Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan een plenair debat met minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderwerp: Wet studievoorschot hoger onderwijs
Kamerstuk: 34 035
Datum: 4 november 2014
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Volgens de heer Van Meenen had ik 168 uur voor de voorbereiding van dit wetsvoorstel. Het waren er uiteindelijk 120. Daar wilde ik toch nog even een puntje van gemaakt hebben. In de avonduren dat ik dit wetsvoorstel aan het voorbereiden was, moest ik onwillekeurig terugdenken aan de voorgeschiedenis van dit wetsvoorstel. Mijn conclusie was dat het geen schoonheidsprijs verdient; laat ik het maar een beetje eufemistisch stellen. De student is al langere tijd speelbal geweest van de politiek. Eerst was er in 2010 het kabinet-Rutte I, dat een leenstelsel in de masterfase wilde invoeren. Het kabinet viel en het wetsvoorstel werd niet behandeld. In de zomer van 2012 speelde de verkiezingsretoriek op en werd de student gepaaid met het afschaffen van de langstudeermaatregel. In het najaar van 2012 kondigde het kabinet-Rutte/Samsom weer een leenstelsel in de bachelor- en masterfase aan. In december 2013 lag er weer een voorstel waarbij een knip werd gemaakt in het invoeren van een leenstelsel in de bachelor- en de masterfase. In de zomer van 2014 bereikte de coalitie een akkoord met GroenLinks en D66 over de invoering van een leenstelsel, weer in de bachelor- en de masterfase. Wij zijn hier allemaal bij dit proces geweest, dus ik zal niet een partij of wie dan ook in het bijzonder aanwijzen. Studenten moeten langjarige keuzen maken op het moment dat zij met een studie aanvangen. De wispelturigheid van de politiek heeft ze dat de afgelopen jaren niet makkelijk gemaakt.
Nu ligt er een wetsvoorstel studievoorschot of, zoals ik het liever noem, het studieschuldenstelsel. Er is duidelijkheid, maar moeten wij daar blij mee zijn? Mijn antwoord is "nee". Het wetsvoorstel legt de rekening bij de studenten neer, zadelt ze op met hoge schulden, maakt het hoger onderwijs minder toegankelijk, vooral voor minder draagkrachtige studenten, en de kwaliteitsimpuls die ervoor in de plaats moet komen, is nog een groot vraagteken. In het afgelopen weekend zei deze minister dat de basisbeurs niet meer van deze tijd is. Is het werkelijk niet meer van deze tijd om gelijke toegang tot het hoger onderwijs voor iedereen mogelijk te maken? Is het niet meer van deze tijd om schulden zo veel mogelijk te voorkomen? Is het niet meer van deze tijd dat we als samenleving investeren in de toekomst van onze jongeren? Dit wetsvoorstel legt een hypotheek op de toekomst van onze jongeren. Mijn fractie weigert zich daarbij neer te leggen.
Ik zal inhoudelijk ingaan op een aantal thema's waarop wij kritiek hebben. In de eerste plaats noem ik het schuldenaspect. Ik zei al dat schulden de norm gaan worden. Het IMF waarschuwde onlangs dat de Nederlandse schulden per huishouden tot de hoogste in de eurozone behoren. Dat levert een bedreiging op voor onze economie en consumptie. Minister Dijsselbloem, de minister van Financiën, onderschreef het pleidooi om private schulden af te bouwen. Op de woningmarkt was er terecht een grote urgentie om de hypotheekschulden te verlagen. Maar dit wetsvoorstel zorgt er vervolgens voor dat de studieschuld, na de hypotheken, de grootste particuliere schuldenberg wordt, aldus het BKR. Het totaal aan uitstaande studieleningen in 2018 wordt geschat op 18 miljard euro. Het is toch onverantwoord om de Nederlandse schulden via dit wetsvoorstel nóg verder te verhogen en de economische kwetsbaarheid van jongeren en gezinnen te vergroten?
