Bijdrage Gert-Jan Segers aan het wetgevingsoverleg Integratie en maatschappelijke samenhang (beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2019)
Bijdrage Gert-Jan Segers aan een wetgevingsoverleg met minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerstuknr. 35 000 - X
De heer Segers (ChristenUnie):
Dank, meneer de voorzitter. Ik wil graag beginnen met een vraag over de actualiteit. Collega Heerma refereerde er al aan. Het is toch erg wat we afgelopen weekend hebben gezien. Ondertussen wordt de minister even bijgepraat. Ik wil hem vragen om te reageren op de actualiteit van afgelopen weekend waarin we vreselijke uitingen van racisme hebben gezien. Wat het ook doet met mensen, we weten één ding zeker: dit is buitengewoon slecht voor de integratie. Als je merkt dat je er eigenlijk niet bij kunt horen, dat er vreselijke opmerkingen worden gemaakt over mensen met een donkere huidskleur, dan denk ik dat het gewenst en nodig is dat het kabinet en de minister een reactie geven. Ik ben er in ieder geval ontzettend van geschrokken. Ik denk dat we er allemaal op gepaste wijze afstand van moeten nemen.
Dit is het kabinet van inburgering nieuwe stijl. Dit is een minister die hard werkt aan een wetsvoorstel dat daar werk van gaat maken en dat ervoor gaat zorgen dat nieuwkomers vanaf dag een kunnen integreren en inburgeren. Tegelijkertijd wringt het dat het zo lang duurt. We zijn een jaar onderweg met het kabinet en het duurt nog anderhalf jaar, voordat de wet echt in werking kan treden. Mijn indringende vraag is: kan het echt niet sneller?
Tegelijkertijd is het natuurlijk heel mooi dat we mensen laten integreren vanaf dag een. Werken, vrijwilligerswerk en taallessen vanaf dag een. Het wringt wel met asielprocedures die soms ontzettend lang duren. We zien ook dat de huisvesting van statushouders heel lang op zich laat wachten. Ziet de minister kans om met zijn collega die over wonen gaat, te spreken over hoe dat sneller kan, zodat mensen sneller aan de slag kunnen en sneller een plek kunnen krijgen?
Collega Paternotte refereerde aan Plan Einstein in Utrecht. Ik hoorde van de wethouder over een heel mooi voorbeeld van hoe het wel kan, namelijk een azc waarin nieuwkomers een plek hebben, maar ook studenten en andere jongeren. Autochtonen en nieuwkomers trekken er samen op. Er worden gedeelde cursussen en taallessen gegeven, waar ook veel mensen uit de wijk op afkomen. Dat is intensieve inburgering vanaf dag een. Het is echt een trampoline. Wat vindt de minister van dit concept? Zou het niet aardig zijn om samen met staatssecretaris Harbers te kijken of dit goede initiatief breder kan worden ingezet en of van de goede ervaring gebruik kan worden gemaakt op andere plekken? Uiteraard kan ik de bezwaren uittekenen. Mensen zullen zeggen: je laat mensen heel snel integreren, maar hoe zit dat dan als ze hier geen toekomst hebben? Als mensen deelnemen aan dit plan en ze moeten inderdaad terug naar het land van herkomst, dan blijkt dat de bereidwilligheid om dat te doen veel groter is. Ze slagen veel beter in hun terugkeer dan mensen die niet aan de slag zijn gegaan.
Het is hard nodig dat het nieuwe inburgeringsstelsel er komt, want er is een hele generatie nieuwkomers die met het huidige stelsel te maken heeft. Collega's hebben er al aan gerefereerd: het huidige stelsel functioneert slecht. De Nationale ombudsman heeft er een scherp rapport over geschreven, getiteld Valse start. Hij wijst op de schulden die mensen hebben gemaakt van soms wel €10.000. Wat wringt is dat we enerzijds nieuwkomers hebben met forse schulden en anderzijds een aanpak hebben voor brede bestrijding van schuldenproblematiek. Dat is de ambitieuze schuldenaanpak van de staatssecretaris. Is het dan niet zaak om deze mensen daarin mee te nemen? We zouden ervoor kunnen zorgen dat mensen niet blijvend hinder hebben en definitief op achterstand worden geplaatst door hetgeen in de vorige periode is misgegaan, door de schulden die zijn opgebouwd. Graag een reactie daarop.
Collega Heerma refereerde aan het punt van de culturele inburgering. Daar hebben wij aandacht voor gevraagd en een motie over ingediend. Je ziet grote verschillen tussen de ene gemeente en de andere gemeente. We hebben bijvoorbeeld gewezen op de gemeente Leiden die er mooi werk van maakt. Mijn vraag is of er al werk wordt gemaakt van de uitvoering van die motie. Aedes heeft onderzoek gedaan naar de leefbaarheid van buurten. In sommige buurten gaat die flink achteruit. Dat zijn juist de buurten waar statushouders vaak terechtkomen. Zo vragen we meer van mensen in die buurten en meer van mensen die hier nieuw zijn om in te burgeren in hele kwetsbare wijken. Dat wringt toch ook. Hoe ziet de minister dit? Kan hij met zijn collega voor Wonen nadenken over manieren om dit anders te regelen?
Tot slot, het punt van de integratie van arbeidsmigranten. Collega Van Dijk heeft hier ook aandacht voor gevraagd, bijgevallen door andere collega's. Er komen forse aantallen arbeidsmigranten waarvoor geen inburgeringsplicht geldt. Tegelijkertijd kan het spannend worden in bepaalde wijken. Er kan ook sprake zijn van verdringing. Komen er ook gezinnen mee, waarbij partners en kinderen soms op grote afstand van de Nederlandse samenleving staan? Eigenlijk hebben we heel weinig instrumenten in handen om hun dat duwtje te geven richting Nederlandse samenleving. Mijn vraag aan de minister is of hij bereid is om met de werkgevers om de tafel te gaan zitten. Er is een Taalakkoord. Ik heb daarnaar gekeken en dat zijn hele mooie initiatieven, maar dat is toch meer van: alstublieft, wilt u meedoen, wilt u zich aanmelden, werkgevers? Ik wil deze minister toch om een wat actievere houding vragen. Ga naar de werkgevers zelf toe, moedig ze aan, niet alleen als het gaat om taal, maar ook om inburgering en het weten van de weg in deze samenleving. En dat dan niet alleen voor de arbeidsmigranten, maar ook voor hun partners en hun kinderen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel.