Bijdrage Gert-Jan Segers aan het algemeen overleg Dataretentie en privacy

woensdag 25 maart 2015 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie aan een algemeen overleg met minister van der Steur van Veiligheid en Justitie en minister Kamp van Economische Zaken

Onderwerp:   Dataretentie en privacy

Kamerstuk:    33 870

Datum:           25 maart 2015

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Ook van mijn kant een felicitatie aan oud-collega Van der Steur. Ik zou in dit licht graag parafraseren wat collega Van der Staaij gisteren tegen de nieuwe staatssecretaris zei: een woord van dank is op zijn plaats omdat de heer Van der Steur het hoge ambt van volksvertegenwoordiger heeft losgelaten om dienaar van de Kroon te worden. Dat is iets van een opoffering, dus dank voor het feit dat hij het land ook zo wil dienen.

Met betrekking tot het thema van vandaag ben ik zeer benieuwd naar de manier waarop deze minister zal varen bij het zoeken naar een balans tussen privacy en veiligheid. Die discussie is heel belangrijk. We komen haar op allerlei plekken tegen, zeker ook bij dit thema. Ik wil daarbij markeren dat de ChristenUnie blij is met het feit dat we een rechter hebben die kan toetsen en dat er een handvest is waaraan kan worden getoetst. Soms moet er immers worden gezocht naar de juiste balans. Wij hebben dan tegenspraak nodig, ook rechterlijke tegenspraak. Het was heilzaam dat die tegenspraak kwam, en wel in de vorm van uitspraken van de rechter.

De bewijslast voor nut en noodzaak van de nieuwe wet ligt bij de minister. Hij zal daar zelf van overtuigd zijn, maar voor ons zal hij echt met die bewijslast moeten komen. Ik kwam bij de voorbereiding in de stukken namelijk een opmerkelijke combinatie tegen: enerzijds wordt er gesteld dat het internetspoor soms het enige spoor is, wat maakt dat we dat echt nodig hebben; anderzijds wordt het WODC aangehaald, dat zegt dat niet valt vast te stellen wat de concrete effecten zijn van de invoering van de Wet bewaarplicht telecommunicatie- en internetgegevens op het gebruik van verkeersgegevens in de opsporingspraktijk. Soms is het dus het enige spoor, maar het kan ook niet helemaal duidelijk worden gemaakt. Dat is een vreemde combinatie, waarover echt helderheid moet komen. De Kamer heeft hier al vragen over gesteld. Volgens mij heeft deze nieuwe minister echt de opdracht om die zaken aan te tonen en bij elkaar te brengen.

Wat voor gevolgen heeft het plotselinge vervallen van de andere wet? We kunnen immers laten zien hoe we onszelf in de vingers kunnen snijden in de opsporingspraktijk. Is de bestrijding van terrorisme, mensenhandel, kinderporno lastiger geworden? Wat voor effecten heeft dat op lopende rechtszaken? Collega Oskam stelde die vraag al, en ik sluit me graag bij hem aan. Die vragen zijn belangrijk; ze moeten worden beantwoord. Ik vraag de minister ook om te reflecteren op de gang van zaken. Een jaar geleden werd de Europese richtlijn ongeldig verklaard. In juli zei de Raad van State dat dat gevolgen heeft voor onze wetgeving. Pas in november reageerde het kabinet erop. Uiteindelijk moest er een kort geding aan te pas komen om ervoor te zorgen dat die wet niet overeind kon blijven. Hadden we niet veel eerder ná die uitspraak in Europa van april vorig jaar moeten handelen en reageren? Ik spreek de minister aan als minister, dus niet als persoon. Had daar niet sneller en adequater op moeten worden gereageerd? Dat is een vraag die we al terugkijkend moeten beantwoorden.

De heer Oskam (CDA): Ik worstel een beetje met de vraag over de onderbouwing van de effectiviteit van de bewaargegevens. De collega's Verhoeven en Oosenbrug legden die al op tafel, en nu de heer Segers ook. Incidenteel zijn er altijd wel zaken die alleen met behulp van die bewaargegevens kunnen worden opgelost. Daarom ook kwam het WODC met de conclusie dat het lastig is om dit aan te tonen. In het algemeen moet al het bewijs in zijn onderlinge samenhang worden beschouwd, maar die locatiegegevens en bewaargegevens kunnen de politie net even op het goede spoor zetten. Je kunt je daarbij afvragen of er wel degelijk sprake van een 100%-hit is. Hoe ziet de heer Segers dit praktisch? Wat moeten de minister en de politie de Kamer aanleveren voordat de partijen die grote twijfels hebben, overstag gaan?

De heer Segers (ChristenUnie): Allereerst zijn de extra waarborgen die zijn aangekondigd in de brief, dus het inbouwen van extra checks and balances, al verbeteringen. Maar als een rechter oordeelt dat iets niet proportioneel en subsidiair is met betrekking tot het nagestreefde doel, dan moet je met een nieuwe wet wel van heel goeden huize komen. Dan moet je nut en noodzaak daarvan echt hard kunnen aantonen; anders word je later weer teruggefloten door de rechter, die immers aan datzelfde handvest kan toetsen. We hebben nu één keer onze neus gestoten. We kunnen dat geen tweede keer doen, dus we moeten echt met voorbeelden kunnen aantonen dat we deze wet nodig hebben. Ik zeg in alle eerlijkheid dat wij destijds, in 2009, voor de wet hebben gestemd. Ikzelf maakte toen geen deel uit van de fractie, maar daar verschuil ik me niet achter. Wij hebben daar toen voor gestemd, omdat het tegengaan van terrorisme, het opsporen van kinderporno en het tegengaan van mensenhandel ontzettend belangrijk is. Alleen heiligt dat hoge doel niet alle middelen. Kortom, de bewijslast ligt nu bij de minister en de wetgever. Wij kunnen er pas mee instemmen als we, na het advies van de Raad van State, zeker weten dat we niet nog een keer onze neus gaan stoten. Het oordeel van de Raad van State zal dus heel belangrijk zijn. Hij wordt over dit wetsvoorstel geconsulteerd en zal het naast het handvest leggen. Wij zien zeer uit naar het wijze oordeel van de Raad van State.

Tot slot. Uit de evaluatie van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens komt naar voren dat zowel de taakuitvoering van politie en justitie als de bescherming van de privacy van burgers moet worden versterkt. Het kabinet wil daarmee aan de slag gaan. Ik maak me zorgen over het tempo. Er lijkt niet veel haast te worden gemaakt met de verschillende verbeteringen. Het kabinet verwijst bijvoorbeeld eerst naar de herziening van het Wetboek van Strafvordering en de introductie van het digitale dossier in 2016. Er wordt van alles in kaart gebracht. Dat is zorgvuldig, maar dit zal wel met enig tempo moeten gebeuren. En ook hiervoor geldt dat daarbij de juiste waarborgen voor de privacy moeten gelden. Ik vraag dus om tempo en zorgvuldigheid; in balans, maar wel met enige vaart.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief

« Vorige Volgende »

september 2021

juni

mei

april

februari

december 2020