De minister doet erg luchtig over de schulden. De financiële verplichtingen vallen volgens haar mee. Ook is er volgens haar een soepele terugbetalingsregeling. De minister doet er alles aan om de leenangst te voorkomen, maar inmiddels is ze als ruimhartige bankier kredieten aan het verstrekken. De overheid is straks de grootste particuliere kredietbank na de hypotheekverstrekkers. In het buitenland zijn er inmiddels ervaringen opgedaan met de gevolgen van de hoge studieschulden. Zo wordt in Amerika de noodklok geluid over de grote schuldenlast die oud-studenten lang blijft achtervolgen. In Engeland gaat de overheid een deel van de studieschulden afschrijven. Maar in Nederland voeren we het leenstelsel gewoon in.
De gevolgen van de studieschulden zullen straks vooral merkbaar zijn voor de starters op de woning- en arbeidsmarkt. De minister meldt dat de wegingsfactor van studieschulden bij het verkrijgen van een hypotheek wordt verlaagd. Dat lijkt goed nieuws, maar de algehele schuld wordt groter. Wanneer de rente ook nog stijgt, gaat dit een grotere rol spelen bij de hypotheekverstrekking. Dan heb je niet zo veel aan een lagere wegingsfactor en kom je al met al minder snel in aanmerking voor een hypotheek. Erkent de minister dit?
De lange terugbetaaltermijn lijkt erg sociaal, maar feitelijk betaal je straks je studie nog af als je eigen kinderen al gaan studeren. Nog belangrijker is dat mensen die niet in staat zijn om snel hun studieschuld af te lossen, zullen worden benadeeld vanwege de langere termijn waarbinnen ze ook de rente moeten betalen over de lening. De politieagent en de verpleegster zullen dus benadeeld worden ten opzichte van de advocaat en de burgemeester. Die laatsten zijn wel in staat om hun schuld sneller af te betalen en zullen niet met die hoge rentekosten te maken krijgen. Ik noem dat niet sociaal; ik noem dat oneerlijk.
Een ander probleem van het nieuwe studieschuldenstelsel ligt op het vlak van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Die toegankelijkheid wordt aangetast. Studenten zullen sneller af gaan zien van het volgen van een hbo-opleiding na een mbo-opleiding. Studenten zullen uit financiële overwegingen eerder de afweging maken om niet die master te volgen. Is dat het allemaal waard? Door de basisbeurs lag een studie voor iedereen binnen bereik. Die beurs stond voor een goede toekomst, ongeacht je afkomst. Mijn fractie vreest dat dit voorstel ertoe leidt dat er weer meer sprake zal zijn van een tweedeling tussen enerzijds jongeren die uit een omgeving komen waarin investeren in jezelf en studeren wél vanzelfsprekend zijn, en anderzijds jongeren die uit een omgeving komen waarin die vanzelfsprekendheid ontbreekt. Die prijs is hoog, te hoog.
De heer Van Meenen (D66):
De ChristenUnie heeft meegewerkt aan diverse akkoorden. Is mevrouw Schouten het met mij eens dat eigenlijk elk van die akkoorden ertoe leidde dat er in plaats van een generieke, een algemene verstrekking veel meer maatwerk wordt geleverd? Op die manier komt het schaarse geld in dit land meer terecht bij degenen die het echt nodig hebben. Hoe verhoudt zich dat volgens mevrouw Schouten tot een generieke verstrekking als de basisbeurs, die iedereen krijgt, dus ook zij die zo'n beurs niet nodig hebben?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Deze leuke retorische truc heb ik al eerder gehoord, tijdens een interruptie. D66 en de andere partijen uit de leenstelselcoalitie zeggen: het wordt nu eerlijker, want we gaan het geld, via de aanvullende beurs, gerichter inzetten voor degenen die het geld het meeste nodig hebben. Die hogere aanvullende beurs is €100 en er wordt eerst bijna €300 van afgenomen. Dat is toch niet eerlijker? Dat is een benadeling van bijna €200 van de student uit die groep. De heer Van Meenen kan dus wel net doen alsof dit eerlijker wordt, maar feitelijk krijgt die student, die misschien geen ouders heeft die kunnen bijdragen, uiteindelijk toch de rekening gepresenteerd.
