Bijdrage Gert-Jan Segers aan de plenaire behandeling van het Initiatief Voortman/Schouw inzake de Wet open overheid
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de plenaire behandeling van het initiatief Voortman / Schouw inzake de Wet open overheid
Onderwerp: Initiatief Voortman/Schouw; Wet open overheid
Kamerstuk: 33 328
Datum: 9 december 2014
De heer Segers (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan de indieners. Het is bijzonder dat de eerste indiener ver weg zit, op een bescheiden plek helemaal achteraan. Het lijkt mij niet helemaal gepast om het indienen van een initiatiefwetsvoorstel te vergelijken met een bevalling, maar ik zie uit naar het moment dat collega Voortman weer in vak-K zit en wij het debat hier kunnen voeren. Ondertussen zit de tweede indiener, de heer Schouw, op zijn vertrouwde plek in vak-K. Ik breng heel wat uren door met collega Schouw en naar mijn gevoel zit hij minstens zo vaak in de zaal als daar. Ook dat is een felicitatie waard. Een initiatiefvoorstel is veel werk en ik dank hem voor de inspanningen die daarvoor zijn geleverd.
Het is een belangrijk onderwerp, omdat de overheid een hoge, verantwoordelijke taak heeft. Zij staat in dienst van het publieke belang en neemt namens ons allen besluiten die — als het goed is — bijdragen aan een betere samenleving, maar die ook kunnen ingrijpen in de persoonlijke levens van haar burgers. Daarom worden terecht hoge eisen gesteld aan het overheidshandelen. Het moet integer zijn, betrouwbaar en transparant. De burger zal zich uiteindelijk moeten herkennen in zijn overheid.
De ChristenUnie steunt de indieners in hun streven naar een open en benaderbare overheid. De tijden zijn veranderd. Grote hoeveelheden informatie zijn vrij toegankelijk en worden vrij toegankelijk gemaakt. De wetgeving over de openbaarheid van overheidsinformatie denkt niet meer vanuit de archiefkasten, maar vanuit de ruime mogelijkheden van ICT. Op een aantal punten knelt dan de huidige WOB. Ik steun het streven om de WOB te moderniseren, maar ik heb wel een aantal kritische vragen.
Openheid moet niet in de weg staan bij het wikken en wegen van verschillende beleidsalternatieven. Het ministerie van Financiën heeft ten tijde van de crisis laten doorrekenen wat het zou betekenen als wij de euro zouden verlaten en een alternatief voor de euro zouden optuigen. Dat is natuurlijk een zeer gevoelige kwestie met enorme gevolgen als dat zonder context of vroegtijdig naar buiten komt. De indieners bezweren ons echter dat de huidige wet voldoende bescherming biedt om persoonlijke beleidsopvattingen te wisselen. Daar ging het debat zojuist over. Ik merk echter dat men daar bijvoorbeeld bij de VNG niet gerust op is. Vrije gedachtewisseling is nodig om tot beleid te komen. Kunnen de indieners mij verzekeren dat dit belang niet beperkt wordt?
De VNG houdt ook enkele praktische bezwaren ten aanzien van de plicht tot actieve openbaarmaking en de registratieplicht. Er wordt gewezen op de ondoenlijke omvang en de verplichte snelheid van openbaarmaking. Die is een week. Eerlijk gezegd, vrees ik hier een welles-nietesdiscussie tussen de indieners en de VNG. Als wij nu doorgaan met dit voorstel, worden we door schade en schande wijs. Maar is dat nu de beste route? Kennen de indieners voorbeelden waarin zij de bevestiging vinden dat dit voor overheden haalbaar is? Kunnen zij dat met casussen onderbouwen en kunnen zij dat aantonen? Is overwogen om een vrijwillige pilot te starten om te kijken hoe dat in de praktijk wordt uitgewerkt? Hoe houden we de vinger aan de pols of dit voorstel inderdaad niet wat te gemakkelijk vanaf de tekentafel een paar termijnen en verplichtingen dicteert?
