Bijdrage Stieneke van der Graaf aan het plenair debat over het aanpassen van Inspectierapporten
Bijdrage Stieneke van der Graaf aan een plenair debat met minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid
Kamerstuknr. 28844
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Kunnen burgers erop vertrouwen dat besluiten van de overheid die hen direct raken mede tot stand komen op basis van onafhankelijk, betrouwbaar en integer onderzoek? Kan de Tweede Kamer ervan op aan dat de uitkomsten van onderzoek niet gecensureerd of gesouffleerd worden door de ambtelijke of bestuurlijke top van een departement als de uitkomsten niet zo goed uitkomen? Dat zijn de twee grote vragen die ik twee jaar geleden al stelde bij het debat over de onafhankelijkheid van het WODC, die ik vorig jaar heb gesteld bij het volgende debat over het WODC en die ik helaas vandaag opnieuw moet stellen bij het debat over het aanpassen van inspectierapporten en de cultuur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Waarom is dat vertrouwen nou zo belangrijk? Omdat in onze democratie burgers iets van hun autonomie inleveren, zodat de overheid ruimte heeft om het recht te beschermen, onrecht te bestrijden en te waken over het gemeenschappelijke belang. Daarbij moet je als burger erop kunnen vertrouwen dat de macht die je in gezamenlijkheid aan de overheid geeft altijd dienstbaar is aan de samenleving en aan dat gemeenschappelijk belang. Maar wanneer die macht niet dienstbaar is aan de samenleving maar vooral dienstbaar lijkt te zijn aan zichzelf, wordt het vertrouwen in die overheid ook geschaad. Dat ondermijnt instituties als onze veiligheidsdiensten, maar ook de ministeries, de overheid, de politiek en uiteindelijk ook burgers, die geraakt worden door besluiten die hier worden genomen op basis van die gegevens. Daarom vindt de ChristenUnie het ook zo kwalijk dat weer de informatievoorziening van het ministerie van Justitie en Veiligheid en de waarheid daarvan ter discussie staan. Voordat ik inga op de inspectie, stel ik de minister de vraag of hij, als hij de thermometer in het ministerie steekt, de indruk heeft dat verandering plaatsvindt, dat die foute cultuur van beïnvloeden en verdoezelen meer en meer tot het verleden behoort. Heeft hij de indruk dat zijn ministerie niet alleen op papier, maar ook op de werkvloer daadwerkelijk verandert? Graag een reactie van de minister.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind dit een terechte vraag: hoe vindt de minister zelf dat het gaat? Dat is altijd een leuke vraag. De minister gaat de thermometer in het ministerie steken en dan zal hij waarschijnlijk zeggen: we zijn er druk mee bezig, de cultuur is aan het veranderen et cetera. Maar goed, dat gaan we horen. We zien wat er steeds weer gebeurt met de WODC-affaire, met een ambtelijke top die de problemen ontkent, ook weer op internet na het aanpassen van een inspectierapport, met een ambtelijke top die zelf rechercheurtje gaat spelen en de klokkenluiders gaat najagen in plaats van de verantwoordelijken aanpakt die politiek gemanipuleerd hebben en rapporten hebben aangepast. Hoeveel vertrouwen kunnen we dan hebben dat die cultuurverandering goed gaat? Volstaat het dan om de minister deze vraag te stellen of zegt mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie dat zij wel wat ziet in het voorstel van de SP om een extern onderzoek te laten doen naar de cultuur binnen de top van het ministerie van Justitie en Veiligheid?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat is een hele terechte interruptie. Ik stel de vragen aan de minister, maar ik vind dat we als Kamer ook een taak hebben te vervullen. Je kunt een cultuur niet van de ene op de andere dag veranderen. Cultuur hangt ook samen met structuur. Ik kom daar straks nog op in mijn verdere bijdrage. Hebben we het nu op een goede manier georganiseerd? Ik plaats daar vraagtekens bij. Ik heb uw inbreng gehoord en ik denk u hele zinvolle suggesties heeft gedaan voor dit debat en richting de toekomst.
De heer Van Nispen (SP):
Dat is inderdaad mooi. We hebben dit debat en gaan naar de minister luisteren. Wat vindt hij van de veranderingen en de cultuur op het ministerie van Justitie en Veiligheid? Maar ook mevrouw Van der Graaf is hier al heel veel langer mee bezig. Hoe groot is het ministerie? Kan het niet beter gesplitst worden? Dat zijn andere discussies. Meerdere partijen zijn al heel erg lang bezorgd over de cultuur op het ministerie van Justitie en Veiligheid. Ik heb mezelf de vraag gesteld: moeten we een parlementaire enquête of een parlementair onderzoek houden? Het lijkt mij niet zo op zijn plaats dat wij dat als parlement richting een ministerie gaan doen. Maar ik denk wel dat het goed is om zoiets extern te beleggen. Het moet niet alleen van het ministerie zelf uitgaan om de cultuur te veranderen en te meten of dat goed gaat. Nogmaals, ziet u iets in het voorstel voor een extern onafhankelijk onderzoek naar de cultuur bij de top van het ministerie van Justitie en Veiligheid?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik denk dat we daar serieus naar zouden moeten kijken, ja.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter. We zijn geschrokken van de bevindingen kijkend naar de Inspectie Justitie en Veiligheid. De top van het ministerie beïnvloedt de inspectie, de top verhindert verder onderzoek door de Auditdienst Rijk. Klopt het dat gesteld is dat het rapport niet naar de Tweede Kamer moest worden gestuurd, omdat die alleen maar lastige vragen zou stellen? Dat leidt bij ons ook weer tot de vraag hoe er vanuit het departement eigenlijk naar de Kamer gekeken wordt. Is dat maar een lastig obstakel of wordt de Kamer gezien als onderdeel van de trias politica: drie machten die van elkaar gescheiden zijn en die elkaars functioneren moeten bewaken en controleren?
