Ester: 'Fiscaal systeem slim inzetten voor vergroening'
'Het is van groot belang ons fiscaal systeem ook in functie te zien van de broodnodige vergroening van onze economie.', dat zei ChristenUnie-senator Peter Ester tijdens de behandeling van het Belastingplan 2013. 'Door een juiste mix van positieve en negatieve financiële stimuli kan ons belastingsysteem bijdragen aan een meer duurzame samenleving.'
Lees hieronder de plenaire inbreng aan het debat over het Belastingplan 2013 op 17 en 18 december 2012 in de Eerste Kamer.
Het Belastingplan 2013 bevat een mengelmoes van fiscale maatregelen die uit drie wel zeer verschillende politieke kokers komen: Rutte I, het Lenteakkoord en Rutte II. Deze complexe wordingsgeschiedenis troebleert het zicht op een eenduidige achterliggende visie. Het is een beetje van alles wat. Het Belastingplan zoals wij dat vandaag en morgen met elkaar bespreken maakt daardoor een verbrokkelde indruk. Visie is niet het sterkste punt van dit kabinet. Dat wil niet zeggen dat het voorliggende plan politiek en maatschappelijk tandeloos is. Met name in het dossier rond de hypotheekrente worden stevige stappen gezet. Dat doet mijn fractie deugd. Wij herinneren ons nog goed het intensieve debat dat wij vorig jaar rond de Miljoenennota 2012 hadden met de Staatssecretaris en zijn voormalige minister over de motie-Kuiper die vroeg om een toekomstbestendig systeem van hypotheekrenteaftrek. Een motie die toen nog door het kabinet zeer terughoudend werd ontvangen maar die - naar nu blijkt - een belangrijke versnelling in het beleid heeft gemarkeerd. Er kan veel veranderen in een jaar.
Schaduwbanken en fiscaal klimaat
MdV, het bevorderen van een ook internationaal gunstig belastingklimaat is een belangrijke doelstelling van de Nederlandse fiscale politiek. We willen immers een interessant vestigingsland voor buitenlandse bedrijven zijn. Uit de laatste peiling van de gezaghebbende benchmark-studie van PWC, de World Bank en IFC blijkt Nederland op de 29e plaats te staan. Graag hoort mijn fractie van de Staatssecretaris hoe hij deze positie van Nederland beoordeelt en welke ambities hij hieraan verbindt. In dit kader wil ik de Staatssecretaris ook vragen hoe hij de enorme omvang van schaduwbanken in Nederland beoordeelt, financiële instellingen die bestaan bij de gratie van fiscale vriendelijkheid. De Financial Stability Board (FSB) raamt het aandeel van Nederland op ruim 6% van het balanstotaal van schaduwbanken, hetgeen neer zou komen op zo’n 4.000 miljard dollar. Nederland is een grotere speler dan Duitsland en Frankrijk. Nu kan men het eens zijn met de lagere schattingen die de Nederlandsche Bank hanteert, maar ook dan nog gaat het om enorme bedragen. Welke relatie ziet de Staatssecretaris tussen schaduwbanken en ons fiscaal vriendelijke klimaat voor internationale financieringsmaatschappijen, hedgefondsen en geldmarktfondsen? Nu gaat het zeker niet in alle gevallen om onoorbare praktijken, laat mij dat onderstrepen. Niettemin bestaat er een groot gevaar van besmetting van het formele financiële systeem. Is de regering voornemens het fiscale instrumentarium rond schaduwbanken aan te scherpen? Hoe beoordeelt het kabinet het actieplan van de Europese Commissie rond deze problematiek dat eerder deze maand gepresenteerd werd? Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Verhoging AOW-leeftijd & Witteveenkader
MdV, de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd heeft de instemming van mijn fractie. Ook hier heeft het Lenteakkoord het fundament voor gelegd. Mijn fractie wil de Staatssecretaris vragen of alle fiscale consequenties van de versnelde verhoging tijdig per 1 januari a.s. kunnen worden geïmplementeerd. Is de automatische doorrekening en verrekening over minder dan twee weken op orde? Het is belangrijk dat er nu rust komt op het AOW-front.
