Bijdrage Gert-Jan Segers aan het algemeen overleg Mensenhandel en prostitutie
Bijdrage Gert-Jan Segers aan een algemeen overleg met staatssecretaris Harbers van Justitie en Veiligheid
Kamerstuknr. 34 193
De heer Segers (ChristenUnie):
Dank, mevrouw de voorzitter. We hebben mede dankzij CoMensha, waarvan de vertegenwoordigers hier op de eerste rij zitten, en de Nationaal Rapporteur steeds betere schattingen van het aantal slachtoffers van mensenhandel, gedwongen prostitutie en uitbuiting. Het gaat waarschijnlijk om meer dan 6.000 mensen, waarvan 4.000 in de prostitutie. Er zijn meer dan 1.300 minderjarigen die ook slachtoffer zijn. Het is dus echt een gruwelijk onrecht. Tegelijkertijd zijn er minder veroordelingen. Het is zo onrechtvaardig en zo onaanvaardbaar dat dit in een rechtsstaat, in een beschaafd land, dag in, dag uit, maand in, maand uit en jaar in, jaar uit maar doorgaat. Zolang we wegkijken — en het is heel makkelijk om weg te kijken — zien we ook niks en ontdekken we het niet. Dan zien we het niet en laten we het lopen. Maar wegkijken is geen optie. We moeten blijven kijken naar het onrecht en blijven strijden tegen het onrecht. De cijfers zijn al genoemd als het gaat om prostituees. 60% heeft met fysiek geweld te maken en 93% met emotioneel geweld. Dat zijn echt gigantische aantallen.
Het regeerakkoord is goed. Dat mag ik zeggen; ik heb er een klein beetje aan meegewerkt. Daar staan hele goede plannen in. Ik weet dat de staatssecretaris ontzettend gemotiveerd is om daar werk van te maken. We hebben gezegd: er moet extra geld naar opsporing en naar rechercheurs. Er moet extra geld naar politiemensen om in die prostitutiecontroleteams plaats te nemen en inderdaad niet weg te kijken, maar op zoek te gaan naar het onrecht en daders op te sporen. We hebben gezegd dat er betere wetgeving moet komen. We willen de Wet regulering prostitutie, die al zo lang loopt, een nieuwe start geven. Hoe staat het daarmee? We hebben gezegd dat er een pooierverbod moet komen, en dat er een wettelijke grondslag moet komen voor intakegesprekken bij de GGD. Er is extra geld voor de Arbeidsinspectie. Ook de Arbeidsinspectie moet dus worden toegerust om andere vormen van mensenhandel te ontdekken. Er is geld voor de opvang van slachtoffers en voor uitstapprogramma's. Eigenlijk bij al die mooie punten is mijn vraag: hoe staat het daarmee? Want ook ik herken het gevoel dat inderdaad in brieven is verschenen en hier ook is genoemd: het is wel windstil. Het is heel ongemakkelijk dat het onrecht zo groot is, dat het aantal slachtoffers zo groot is en dat het tegelijkertijd zo stil is.
Ik wil op een paar actoren wat meer inzoomen. Neem bijvoorbeeld gemeenten. CoMensha houdt dat allemaal tegen het licht en zegt: "Hoe staat het nou met die lokale aanpak? Want we hebben gemeenten nodig die controleren, die vergunningen controleren en die op zoek gaan naar misstanden." Als 95% van de gemeenten het beleid dan niet op orde heeft, dan slaat de schrik mij om het hart, want daar moet het gebeuren. Wat gaat de staatssecretaris doen om die gemeenten een duw in de rug te geven en echt op sleeptouw te nemen? Er zijn een paar centrumgemeenten die een zorgcoördinator hebben en die nu wel stappen zetten. Dat is mooi. Maar er zijn zoveel gemeenten waar het niet op orde is. Er zijn gemeenten zoals Den Haag en Utrecht, die zeggen: "Wij willen heel graag zicht hebben op bijvoorbeeld mensen in de prostitutie. Als een vergunning wordt ingetrokken, moeten wij zicht hebben op slachtoffers van dwang en uitbuiting. We hebben dus een vorm van registratie nodig." De rechter heeft daar een streep doorheen gehaald. We hebben dus opgeschreven: er moet een wettelijke grondslag komen voor die intakegesprekken bij de GGD. Dat moet een veilige plek zijn. Dat moet privacybestendig zijn. Tegelijkertijd haalt de rechter een streep door die mogelijkheden. Hoe kunnen we deze gemeenten helpen? Controle is dus heel problematisch. Dit is dus echt een aanmoediging aan de staatssecretaris om met de VNG, met de gemeenten, om de tafel te gaan zitten en hier werk van te maken.
