Is over porno in de media ook volwassen debat mogelijk?
BNN en de VPRO hebben een ding in elk geval bereikt: een publieke discussie over porno in Nederland. Afgelopen zaterdag bleek ook hun eigen insteek daarin: porno werd neergezet als een culturele verworvenheid waarover we niet moeilijk moeten doen. Over beschadigende effecten ervan werd heengepraat. Naïeve eenzijdigheid en gebrek aan kritisch vermogen overheersten.
Minister Plasterk zette sterk de seksualisering van de samenleving op de agenda, maar lijkt dit thema te snel alweer achter zich te hebben gelaten.
Alomtegenwoordig
Terecht noemde Joost Zwagerman pornografie ‘alomtegenwoordig'
in onze samenleving. De schaduwkanten daarvan worden echter steeds groter, en
die verdienen daarom aandacht in plaats van relativering. Er is een eindeloze vraag
naar nieuwe beelden, grenzen worden voortdurend verlegd, en vrouwenlevens
verwoest om aan de vraag te voldoen (Britney Spears). De drempel naar
kinderporno slijt, omdat de door porno aangewakkerde seksuele belangstelling
zich uitbreidt naar steeds nieuwe gebieden. Dierenbeschermers willen een verbod op seks met dieren. Wie komt op
voor vrouwen in de ‘porn-industry'?
Zolang porno fungeert als statussymbool
van een libertijnse cultuur, blijft serieuze discussie moeilijk over
schadelijke effecten ervan. Die zijn er ondertussen wel, ook bij de consument. Tom
ter Bogt, hoogleraar populaire muziek en popcultuur, concludeerde onlangs uit
onderzoek niet voor niets dat clips met sexy vrouwen onzekerheid en een
negatief zelfbeeld creëren of versterken bij opgroeiende meisjes. Beelden van
de beschikbare vrouw leiden tot seksuele intimidatie, soms zelfs tot verkrachting.
Pornografie gaat gepaard met ernstige vormen van verslaving, ontwrichting van
relaties en ontspoorde levens. Vraag het hulpverleners.
Schadelijk
Daarom is het wel degelijk van
maatschappelijk belang om pornografie zoveel mogelijk uit de publieke ruimte te
weren. Daarin verschilt de verantwoordelijkheid van de overheid dan ook van die
van opvoeders die ongewenst gedrag soms het beste kunnen negeren. Kinderen
kunnen tijdelijk gedrag vertonen waar ze weer overheen groeien. Schadelijke
effecten van een winstgevende ‘business' verdwijnen niet vanzelf uit de
samenleving.
Dat tegengaan heeft niets te maken met
beknotting van vrijheid van ‘meningsuiting', maar met bescherming van mens en
samenleving op grond van normen van menselijke waardigheid. Uit een enquete van
Maurice de Hond vorige week, bleek een kleine meerderheid aan vrouwen en een
grote minderheid aan mannen van mening dat seksualiteit aan liefde bij elkaar
horen. In hetzelfde onderzoek sprak 70% van de Nederlanders bezorgdheid uit over de seksualisering van de samenleving; van
bijna de helft mag de overheid op dit gebied ook ingrijpen.
Van een gezonde meerderheid mag het
met alle beelden in de publieke ruimte wel wat minder. Voor hen is gesprek over
de publieke moraal juist in verband met seksualisering van de media geen
gepasseerd station. Anders dan de VPRO en BNN doen vermoeden is er behoefte de grenzen
daarvan opnieuw vast te stellen.
Grenzen
Ook het huidige kabinet heeft die
bereidheid uitgesproken. Het coalitie-akkoord noemt niet alleen de ‘kwaliteit'
van de publieke omroep in het algemeen, maar media-aanbieders worden gestimuleerd
tot een "gedragscode voor een veilig media-aanbod". Over de kwaliteit van het
media-aanbod heeft de WRR zich al in 2006 uitgesproken in haar rapport Focus
op functies. Diversiteit en pluriformiteit horen bij de ‘functionele
kwaliteit' van de omroep. Daarvan was zaterdagavond een nogal eenzijdig beeld
te zien. Daarnaast, maar niet los
hiervan, onderscheidt de WRR ook
‘professionele kwaliteit', de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Wie stelt
deze vast? Zijn binnen deze beroepsuitoefening ook morele grenzen aan de orde?