Voorzitter. Wat de ChristenUnie betreft gaat dit over een bredere vraag. Hoe zijn de inspecties georganiseerd en is er gepaste afstand tot het ministerie dat wordt geïnspecteerd? Stappen medewerkers 's morgens in dezelfde lift? Staan de inspecties onder verantwoordelijkheid van dezelfde minister of moeten ze voor een toereikend budget bij het departement aankloppen?
Wij denken dat het goed zou zijn als er meer en consistenter afstand zou bestaan tussen departementen en inspecties. Als Gronings Kamerlid noem ik het voorbeeld van het Staatstoezicht op de Mijnen. In 2015 kwam het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid — ik herinner het me nog goed — waarin stond hoe ook het Staatstoezicht op de Mijnen zich lang niet als onafhankelijke kritische waakhond opstelde en rechtstreeks viel onder de minister van EZK, die ook de winningsvergunningen moest afgeven, het economisch belang én de veiligheid moest waarborgen. Dat kan niet samengaan in één hand. Recent hoorden wij nog over de Inspectie Leefomgeving en Transport.
Voorzitter. Dit leidt bij ons tot een vraag. Vorig jaar deed de heer Van Vollenhoven het voorstel om te komen tot een volledig onafhankelijke nationale veiligheidsinspectie, omdat inspecties te veel onderdeel zijn geworden van de departementale overlegcultuur. Het ministerie van BZK heeft toen een brief naar de Kamer geschreven waarin het zei dat het best een aardige analyse is, maar dat dit voorstel niet wordt omarmd, omdat al heel veel wordt gedaan. Ik vraag de minister of de regering bereid is om dit nog eens te overdenken. Hoe kijkt hij daar nu tegenaan? Ik doe hier vandaag ook het voorstel om rijksbreed te laten onderzoeken hoe we inspecties onafhankelijk kunnen beleggen en hun onafhankelijkheid beter kunnen waarborgen, waarbij ook nadrukkelijk wordt gekeken naar de optie om hen buiten het departement onder te brengen. Ik denk dat daar echt een meerwaarde in te vinden valt.
Ik sluit af met een aantal vragen over het WODC. Het is goed dat het WODC nu ook fysiek is verplaatst, er een transitieadviseur is aangesteld die kritisch monitort en er de nodige regelgeving is aangepast. Tegelijkertijd is die transitie wat de ChristenUnie betreft nog niet af. Er lijken nog zo'n tien maatregelen te moeten worden genomen en er zijn zorgen of die nieuwe regeling scherp genoeg is en of het enthousiasme bij de medewerkers rondom bewustwording en een cultuur van elkaar aanspreken afneemt. Ik vraag de minister of hij nog eens kan onderbouwen waarom het dan logisch zou zijn om het programma Herziene relatie "beleid" — WODC af te sluiten. Had dat niet nog wat langer moeten doorlopen? De transitieadviseur wijst erop dat het programma van het WODC nog enorm verkokerd is. Daardoor is er weinig ruimte voor ad-hoconderzoeken en departementsbreed onderzoek. Herkent de minister die constatering dat dit vooral een kwestie is voor het hele kennissysteem van Justitie en Veiligheid? Zou het niet een eerste stap zijn om een percentage van dat WODC-programma vrij te houden voor dergelijke onderzoeken? Graag een reactie van de minister.
Archief > 2020 > maart
- 30-03-2020 30-03-2020 00:00 - Schriftelijke vragen Stieneke van der Graaf e.a. over de Hongaarse noodwet ter bestrijding van het coronavirus
- 19-03-2020 19-03-2020 00:00 - Schriftelijke vragen Stieneke van der Graaf en Eppo Bruins over de gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie
- 13-03-2020 13-03-2020 00:00 - Schriftelijke vragen Eppo Bruins en Stieneke van der Graaf over weigeren door Knab van religieuze organisaties als zakelijke klant
- 11-03-2020 11-03-2020 00:00 - Bijdrage Stieneke van der Graaf aan het algemeen overleg Grensoverschrijdende samenwerking
- 10-03-2020 10-03-2020 00:00 - Schriftelijke vragen Stieneke van der Graaf en Carla Dik-Faber over de registratie van kinderen die kort na geboorte zijn overleden maar waarvan geen akte van overlijden is opgemaakt
- 05-03-2020 05-03-2020 00:00 - Schriftelijke vragen Carla Dik-Faber en Stieneke van der Graaf over een werkbezoek aan Groningen op maandag 2 maart 2020
- 04-03-2020 04-03-2020 00:00 - Bijdrage Stieneke van der Graaf aan het plenair debat over het aanpassen van Inspectierapporten