Dan de opsporing. We zien dat de opsporing moeizaam verloopt, dat het aantal veroordelingen daalt en dat het niet goed gaat. Dat heeft voor zover ik daar zicht op heb ook wel te maken met de bemensing van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel. Die staat onder druk. Kan de staatssecretaris daar meer over zeggen? Hebben zij voldoende capaciteit, voldoende mensen, om hun werk te doen?
Bij de rechtspraak is al eerder de vinger gelegd. We hebben allemaal ongemak bij de Valkenburger zedenzaak, waarbij een 16-jarig meisje door tientallen mannen uitgebuit of eigenlijk verkracht is — dat is de werkelijkheid — en daar onvrijwillig in de prostitutie zat. We willen die klanten dan ook verantwoordelijk stellen, want het gaat om een minderjarig iemand, maar ze komen weg met één dag voorwaardelijke straf en een taakstraf. Dat is nooit de bedoeling van de wetgever geweest. Ik heb daar ongelofelijk veel ongemak bij. Het is ook ongemakkelijk om over het oordeel van de rechter te spreken, maar als ik dan lees wat minister Dekker daarover …
De voorzitter:
U bent nu echt ruim door uw tijd heen. Ik wachtte op een moment om u te onderbreken. Volgens mij heeft u uw punt gemaakt. De heer Van Oosten gaat u nog een vraag stellen; dat biedt soelaas.
De heer Segers (ChristenUnie):
Hij gaat me helpen. Heel goed.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik denk dat de heer Segers er gebruik van kan maken. Nee, wat ik graag van de heer Segers wil weten als we het hebben over die Valkenburgse zedenzaak, waarbij wij dus beiden dezelfde weerzin voelen, is of de heer Segers het dan ook met mij eens is over de wijze waarop nu door de rechter, in hoogste instantie, uitleg wordt gegeven aan het taakstafverbod zoals dat in de wet ligt. Is hij het met mij eens dat bij ernstige zedenzaken niet volstaan zou mogen worden met slechts één dag gevangenisstraf?
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat is een goede vraag, dank. Het is misschien volgens de letter van de wet, maar het is niet volgens de geest van de wet. Het is niet volgens de geest van de wetgever. Wij hebben hier als wetgever gezegd: dit is zo'n groot onrecht; je moet daarbij niet weg kunnen komen met een taakstraf. En dan lees ik dat minister Dekker in een brief schrijft: ik heb eens even gekeken hoe dat nou in elkaar zit, en op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat er in het huidige stelsel voldoende waarborgen zijn. Wij hebben hem hier gevraagd om eens met de Raad voor de rechtspraak en met het Openbaar Ministerie te spreken. Ik ben niet voor minimumstraffen. Daar ben ik geen voorstander van. Maar ik voel hier een heel groot ongemak bij. En nogmaals, het is niet in de geest van de wet. Ik zou dus op z'n minst willen dat de minister nog eens een keer met de Raad voor de rechtspraak om de tafel gaat zitten, want dit is nooit de bedoeling geweest.
De heer Bouali (D66):
Ik gaf richting de heer Segers al aan dat we elkaar aan onze zijde treffen als het om misstanden gaat. Maar hoe kijkt de heer Segers aan tegen de problematiek dat sekswerkers bij bijvoorbeeld banken of verzekeringsmaatschappijen niet geholpen worden en vaak nog met een stigma bejegend worden? Mijn collega van GroenLinks stipte dat al aan. Hoe kijkt u daar dan tegen aan?
De heer Segers (ChristenUnie):
Het geeft iets aan van de dubbelhartigheid in onze cultuur. We zeggen hier: het is normaal werk. Ik denk dat het geen normaal werk is. Er is nergens een sector waar zoveel misstanden zijn, waar zoveel uitbuiting is, waar zoveel risico's zijn. Ik denk dus dat het geen normaal werk is. Maar we zeggen dat het normaal werk is, en tegelijkertijd behandelen we het niet als normaal werk. Dat geeft precies die dubbelhartigheid aan. Ik denk dat daar het culturele ongemak zit. Ik denk dat daar de ruimte zichtbaar wordt tussen dat wat we officieel vinden en dat wat we cultureel eigenlijk vinden, namelijk dat het geen normaal werk is. Het is primair een verantwoordelijkheid van banken en van instanties om mensen fatsoenlijk te behandelen. Ik heb er onvoldoende zicht op waar het hapert. Maar als het normaal werk is, als mensen een vergunning hebben, als het legaal is, moeten ze ook de rechten kunnen krijgen die iedereen heeft.
De voorzitter:
Dat was het, meneer Bouali? Kort maar krachtig.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik wil me heel kort nog aansluiten bij twee vragen.
De voorzitter:
Nee, uw tijd is om.
De heer Segers (ChristenUnie):
U bent heel streng.
De voorzitter:
Ja, sorry. U bent door uw tijd heen. Zonder aanzien des persoons, zeggen we dan.