Vervolgens, MdV, een vraag over de versobering van het Witteveenkader. De beperking van de aftrekbaarheid van pensioenpremies leidt op de korte termijn tot een stijging van de belastingopbrengsten. Op langere termijn gaan deze opbrengsten omlaag doordat de belastbare pensioenuitkeringen lager worden. Kan de Staatssecretaris beide fiscale plussen en minnen nader kwantitatief duiden voor de komende jaren? Hoe beoordeelt hij deze verhouding tussen de korte en lange termijn vanuit fiscaal oogpunt?
Werkbonus
Het vitaliteitssparen is komen te vervallen en daarvoor in de plaats kiest de regering voor een werkbonus voor werknemers tot hun 65ste. De verhoging van de AOW-leeftijd richt zich juist op het langer doorwerken nà de leeftijd van 65 jaar. De eerste maatregel bevordert stoppen, de tweede maatregel doorwerken. De arbeidsparticipatieagenda voor oudere werknemers krijgt hierdoor een verwarrend karakter. Mijn fractie realiseert zich de politieke achtergrond van de eerste keuze, maar vraagt de regering of van de combinatie van beide maatregelen niet een ambigu signaal uitgaat. Kan de Staatssecretaris hierover zijn mening met ons delen?
Assurantiebelasting
De verhoging van de assurantiebelasting tot 21% per 1 januari a.s. heeft ongetwijfeld tot anticipatie-effecten geleid. Het kabinet overwoog om bij een fors toenemend aantal oversluitingen een klein KB per 1 oktober jl. in te stellen. Betekent het feit dat dit niet is gebeurd dat anticipatie-effecten binnen een aanvaardbare bandbreedte zijn gebleven? Graag een antwoord op dit punt. Dat geldt ook voor de vraag van mijn fractie of de glastuinbouw in ons land niet disproportioneel wordt getroffen door de verhoging van de assurantiebelasting. Heeft de regering de effecten van de verhoging voor het MKB in brede zin doorgerekend?
Wonen: aflossingseis hypotheken
Ik gaf al aan, MdV, dat dit Belastingplan rond sommige dossiers een paar grote stappen zet. Dat geldt zeker voor de fiscale behandeling van de eigen woning. Sterker, het Belastingplan 2013 zal de geschiedenis ingaan als het document waarin de hypotheekrenteaftrek werd begrensd en een aflossingeis werd ingevoerd. Het Lenteakkoord heeft hiervoor politieke Sisyfusarbeid verricht. Mijn fractie is zeer verheugd met deze fiscale doorbraak. Daar was ook alle reden toe met een collectieve hypotheekschuld van € 670 miljard die de woningmarkt in een wurggreep hield. EU-commissaris Rehn heeft Nederland nog onlangs de rode kaart gegeven voor de torenhoge private schulden in ons land. Mijn fractie hoopt dat met de nieuwe aflossingsregeling het tij nog kan worden gekeerd. Maar het is laat. Erg laat. Het toont nog eens hoe belangrijk tijdig hervormen is. In ieder geval is er nu duidelijkheid en hopelijk leidt dat tot herstel van vertrouwen in de woningmarkt.
Mijn fractie schaart zich achter het idee dat rente op hypothecaire leningen alleen aftrekbaar is indien de leningen in maximaal 360 maanden tenminste annuïtair worden afgelost. Daarbij is overgangsrecht voorzien. Ook de geleidelijke neerwaartse bijstelling van de “loan-to-value ratio” heeft onze instemming. Wel moet het mijn fractie van het hart, dat de nieuwe regelingen erg complex zijn geworden. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de regelingen scoren op de uitvoeringstoetsen die tegenwoordig deel uit maken van het Integraal Afwegingskader (IAK) bij de voorbereiding van wet- en regelgeving?
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in dit Huis - twee weken geleden - heeft mijn fractie per motie aan het kabinet om coulance gevraagd voor woningbezitters die nog dit jaar hun aflossingsvrije hypotheek willen omzetten in een annuïtaire hypotheek maar die stuiten op een work overload bij hun bank. Kan de Staatssecretaris ons op dit punt bijpraten? Wordt deze categorie woningbezitters soulaas geboden?