De heer Van Meenen (D66):
Dat was niet mijn vraag. Mijn vraag was hoe de ChristenUnie kijkt naar generieke verstrekkingen. Is dat niet in hoge mate het verspillen van geld, terwijl je dat ook beter kunt besteden? Zo ken ik de ChristenUnie in ieder geval uit andere akkoorden. Daar voeg ik aan toe, in reactie op wat mevrouw Schouten op mijn eerste vraag antwoordde, dat er naast die hogere aanvullende beurs ook sprake is van een socialer leenstelsel. Er is namelijk al een leenstelsel. Laten we daar geen misverstand over laten bestaan.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik wil eerst aansluiten op de eerste vraag van de heer Van Meenen. Weet hij misschien nog wat er bijvoorbeeld met de kinderbijslag gebeurde in dit kabinet en wat wij hebben geregeld in dat akkoord, namelijk dat de kinderbijslag voor iedereen in stand blijft? Het is dus niet zo dat wij tegen generieke regelingen zijn. Sterker nog, we hebben voorkomen dat een aantal van die generieke regelingen de nek is omgedraaid, wat dit kabinet van plan was. De eerste constatering klopt dus feitelijk niet. Wat betreft de tweede constatering van de heer Van Meenen: het leenstelsel kan wel sociaal zijn, maar ik heb net aangegeven dat een student die minder mogelijkheden heeft om die lening snel terug te betalen, altijd nog in het nadeel zal zijn ten opzichte van de student die dat wel kan, omdat die rentekosten gewoon doorlopen.
De heer Duisenberg (VVD):
Wat is volgens mevrouw Schouten het effect op de bijdrage van een thuiswonende student in het eigen levensonderhoud als hij geen basisbeurs meer krijgt?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik geloof dat ik de vraag niet helemaal begrijp.
De voorzitter:
Dat zie ik aan u. Kan de heer Duisenberg proberen de vraag anders te formuleren?
De heer Duisenberg (VVD):
Welk bedrag scheelt het, in totaal over de hele studie, aan basisbeurs bij een thuiswonende student, in de ogen van mevrouw Schouten?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat is zo'n €100 per maand, €1200 per jaar. Afhankelijk van hoelang de student over die studie doet en hoelang hij thuis blijft wonen, zal de heer Duisenberg dat moeten uitrekenen voor de totale studieperiode. Dat is de prijs.
De heer Duisenberg (VVD):
Het bedrag per maand of per jaar reken ik goed.
De voorzitter:
Een tien met een griffel!
De heer Duisenberg (VVD):
De student krijgt een basisbeurs alleen voor het nominale gedeelte van de studie. Daarom scheelt het €5.000, want het is vier jaar maal die €1.200 en een beetje. Het scheelt de student dus €5.000. Mevrouw Schouten heeft een heel betoog dat gaat over een tweedeling in de maatschappij en over minder bedeelde studenten et cetera. Ik wil haar vragen mij nogmaals uit te leggen waarom er opeens zo'n armageddon gaat plaatsvinden als die student over een hele studie €5.000 meer in het eigen levensonderhoud gaat betalen. Die €5.000 wordt geïnvesteerd in het onderwijs van die student. Waarom is dat zo'n ongelooflijk drama? Kan zij mij dat nog een keer uitleggen? Ik kan er namelijk echt niet bij.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dit is niet mijn eigen constatering. Ik constateer dat er zo'n 2.700 studenten niet gaan studeren door dit stelsel. De heer Duisenberg begon over zijn eigen kinderen. Ik vind het echt fantastisch dat hij een goed gesprek heeft met zijn kinderen en goed kan laten zien wat de gevolgen zijn en wat de afwegingen zijn. Uit mijn directe omgeving ken ik echter ook voorbeelden van jongeren die die omgeving niet hebben. Daar zijn de ouders al helemaal niet gemotiveerd om die jongeren te stimuleren om te gaan studeren. Die jongeren hebben ambities, maar schrikken van het idee dat ze alles moeten gaan lenen. Misschien komt dat niet voor in de wereld van de heer Duisenberg maar wel in de samenleving. Uit het feit dat studenten afzien van een studie of vervolgstudie, concludeer ik dat dat de realiteit is in een aantal gezinnen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