Ik wijs ook op het nobele streven van een van de indieners om 2015 het jaar van de privacy te maken. Te weinig tijd en grootschalige registers zijn dan toch minimaal een risico, zo vraag in het bijzonder aan de tweede indiener van het voorstel?
De VNG heeft in een brief de vinger gelegd bij de uitzonderingsgrond en erop gewezen dat het woord "ernstig" is opgenomen. In de weging van de uitzonderingsgrondingen moet een belang ernstig worden geschaad, maar de vraag is of de enkele schade van een belang niet voldoende is. Ik krijg graag een antwoord op deze vraag van de VNG.
Ik vraag de indieners om een nadere reactie op het schrijven van de Algemene Rekenkamer. De vragen zijn eerder al gesteld, maar ik stel ze ook graag. De Algemene Rekenkamer stelt kort en goed dat hij onvoldoende ruimte houdt om zelfstandig een afweging te maken over welke informatie hij openbaar maakt. Dat schaadt zijn onderzoeksproces. Hij verwijst naar de regelgeving in de Verenigde Staten, waar juist een uitzondering is gemaakt voor de Amerikaanse rekenkamer. Ik kan me de bezwaren heel goed voorstellen. Ik heb een amendement op dat punt in voorbereiding, maar ik wacht eerst op de reactie van de indieners.
Ik kom op de hete aardappel van dit wetsvoorstel: de reikwijdte. Doordat ook semipublieke rechtspersonen door middel van een AMvB onder deze wet kunnen worden gebracht, is op voorhand niet geheel duidelijk hoever het wetsvoorstel gaat. Er is wel een inschatting te maken van de rechtspersonen waarom het zou kunnen gaan. Dat zijn er veel. Ik voel met de indieners mee dat de instellingen die een taak hebben in het publieke domein, transparant moeten zijn. VNO-NCW wijst er echter terecht op dat het huidige wetsvoorstel zelfs de aanwijzing mogelijk maakt van een individueel bedrijf dat voor een of ander project €100.000 subsidie ontvangt. Ik vraag de indieners hoeveel bedrijven dit zou kunnen treffen en of dat proportioneel is. Tevens wil ik weten waarom is afgezien van een voorhangprocedure. Dat is een extra veiligheidsbepaling die hier wellicht op zijn plaats is.
Een ander moeilijk punt voor VNO-NCW is de zorg van bedrijven omtrent de bedrijfs- en fabricagegegevens die ze aan de overheid verstrekken. Collega Taverne wees daar al op. Na vijf jaar worden deze in ieder geval openbaar, tenzij de overheid motiveert waarom dit nog niet mogelijk is. Bedrijven hebben hierin geen positie. Ik kan me de zorg van ondernemend Nederland goed voorstellen. Hebben de indieners overwogen om het belang van bedrijven om informatie die ze vertrouwelijk aan de overheid geven, ook na de eerste vijf jaar nog beter te borgen? Waarom hebben zij daarvan afgezien?
In de schriftelijke ronde heeft de ChristenUnie de vinger gelegd bij de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van individuele personen bij openbaarmaking. Persoonlijke gegevens kunnen namelijk wel openbaar worden indien iemand daarmee instemt. Ik heb aandacht gevraagd voor de situatie waarin men zich gedwongen voelt om in te stemmen of waarin men de gevolgen daarvan eigenlijk niet goed kan overzien. De indieners geven nu aan dat een bestuursorgaan de openbaarmaking kan weigeren indien de persoonlijke levenssfeer in het geding is en pas als dat niet het geval is, navraag moet doen bij de betrokkene. Ik lees de wettekst echt anders. Daarin staat het volgende. "Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover daardoor een of meer van de volgende belangen ernstig geschaad wordt en het algemeen belang van openbaarheid van informatie niet opweegt tegen deze schade", waarna onder e. staat: "de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon instemt met openbaarmaking". Ik krijg graag een reactie op mijn stelling dat het nu lijkt alsof een bestuursorgaan altijd eerst langs de betrokkene moet gaan en niet eerst een eigen afweging heeft te maken. Ik laat me graag overtuigen op dit punt.
