden gebruikt zullen scholen de leermiddelen van hun keuze kunnen krijgen. Kan de staatssecretaris ons ook meedelen of de door ons bedoelde ondersteuning al op gang komt? We zijn overigens van mening dat de in te stellen task-force royaal is. Kunnen de besturenorganisaties daar overigens ook een rol in spelen? Hoe staat het ook verder met de voorbereiding door de scholen? In de brief van 18 januari 2008 schrijft de staatssecretaris dat 20% van de scholen al een begin gemaakt heeft of al gereed is. Hoe is het percentage thans?
In ieder geval is het zo, dat dit kabinet niet alleen een fors bedrag voor het onderwijs beschikbaar heeft t.b.v. salarissen van leraren, maar ook nog eens honderden miljoenen euro's uittrekt om schoolboeken gratis ter beschikking te stellen aan de leerlingen. We hopen dat het kabinet dit positieve gegeven royaal voor het voetlicht brengt.
Een punt dat onze fracties ook na aan het hart ligt is, dat als gevolg van de invoering van deze wet met name gezinnen met kinderen in de middeninkomens nadrukkelijk van deze wet profiteren. De koopkracht van deze groep komt er dus anders uit te zien dan op grond van de begroting 2008 werd aangenomen. Kan de staatsecretaris meedelen wat het koopkracht effect is?
Onze fracties willen ook ingaan op de positie van leerplichtige MBO-leerlingen. Naar onze mening beperkt de uitvoering van kosteloos onderwijs conform artikel 23 zich tot leerlingen in het basis-, voortgezet en speciaal onderwijs. Toch is het niet onredelijk om een redenatie te volgen, waarbij kosteloos onderwijs zich uitstrekt tot alle leerlingen in de leerplichtige leeftijd. Dat zullen leerlingen in het MBO zijn. Dat dan een moeilijke problematiek om de hoek komt kijken, is door de staatssecretaris duidelijk gemaakt. Dat daar financiën voor nodig zijn, is ook helder. Bovendien: wat gebeurt er als de leerplicht onverhoopt omhoog gaat. Wat heeft dat dan voor gevolgen. Toch vragen onze fracties zich af, of er niet een principiële discussie zou moeten volgen over gratis onderwijs aan alle leerplichtige leerlingen die bekostigd onderwijs volgen. Inpassen ervan in deze wet lijkt ons niet mogelijk. Daarom vragen we de staatsecretaris of zij bereid is met een nadere nota over deze problematiek te komen.
Een laatste punt dat we aan de orde willen stellen betreft de voorgenomen evaluatie van de wet. In het antwoord op schriftelijke vragen van onze kant antwoordt de staatsecretaris door artikel VI van de wet nogmaals te citeren. Eerlijk gezegd hadden we dat zelf ook wel gelezen . We vragen dan ook nogmaals: op welke wijze denkt u concreet te evalueren. Oftewel: HOE evalueert u? Hebt u bijvoorbeeld een nulmeting paraat. Graag ontvangen we een echt antwoord.
Onze fracties wachten de reactie van de staatssecretaris met grote belangstelling af.
R. de Boer, namens ChristenUnie en S.G.P.
- Labels
- Eerste Kamer
Nieuwsarchief > 2008 > mei
Geen berichten gevonden
Reacties op 'Stevig debat in Eerste Kamer over invoering gratis schoolboeken'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.