In dit debat bent u mijn bondgenoot. Dat bevalt heel goed, maar ik wil u iets vragen over momenten waarop de ChristenUnie een iets andere plek innam. Ik doel op die andere akkoorden, waar de heer Van Meenen al naar verwees. Als je dit kabinet vergelijkt met een busje, dan rijdt het nog steeds dankzij D66, ChristenUnie en SGP. Maar bij dit leenstelsel zei de ChristenUnie heel terecht: hier doen wij even niet aan mee, wij stappen even uit. Vervolgens stapte de heer Klaver erin. Daardoor kon het busje weer doorrijden. Het werd wel een heel gammel busje daardoor, maar dat even terzijde. U zit nu even in het wachthokje, maar mag straks weer instappen. Doet u dat dan met een grote glimlach of is uw houding dan misschien iets anders door wat hier gebeurt?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Wij zitten niet in het kabinet. Elke dag passeren hier voorstellen waar wij niet mee kunnen instemmen. Wij hebben afspraken gemaakt over een aantal zaken die budgettaire consequenties hadden voor de begroting. Dit voorstel heeft voor de begroting an sich geen budgettaire consequenties, omdat het geld van de ene groep wordt weggenomen en bij de andere groep erbij wordt gestopt in de begroting. Ik zou willen dat ik alle onzalige plannen van het kabinet zou kunnen stoppen, maar als andere partijen in de Kamer het kabinet wel kunnen steunen op dit soort zaken, dan telt hier altijd nog dat 76 zetels de doorslag geven.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is helemaal waar. Dat is een heel correcte beschrijving van het proces, maar het kan invloed hebben. Ik weet dat uw fractievoorzitter niet blij is met dit voorstel. U bent er ook niet blij mee. U zit ook vaak samen met die andere partijen aan tafel. Als het om medische en ethische kwesties gaat, kan uw partij heel principieel zijn. Ik heb het over weigerambtenaren en de acceptatieplicht in het onderwijs. Heel terecht maakt de ChristenUnie daar een groot punt van. Met dit leenstelsel bent u ook helemaal niet blij. Heeft dat nou geen enkele invloed? Zegt u: sometimes you win, sometimes you lose? Of zegt u: ik ben hier toch wel een beetje door geraakt; wij moeten nog eens even goed bekijken hoe wij verder onderhandelen op andere punten?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De heer Van Dijk gaf net het voorbeeld van de weigerambtenaren, of de gewetensbezwaarde ambtenaren zoals wij hen noemen. Daarbij deed een meerderheid in de Kamer niet — laat ik het zo zeggen — wat wij graag zagen. Dat illustreert dat hier elke dag dat soort voorstellen langskomen. Wij hebben een afweging gemaakt om op een aantal onderwerpen het kabinet te helpen de plannen ten goede bij te stellen. Dat is uiteindelijk onze motivatie. De plannen die er zijn, moeten bijgesteld worden. Anders kunnen wij er niet mee instemmen. Op een aantal onderdelen is dat gelukt. Met pijn in mijn hart zeg ik dat het op dit onderdeel niet is gelukt, bijvoorbeeld omdat de heer Klaver zijn steun ging verlenen aan dit wetsvoorstel. Dan kunnen wij ook niet heel veel meer doen dan zien dat een meerderheid in de Kamer dit wetsvoorstel wel wil. Als het echter aan mij had gelegen, was het niet doorgegaan. Daar is mijn hele betoog op gebaseerd.