Ik kom, tot slot, op de evaluatiebepaling. Ik had net een interruptiedebat met collega Sjoerdsma. Het ging erover of een evaluatie na vijf jaar niet veel te laat is als de bezwaren van VNO-NCW gegrond blijken, namelijk dat bedrijven kopschuw worden om samen te werken met de overheid, en als de publiek-private samenwerking schade oploopt door dit wetsvoorstel. Hoe houden we de vinger aan de pols? Hoe kunnen we veel eerder nagaan of deze wet te ver gaat of aan zijn doel beantwoordt?
Helemaal aan het eind heb ik een vraag aan de minister. Hij gaat een EU-richtlijn op dit punt implementeren. Hoe verhoudt de implementatie van die richtlijn zich tot dit wetsvoorstel? Hoe verhoudt een naar ik meen mondeling al aangekondigde modernisering van de WOB zich tot dit wetsvoorstel? Ik heb begrepen dat de minister wacht met zijn vernieuwing van de WOB totdat eerst dit wetsvoorstel is behandeld. Dat is correct. Dat is netjes. Tegelijkertijd is het voor ons echter wel goed om af te wegen of dít de juiste weg is of dat modernisering van de WOB een betere route is. Kan hij daarover zijn licht laten schijnen?
De heer Taverne (VVD):
De heer Segers is buitengewoon kritisch over het voorstel, en wel om een aantal goede redenen die hij naar voren heeft gebracht. Tegelijkertijd kondigt hij aan om althans te overwegen om een amendement in te dienen. Hij zegt ook zich graag te willen laten overtuigen. Ik kan de neiging niet onderdrukken om de heer Segers de vraag te stellen die hij zelf aan de collega van het CDA stelde, namelijk: is de fractie van de ChristenUnie nu zo kritisch dat zij er eigenlijk geen heil in ziet, of is zij genegen om er met amendementen en aanpassingen toch iets positiever over te zijn?
De heer Segers (ChristenUnie):
Ook de ChristenUnie huldigt het standpunt dat goede voorstellen steun verdienen en slechte voorstellen geen steun verdienen. Dat is een heel goed uitgangspunt.
Wij zijn inderdaad kritisch. Ik heb kritische vragen gesteld over onder andere de reikwijdte. Het is een open debat, dus ik zie uit naar het vervolg daarvan. Als de wet in het Staatsblad komt, moeten wij er in ieder geval voor zorgen dat hij niet slechter, maar beter is dan gevreesd. Dat betekent dat wij in ieder geval op het punt van de Rekenkamer een verbetering moeten aanbrengen. Als de wet doorgaat, zou dat een belangrijk verbeterpunt zijn. Of dat voor mijn fractie voldoende is om uiteindelijk voor het gehele wetsvoorstel te stemmen, valt te bezien.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.
Archief
september 2021
- 22-09-2021 - Algemene Politieke Beschouwingen
- 07-09-2021 - Debat over het eindverslag van de informateur
juni
- 30-06-2021 - Doorstroom van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs
- 23-06-2021 - Debat over het eindverslag van de informateur
- 22-06-2021 - Debat over de Europese Top van 24 en 25 juni 2021
- 17-06-2021 - Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken (CD 16/6)
- 07-06-2021 - Onderwijs en corona - primair en voortgezet onderwijs
mei
- 20-05-2021 - Raad Buitenlandse Zaken
- 19-05-2021 - Debat over de Europese Top van 24 en 25 mei 2021
- 12-05-2021 - De dreigende executie van een Egyptische monnik
- 03-05-2021 - Invoer van producten uit de Westelijke Sahara via Marokko naar de EU
april
- 29-04-2021 - Debat over het bericht dat het kabinet informatie over de toeslagenaffaire voor de Tweede Kamer achterhield
- 26-04-2021 - Het bericht dat Iran is verkozen als lid van de Commissie voor Vrouwenrechten van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties
- 23-04-2021 - De veroordeling van een monnik in Turkije voor het geven van brood aan Koerdische bezoekers
- 06-04-2021 - Debat over aanwijzen van en opdracht verlenen aan de informateur
- 01-04-2021 - Debat over de ontstane situatie in de verkennende fase van de kabinetsformatie