Ik wil, MdV, nog twee kwesties in deze beschouwing over de woningmarkt aan de orde stellen. De eerste is welke inschattingen de regering heeft over de impact van de nieuwe regeling op het cohort starters dat nu de woningmarkt betreedt. Zijn koopwoningen voor hen nog wel weggelegd? Zij hebben immers een moeilijker positie dan de groep bestaande huizenbezitters. Ook wat betreft de situatie op de arbeidsmarkt.
De tweede kwestie betreft het stimuleren van bouwsparen. In de meeste landen is het vanzelfsprekend dat je eerst spaart voordat je een huis koopt. Een heel gezond standpunt. In Nederland gold dat ook in het eerste driekwart van de vorige eeuw. Ouderen onder ons kennen nog wel de grote populariteit van de zilvervlootspaarrekening die jongeren spaarzin bijbracht. Heeft de regering ook overwogen om sparen onder jongeren als groep van potentiële huizenkopers fiscaal te stimuleren? Dat zou hun startpositie aanmerkelijk kunnen verbeteren.
Wonen: verhuurderheffing
MdV, dan nu de invoering van een verhuurderheffing, ofwel de corporatietaks. Deze heeft de gemoederen de afgelopen weken behoorlijk beziggehouden. En terecht. De heffing maakt een niet goed doordachte indruk en heeft te weinig oog voor de onbedoelde effecten ervan. De primaire doelstelling van de verhuurderheffing is, zoals de Memorie van Toelichting onomwonden stelt, het genereren van structurele inkomsten voor de staat. De beoogde opbrengst is € 800 miljoen per jaar, oplopend tot € 2 miljard in 2017. De discussie rond deze verhuurderheffing speelt volop. Maar liefst vier onderzoeksrapportages wijzen op de negatieve effecten van deze belasting. Zo becijfert het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) dat de verhuurderheffing de corporaties € 22 miljard gaat kosten; het huurbeleid levert per saldo € 5 miljard extra op. We hebben het dus over een afname van zo’n € 17 miljard van het volkshuisvestelijk vermogen. Meer dan een kwart van de corporaties krijgt een solvabiliteit die onder de 15% ligt; deze corporaties bezitten de helft van alle corporatiewoningen. Het kan niet anders dan dat dit hun maatschappelijke doelstelling in gevaar brengt om ook voor lagere inkomens een aantrekkelijk aanbod van huurwoningen te realiseren. Vooral ook in zwakkere economische regio’s. Woningcorporaties met een zwakke vermogenspositie zullen het loodje leggen. Het behoeft weinig fantasie dat de verhuurderheffing een remmend effect zal hebben op de investeringsbereidheid van corporaties en het onderhoud van hun woningaanbod. Het heeft een verlammende werking op de bouwsector. Het CPB komt met meer geruststellende cijfers. Maar het CPB model is slecht bruikbaar voor het schatten van kortetermijnontwikkelingen op de huurmarkt, het beschikt niet over recente WOZ-waarden en het model hanteert tè optimistische schattingen van de gemiddelde prijsstijgingen van koopwoningen in de komende vier jaar.
Hoe beoordeelt de Minister – die mijn fractie overigens van harte welkom heet in dit Huis - de effecten van de verhuurderheffing op huurders, de sociale woningbouw, het vermogen van woningcorporaties, de nieuwbouw van huurwoningen en het onderhoud van huurwoningen in ons land? Maken we hier Nederland sterker en socialer mee? Wat is de rol van de verhuurderheffing in het bredere woningmarktbeleid van het kabinet als zodanig? Graag een antwoord van de Minister op deze voor mijn fractie wezenlijke vragen.
De vooronderstelling van de verhuurderheffing is dat woningcorporaties de heffing kunnen compenseren door het verhogen van de huren met een maximum van 4,5% van de WOZ-waarde van een woning. Het probleem van deze vooronderstelling zit in het generieke karakter ervan. De WOZ-waarde is een weerspiegeling van de marktwaarde en zeker in krimpregio’s zit de huur al op een maximum en kunnen derhalve in de logica van het wetsvoorstel niet verhoogd worden. Bovendien zitten we nu al meer dan tweejaar in een neerwaartse trend van de huizenprijzen. Ook dit blokkeert dat door de voorgestelde koppeling aan de WOZ-waarde de huren omhoog kunnen bij woningcorporaties.