Ik had het net over de jongeren die afzien van een studie. Dan hebben we het nog niet eens over diegenen die een meerjarige master willen volgen. Stel: je bent een bètastudent, met een intensieve studie, weinig tijd voor een bijbaan, met een meerjarige master en met ouders die modaal verdienen. Je studieschuld gaat boven de €40.000 uitkomen. Kortom, je denkt wel drie keer na voordat je aan zo'n intensieve studie begint, een bestuursfunctie overweegt of vrijwilligerswerk gaat doen. Ambitie wordt duur betaald. Het risico is aanwezig dat studenten gaan afzien van een dergelijke, veeleisende studie, terwijl we deze studenten juist zo hard nodig hebben. Daarom heb ik een amendement ingediend dat ervoor zorgt dat studenten die een meerjarige master afronden, een jaar lening ter hoogte van de huidige basisbeurs terugbetaald krijgen. Ik hoor graag de reactie van de minister op dit amendement.
Een andere kwetsbare groep wordt, op zijn zachtst gezegd, ook niet ontzien in dit wetsvoorstel: studenten met een functiebeperking of een chronische ziekte. De minister erkent in de tweede schriftelijke ronde dat het voorzieningenniveau voor deze studenten omlaaggaat met dit wetsvoorstel. Allereerst krijgen zij met een forse studieschuld te maken, die moet worden afbetaald. Zij krijgen als compensatie voor studievertraging een tegemoetkoming van €1.200. Dit bedrag is gebaseerd op het huidige bedrag van de basisbeurs voor thuiswonenden. Ik had het hier net met de heer Duisenberg al even over. Studenten met een handicap of chronische ziekte die uitwonend zijn en langer over hun studie doen, bouwen dus een nog hogere schuld op dan de studenten zonder functiebeperking. Ik noem dat weinig sociaal. Tegen GroenLinks wil ik dan ook zeggen dat ik niet snap waarom zij hiermee ingestemd heeft. Wij hebben hier diverse wetten behandeld waarbij GroenLinks zelf met voorbeelden kwam van uitwonende studenten met meervoudige beperkingen. GroenLinks stelde hen als voorbeeld van hoe zij het graag zouden zien. GroenLinks wilde dat studenten zich konden ontwikkelen op de manier die zij zelf wilden, of ze nou een functiebeperking hebben of niet. Ik begrijp werkelijk niet dat GroenLinks akkoord gaat met het bedrag van €1.200, terwijl het nu zo'n €3.300 is. Ik hoop oprecht dat GroenLinks het amendement dat wij hebben ingediend zal steunen om ook die uitwonende studenten met een functiebeperking een jaar extra te compenseren.
Ik vraag de minister ook in hoeverre bij deze groep studenten het profijtbeginsel geldt. Daarbij vraag ik aandacht voor studenten die vanwege hun beperking geen diploma kunnen halen binnen de diplomatermijn. Onder het huidige regime kan een student, op grond van de WSF, ook na verlenging van de diplomatermijn de prestatiebeurs laten omzetten in een gift, als het niet lukt om de studie af te ronden. Is de minister bereid om ook in het nieuwe wetsvoorstel deze studenten ruimhartig te compenseren en het niet aan de universiteiten over te laten, zoals de suggestie van onder anderen de heer Duisenberg was?
De aanvullende beurs wordt verhoogd. Ik had het er net al even over met de heer Van Meenen. Je denkt: dat is goed nieuws voor studenten met minder draagkrachtige ouders. Maar hier worden studenten helaas blij gemaakt met een dode mus. De boodschap is: je krijgt extra geld, maar we schaffen wel de basisbeurs af. Dat is voor uitwonende studenten: plus €100 min €272, dus per saldo min €172, per maand. Is dat het cadeau van deze coalitie aan studenten met minder draagkrachtige ouders?
