Is over porno in de media ook volwassen debat mogelijk?

tvwoensdag 27 februari 2008 13:00

BNN en de VPRO hebben een ding in elk geval bereikt: een publieke discussie over porno in Nederland. Afgelopen zaterdag bleek ook hun eigen insteek daarin: porno werd neergezet als een culturele verworvenheid waarover we niet moeilijk moeten doen. Over beschadigende effecten ervan werd heengepraat. Naïeve eenzijdigheid en gebrek aan kritisch vermogen overheersten.

Minister Plasterk zette sterk de seksualisering van de samenleving op de agenda, maar lijkt dit thema te snel alweer achter zich te hebben gelaten.

Alomtegenwoordig
Terecht noemde Joost Zwagerman pornografie ‘alomtegenwoordig' in onze samenleving. De schaduwkanten daarvan worden echter steeds groter, en die verdienen daarom aandacht in plaats van relativering. Er is een eindeloze vraag naar nieuwe beelden, grenzen worden voortdurend verlegd, en vrouwenlevens verwoest om aan de vraag te voldoen (Britney Spears). De drempel naar kinderporno slijt, omdat de door porno aangewakkerde seksuele belangstelling zich uitbreidt naar steeds nieuwe gebieden. Dierenbeschermers willen  een verbod op seks met dieren. Wie komt op voor vrouwen in de ‘porn-industry'?

Zolang porno fungeert als statussymbool van een libertijnse cultuur, blijft serieuze discussie moeilijk over schadelijke effecten ervan. Die zijn er ondertussen wel, ook bij de consument. Tom ter Bogt, hoogleraar populaire muziek en popcultuur, concludeerde onlangs uit onderzoek niet voor niets dat clips met sexy vrouwen onzekerheid en een negatief zelfbeeld creëren of versterken bij opgroeiende meisjes. Beelden van de beschikbare vrouw leiden tot seksuele intimidatie, soms zelfs tot verkrachting. Pornografie gaat gepaard met ernstige vormen van verslaving, ontwrichting van relaties en ontspoorde levens. Vraag het hulpverleners.

Schadelijk
Daarom is het wel degelijk van maatschappelijk belang om pornografie zoveel mogelijk uit de publieke ruimte te weren. Daarin verschilt de verantwoordelijkheid van de overheid dan ook van die van opvoeders die ongewenst gedrag soms het beste kunnen negeren. Kinderen kunnen tijdelijk gedrag vertonen waar ze weer overheen groeien. Schadelijke effecten van een winstgevende ‘business' verdwijnen niet vanzelf uit de samenleving.

Dat tegengaan heeft niets te maken met beknotting van vrijheid van ‘meningsuiting', maar met bescherming van mens en samenleving op grond van normen van menselijke waardigheid. Uit een enquete van Maurice de Hond vorige week, bleek een kleine meerderheid aan vrouwen en een grote minderheid aan mannen van mening dat seksualiteit aan liefde bij elkaar horen. In hetzelfde onderzoek sprak 70% van de Nederlanders bezorgdheid uit  over de seksualisering van de samenleving; van bijna de helft mag de overheid op dit gebied ook ingrijpen.

Van een gezonde meerderheid mag het met alle beelden in de publieke ruimte wel wat minder. Voor hen is gesprek over de publieke moraal juist in verband met seksualisering van de media geen gepasseerd station. Anders dan de VPRO en BNN doen vermoeden is er behoefte de grenzen daarvan opnieuw vast te stellen.

Grenzen
Ook het huidige kabinet heeft die bereidheid uitgesproken. Het coalitie-akkoord noemt niet alleen de ‘kwaliteit' van de publieke omroep in het algemeen, maar media-aanbieders worden gestimuleerd tot een "gedragscode voor een veilig media-aanbod". Over de kwaliteit van het media-aanbod heeft de WRR zich al in 2006 uitgesproken in haar rapport Focus op functies. Diversiteit en pluriformiteit horen bij de ‘functionele kwaliteit' van de omroep. Daarvan was zaterdagavond een nogal eenzijdig beeld te zien. Daarnaast, maar  niet los hiervan,  onderscheidt de WRR ook ‘professionele kwaliteit', de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Wie stelt deze vast? Zijn binnen deze beroepsuitoefening ook morele grenzen aan de orde?