De samenleving heeft het recht de
Publieke Omroep te bevragen op zijn invulling van de omroepvrijheid, op
functionele en professionele kwaliteit. Voor een deel kan dit bevragen via de
overheid lopen. Van een overheid mag een samenleving immers meer verwachten dan
alleen reactie op strafbare ontsporingen in de publieke ruimte. De overheid
behoort transparant en inzichtelijk te maken waaraan zij belastinggeld
besteedt.
Primair echter zou de omroepwereld eigen
wegen moeten kiezen in de verantwoording van de zendtijdinvulling aan de
samenleving. Daartoe wordt de omroep ook steeds indringender aangespoord. Tenminste
drie mogelijkheden daarvoor laten zich benoemen.
Ombudsman
In de eerste plaats is er ruimte
voor een mediabrede ombudsman, zoals de NOS nu al een eigen ombudsman inzet. Dat
geeft de consument een duidelijk adres voor klachten of twijfels over een
uitzending. Een goede ombudsman tracht zowel omroep (journalistiek) als klager
recht te doen, en bespaart de samenleving door bemiddeling veel tijdrovende
rechtzaken.
Mediacode
De NOS-ombudsman hanteert daarbij een
mediacode, in zijn geval de "NOS-code". Zo'n mediacode biedt de omroep een
tweede mogelijkheid tot kwaliteitsbewaking. Het is concreter en transparanter aan
de hand van een dergelijke code de discussie te voeren over ‘professionale
kwaliteit' bij bijvoorbeeld het het uitzenden van ‘expliciet materiaal'. Voor
de Publieke Omroep kan de Raad van Bestuur op een dergelijke mediacode
aansturen. Ook het Commissariaat voor de Media kan en mag hier initiatieven
nemen, al ligt ook dan overleg met de omroepen en de Raad van Bestuur voor de
hand. Zo'n mediacode is vervolgens niet star en onveranderlijk. Zo wordt in
Engeland de ‘Press Code of Practice' bij de tijd gehouden door de ‘Press
Complaints Commission', een klachtencommissie. Vorig jaar nog voegde men regels
toe rond undercover journalistiek
naar aanleiding van telefoontaps bij het koninklijk huis, een
afluisterschandaal. Bovendien is het niet alleen de BBC, die zich verantwoorden
moet. Ook commerciële omroepen krijgen pas licenties na ondertekening van een bijbehorende
code.
Mediaparlement
In de derde plaats kan men denken
aan meer stimulerende verantwoordingsmechanismen. De Publieke Omroep kent
nauwelijks consumentenpanels met daadwerkelijke invloed. Wat op televisie
verschijnt, is het autonome besluit van enkele programmamakers. Een idee is om een
omroep-parlement samen te stellen dat zich regelmatig uitspreekt over het
aanbod en de kwaliteit van wat op de publieke netten verschijnt. Als een
belangrijk deel van de Nederlandse bevolking de uitzending van Deep Throat ziet als een mensonwaardige vertoning, dan kan een dergelijk media-parlement dit
zichtbaar maken door hierover een uitspraak te doen.
Alomtegenwoordige porno heeft geen
Publieke Omroep nodig voor betere zichtbaarheid. Serieuze en zichtbare aandacht
verdienen wel elk verdiepend debat en alle concrete inspanning om mensonwaardigheid
tegen te gaan. Zeker als het gaat om de kwaliteit van de Publieke Omroep of, breder,
de menselijke waardigheid in heel de publieke ruimte.
Drs. ir.
Rob A. Nijhoff schreef als
medewerker van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie de publicatie
‘Maatschappelijk relevante media. Publieke verantwoordelijkheid nemen:
mediasector, overheid en samenleving.' Dit artikel verscheen in ingekorte versie op de opinie-pagina van het Nederlands Dagblad van 27 februari 2008.
- Labels
Nieuwsarchief > 2008 > februari
Geen berichten gevonden
Reacties op 'Is over porno in de media ook volwassen debat mogelijk?'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.