Het wetsvoorstel leidt er voorts toe dat studenten die nu een bachelor volgen, straks in de master alsnog met het leenstelsel te maken krijgen. De Raad van State legt ook de vinger bij deze situatie. De spelregels worden tijdens het spel gewijzigd. Bij de invoering van de langstudeermaatregel was dit nu juist het grootste verzetspunt van veel partijen in de Kamer, ook van partijen die nu deze leenstelselcoalitie vormen. Nu kan het echter kennelijk wel en moeten studenten hun studieloopbaan tussentijds gaan wijzigen. Waarom zijn de bestaande cohortstudenten niet uitgezonderd van het leenstelsel? Hoe rechtvaardig vindt de minister het dat studenten die hun studie zorgvuldig hebben gepland, met de nieuwe, dure situatie worden geconfronteerd?
Het wetsvoorstel is bedoeld om een forse investering in het hoger onderwijs bij elkaar te krijgen. Ooit was de opbrengst van het leenstelsel volgens de regering 1 miljard euro. Dit werd afgelopen jaar zelfs nog uitgesproken in de troonrede. Inmiddels is de opbrengst naar beneden bijgesteld: 620 miljoen. De vervolgvraag is: wat blijft er in de komende jaren van dit bedrag nog over? Ook de Raad van State zet hier forse vraagtekens bij.
De heer Duisenberg (VVD):
Hoe komt mevrouw Schouten erbij dat de opbrengst naar beneden is bijgesteld? Die is helemaal niet bijgesteld.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dan is mijn wedervraag aan de heer Duisenberg: hoe kwam hij erbij dat in de troonrede 1 miljard moest worden genoemd?
De heer Duisenberg (VVD):
Het antwoord daarop is: lees tabel 11 in de memorie van toelichting even. Daarin staat precies uitgelegd waar dat bedrag vandaan komt.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dan is de conclusie nog steeds dat de investering 620 miljoen is en niet 1 miljard.
De antwoorden op de schriftelijke vragen over de onderwijsakkoorden die enkele uren geleden zijn verstuurd, geven ook het beeld van een moeras onder het financiële plaatje. Instellingen zullen in de komende jaren hun reserves inzetten voor de onderwijskwaliteit, zo lezen we. Tegelijkertijd verschillen de vermogensposities van instellingen sterk. Kortom, als student loont het straks dus om uit te zoeken welke instelling de beste vermogenspositie heeft. Misschien krijgt jouw instelling namelijk helemaal geen kwaliteitsimpuls, terwijl dat wel is voorgeschoteld bij de invoering van het leenstelsel. Kan de minister ons een overzicht geven van de instellingen, zowel hbo-instellingen als universiteiten, die volgend jaar wel voldoende middelen zullen hebben om een kwaliteitsimpuls te geven, waarbij ook is aangegeven om hoeveel het dan gaat, en van de instellingen die die middelen niet hebben? Dan hebben we die duidelijkheid meteen al aan de aankomende studenten gegeven.
In de beantwoording staat ook dat het ministerie van OCW tot en met 2017 incidentele middelen inzet — het gaat om 135 miljoen — om de teruggang in bekostiging als gevolg van het regeerakkoord te beperken. Er wordt dus onderkend dat het regeerakkoord een teruggang in de bekostiging kende. Dat noemen we dan maar winst. Er is dus sprake van incidentele middelen om een bezuiniging te beperken. Hoeveel extra geld komt er nu eigenlijk bij? En waar komen deze middelen vandaan?
Richting 2020 zullen de studentenaantallen bovendien stijgen. Er zou dus nog fors extra geld bij moeten voor een extra kwaliteitsimpuls. Onderkent de minister dat? We hebben ook bij het groene onderwijs gezien dat dat niet vanzelfsprekend is. Ook daar stegen de studentenaantallen en de hele Kamer moest eraan te pas komen om ervoor te zorgen dat er geld bijgeplust werd. Ik heb er dus nog wel wat zorgen over, zo zeg ik tegen de minister.
De minister verkoopt het wetsvoorstel door te stellen dat studenten extra investeren in de toekomst. Feitelijk investeren de studenten in de eerstvolgende jaren echter niet in hun eigen toekomst maar in de studies vanaf 2020. De student betaalt dus nu voor kwaliteitsverbetering die pas vele jaren later zal plaatsvinden. Deze studenten krijgen een voucher van €2.000. Dit staat bij lange na niet in verhouding tot de belofte dat wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van het onderwijs.