De samenleving heeft het recht de Publieke Omroep te bevragen op zijn invulling van de omroepvrijheid, op functionele en professionele kwaliteit. Voor een deel kan dit bevragen via de overheid lopen. Van een overheid mag een samenleving immers meer verwachten dan alleen reactie op strafbare ontsporingen in de publieke ruimte. De overheid behoort transparant en inzichtelijk te maken waaraan zij belastinggeld besteedt.

Primair echter zou de omroepwereld eigen wegen moeten kiezen in de verantwoording van de zendtijdinvulling aan de samenleving. Daartoe wordt de omroep ook steeds indringender aangespoord. Tenminste drie mogelijkheden daarvoor laten zich benoemen.

Ombudsman
In de eerste plaats is er ruimte voor een mediabrede ombudsman, zoals de NOS nu al een eigen ombudsman inzet. Dat geeft de consument een duidelijk adres voor klachten of twijfels over een uitzending. Een goede ombudsman tracht zowel omroep (journalistiek) als klager recht te doen, en bespaart de samenleving door bemiddeling veel tijdrovende rechtzaken.

Mediacode
De NOS-ombudsman hanteert daarbij een mediacode, in zijn geval de "NOS-code". Zo'n mediacode biedt de omroep een tweede mogelijkheid tot kwaliteitsbewaking. Het is concreter en transparanter aan de hand van een dergelijke code de discussie te voeren over ‘professionale kwaliteit' bij bijvoorbeeld het het uitzenden van ‘expliciet materiaal'. Voor de Publieke Omroep kan de Raad van Bestuur op een dergelijke mediacode aansturen. Ook het Commissariaat voor de Media kan en mag hier initiatieven nemen, al ligt ook dan overleg met de omroepen en de Raad van Bestuur voor de hand. Zo'n mediacode is vervolgens niet star en onveranderlijk. Zo wordt in Engeland de ‘Press Code of Practice' bij de tijd gehouden door de ‘Press Complaints Commission', een klachtencommissie. Vorig jaar nog voegde men regels toe rond undercover journalistiek naar aanleiding van telefoontaps bij het koninklijk huis, een afluisterschandaal. Bovendien is het niet alleen de BBC, die zich verantwoorden moet. Ook commerciële omroepen krijgen pas licenties na ondertekening van een bijbehorende code.

Mediaparlement
In de derde plaats kan men denken aan meer stimulerende verantwoordingsmechanismen. De Publieke Omroep kent nauwelijks consumentenpanels met daadwerkelijke invloed. Wat op televisie verschijnt, is het autonome besluit van enkele programmamakers. Een idee is om een omroep-parlement samen te stellen dat zich regelmatig uitspreekt over het aanbod en de kwaliteit van wat op de publieke netten verschijnt. Als een belangrijk deel van de Nederlandse bevolking de uitzending van Deep Throat ziet als een mensonwaardige vertoning, dan kan een dergelijk media-parlement dit zichtbaar maken door hierover een uitspraak te doen.

Alomtegenwoordige porno heeft geen Publieke Omroep nodig voor betere zichtbaarheid. Serieuze en zichtbare aandacht verdienen wel elk verdiepend debat en alle concrete inspanning om mensonwaardigheid tegen te gaan. Zeker als het gaat om de kwaliteit van de Publieke Omroep of, breder, de menselijke waardigheid in heel de publieke ruimte.

Drs. ir. Rob A. Nijhoff schreef als medewerker van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie de publicatie ‘Maatschappelijk relevante media. Publieke verantwoordelijkheid nemen: mediasector, overheid en samenleving.' Dit artikel verscheen in ingekorte versie op de opinie-pagina van het Nederlands Dagblad van 27 februari 2008.

Labels

« Terug

Reacties op 'Is over porno in de media ook volwassen debat mogelijk?'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Nieuwsarchief > 2008 > februari

Geen berichten gevonden