Ik kom bij de ov-kaart. Laat ik bij dit onderwerp met een positief punt beginnen: het is goed dat er een ov-kaart voor mbo-studenten komt. Mijn fractie heeft hier allang voor gepleit. Over de financiële dekking van de ov-plannen heb ik echter zorgen. De minister begint over de financiële meevallers die optreden als studenten uit de spits worden geweerd. De Vereniging Hogescholen wijst echter op de onwenselijkheid van het van bovenaf aansturen van reisgedrag en roosters van wo en hbo. De minister rekent bovendien bij voorbaat op een opbrengst van 200 miljoen, maar is dit bedrag niet op drijfzand gebaseerd? Waar moet het geld vandaan komen als de 200 miljoen niet gehaald wordt, bijvoorbeeld omdat het onhaalbaar is voor de onderwijsorganisaties en de stageorganisaties? Rekent de minister zich niet te rijk door dit al mee te nemen in de langjarige kwaliteitsinvesteringen? En wat gaat er gebeuren als de opbrengst van 200 miljoen niet gehaald wordt? Gaat het dan weer af van het bedrag voor de kwaliteitsimpuls?
Tot slot ga ik in op de vreemde eend in dit wetsvoorstel, te weten de kwaliteitsbekostiging. De ChristenUnie heeft grote moeite met het wettelijk vastleggen van de kwaliteitsbekostiging in dit wetsvoorstel. Ook de Raad van State levert hierop forse kritiek. Ik heb dan ook een amendement ingediend om dit onderdeel uit de wet te schrappen. Want wat is het nut van de evaluatie van de prestatieafspraken in 2017 als de regering de wettelijke grondslag nu al vastlegt? Waarom wordt gekozen voor lagere regelgeving op zo'n essentieel onderwerp? Het gaat om een fundamentele wijziging van het bekostigingssysteem. Het is opmerkelijk dat de minister dit argument opzijschuift door te stellen dat prestatiebekostiging aanvullend is op de huidige bekostiging. Het artikel in het wetsvoorstel wordt toch integraal onderdeel van de bekostigingssystematiek? Hoe gaat het kabinet om met toekomstige extra investeringen in het hoger onderwijs? Zullen deze verdeeld worden via de reguliere bekostiging of via de prestatiebekostiging?
Een andere vraag is waarom de prestatiebekostiging zo essentieel is voor de regering terwijl tegelijkertijd wordt gehamerd op versterking van de medezeggenschap en het meepraten en meebeslissen door studenten en docenten over de strategie en het beleid van een instelling. Waarom is het dan nodig om ook nog een reviewcommissie op afstand van de politiek te laten besluiten over het krijgen van extra bekostiging?
De kwaliteitsbekostiging schuurt volgens ons ook met artikel 23 van de Grondwet, waarin is bepaald dat gelijke onderwijsinstellingen gelijk bekostigd worden. Wij zijn van mening dat het opnemen van dit wetsartikel de deur openzet voor een verdere uitholling van dit Grondwetsprincipe. Daar is een heel krachtige rechtvaardiging voor nodig, een rechtvaardiging die volgens ons dus ontbreekt. Vandaar ook ons amendement. In 2012 heb ik samen met de heer Dijkgraaf een motie ingediend om ervoor te zorgen dat de prestatiebekostiging geen doorgang zou vinden, vanwege de vrijheid van de instellingen, en om ervoor te zorgen dat niet de reviewcommissie zou gaan besluiten over de verdeling van de middelen. Deze motie is toen ondersteund door D66. Die partij was ervoor. Ik ben dus ook benieuwd waarom D66 nu wel akkoord kan gaan met zo'n fundamentele wijziging van de bekostiging van ons onderwijs, maar dat zal ik straks aan de heer Van Meenen vragen.
Ik rond af. De minister vond de basisbeurs niet van deze tijd, maar heeft een stelsel dat gebaseerd is op schulden dan de toekomst? Uit de grond van mijn hart zeg ik: ik hoop van niet. Niet voor al die jongeren die alsnog afzien van een studie. Niet voor de jongeren die straks met een schuld de arbeidsmarkt en de woningmarkt gaan betreden. En niet voor hun ouders, die zullen proberen om financieel bij te springen waar mogelijk. Het gaat om de toekomst van onze jongeren, maar daarmee ook om de samenleving als geheel. Doe dit niet.
De heer Duisenberg (VVD):
Ik dank mevrouw Schouten voor haar betoog. We hadden eerder al een discussie over de context van leerlingen waardoor ze niet zouden gaan kiezen voor een studie. Ik weet dat mevrouw Schouten tegen dit wetsvoorstel is, maar ik wil toch graag samen met haar constructief denken. Zo zit zij ook in elkaar. Wat moet er in de ogen van mevrouw Schouten gebeuren aan de voorlichting en aan de context van de kinderen om ervoor te zorgen dat zij een goede afweging kunnen gaan maken? Welke concrete dingen zouden er moeten gebeuren?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb helemaal niets tegen voorlichting. Het lijkt mij bijzonder goed als er goede voorlichting wordt gegeven. Ik weet wel dat het voor veel jongeren op de leeftijd waarop ze moeten kiezen, dus 17 of 18 jaar, nog niet zo helder is hoe hun leven eruit gaat zien. Er zijn ook veel jongeren die denken een weloverwogen keuze te hebben gemaakt en zich helemaal suf hebben laten voorlichten, maar er na een of twee jaar studie toch achter komen dat dit niet de opleiding van hun keuze is. Zij lopen daarin vast, om wat voor reden dan ook. Die jongeren zadelen wij straks ook op met een grotere schuld, doordat zij nog langer zullen moeten lenen voordat zij terechtkomen op de opleiding die zij graag willen. Ik geloof niet dat voorlichting dat hele probleem kan wegnemen, maar ik ben ook niet tegen voorlichting.
De heer Duisenberg (VVD):
Ik vroeg naar oplossingen, maar ik kreeg nog een keer het probleem te horen. Welke oplossingen ziet mevrouw Schouten? Ik begrijp dat zij geen oplossingen heeft. Het moet gewoon blijven zoals het is. Dan blijft het slecht en blijft het een probleem.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Maar ik ben niet degene die het wetsvoorstel heeft ingediend. Dit wetsvoorstel komt vanuit het kabinet en de coalitie, aangevuld met enkele andere partijen. Zij creëren het probleem. Moet ik dan de oplossing gaan zoeken? Ik denk dat de heer Duisenberg van tevoren had moeten nadenken welke problemen hieruit voort zouden kunnen komen. Hoe goed we jongeren ook willen voorlichten, we brengen hen toch in een situatie waarin zij met een extra lening zullen worden opgezadeld omdat zij er na een jaar achter komen dat zij nog niet hun hele wereld konden overzien.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.
Archief > 2014 > november
- 26-11-2014 - Bijdrage Carola Schouten aan de plenaire behandeling van de Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV)
- 20-11-2014 - Inbreng schriftelijk overleg Carola Schouten ten behoeve van de Resultaten Comprehensive Assessment
- 13-11-2014 - Inbreng verslag (wetsvoorstel) Carola Schouten inzake de Wet invoering Beschikking geen loonheffingen
- 11-11-2014 - Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat over de Wet taaleis WWB
- 11-11-2014 - Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat over Belastingplan 2015
- 06-11-2014 - Bijdrage Carola Schouten inzake fiscale moties en toezeggingen Tweede Kamer
- 05-11-2014 - Inbreng verslag Carola Schouten ten behoeve van de Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen
- 05-11-2014 - Bijdrage Carola Schouten aan het wetgevingsoverleg Eurogroep / Ecofin Raad
- 04-11-2014 - Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs
- 03-11-2014 - Bijdrage Carola Schouten aan het wetgevingsoverleg Belastingplan 2015