Hebben we, MdV, met de verhuurderheffing wel de juiste balans tussen urgentie en zorgvuldigheid? Zijn de negatieve maatschappelijke effecten niet te groot? De empirische basis van de verhuurderheffing is ronduit zwak. Welke vrijheidsgraden, zo vraagt mijn fractie, heeft de minister nog om zijn beleid bij te stellen? Het is niet denkbeeldig dat zonder aanpassingen de verhuurderheffing eenzelfde lot beschoren zal zijn als de inkomensafhankelijke zorgpremie. Alleen komt de politieke reuring nu niet van rechts maar van links.
Voor 2013, het jaar waar we het nu over hebben in het kader van het Belastingplan, vallen de effecten mee. Vanaf 2014 is dat geheel anders. Dan praten we over € 800 miljoen per jaar. In de Tweede Kamer heeft de Minister aangegeven in het komend voorjaar met een nadere analyse te komen rond de verdere verhoging van de verhuurderheffing vanaf 2014. Kan de Minister aangeven door welke criteria hij zich bij deze analyse zal laten leiden? Essentiële criteria voor mijn fractie zijn in ieder geval de mate waarin de heffing de maatschappelijke doelstellingen en de solvabiliteit van woningcorporaties aantast, de effecten op het sociale huurbeleid in verschillende regio’s en de effecten op onderhoud en nieuwbouw. Kan de Minister toezeggen dat deze criteria een rol in zijn voorjaarsanalyse zullen spelen?
S&O-afdrachtvermindering
Innovatie is van levensbelang voor een concurrerende en duurzame Nederlandse economie. Het fiscaal faciliteren van research & development via de S&O-afdrachtvermindering is daarvoor een krachtig middel. Het verlengen van de eerste schijf biedt betere mogelijkheden voor het MKB. Mijn fractie verneemt graag of er sprake is van selectiviteit naar bedrijfsgrootte en omzet en wat het trendmatig gebruik van de regeling door het MKB is. Heeft de regering streefcijfers voor ogen? Daarenboven wil mijn fractie de vraag stellen of versoepeling van de regeling geen verder opwaarts bestedingseffect zal hebben, terwijl er nu al sprake is van overbesteding.
BES-eilanden
Mijn fractie, MdV, heeft kennisgenomen van het pakket fiscale maatregelen voor Caribisch Nederland. Het gaat daarbij om verbetering van zowel economische ontwikkelingen als van de koopkracht op de eilanden. Daarvoor is overleg geweest met de bestuurders van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De vastgoedbelasting wordt verlaagd, met name voor de hotelsector, de algemene bestedingsbelasting-vrijstellingen (ABB) worden verruimd voor goederen die voorzien in primaire levensbehoeften, en de accijns op benzine wordt verlaagd. Mijn fractie wil het kabinet vragen welke garanties er zijn dat de verlaging van belasting op eerste levensbehoeften ook daadwerkelijk door de detailhandel aan de burgers van de BES-eilanden worden doorgegeven. Dat is niet per definitie vanzelfsprekend. Hoe ziet het sanctiebeleid er uit?
Duurzaamheid & vergroening
Mijn fractie, MdV, vindt het van groot belang ons fiscaal systeem ook in functie te zien van de broodnodige vergroening van onze economie. Door een juiste mix van positieve en negatieve financiële stimuli kan ons belastingsysteem bijdragen aan een meer duurzame samenleving. We zien echter dat in dit belastingplan verder vaart wordt gemaakt met het afschaffen van de verpakkingsbelasting en de belasting op leidingwater. Dit zijn vanuit milieuoptiek verwarrende signalen richting de consument. Daarnaast constateren we dat de opslag duurzame energie, gezien het degressieve karakter van de tariefstructuur, de besparingsprikkel vooral bij kleine verbruikers en minder bij grotere energieverbruikers wordt gelegd. Het duurzaamheidspakket uit het Lenteakkoord is goeddeels geschrapt. De heffingskorting op groene en sociaal-ethische beleggingen wordt afgebouwd. Zeker, daar komen ook zaken voor terug. Maar al met al kan hier niet gesproken worden van een hoog ambitieniveau waar het gaat om de fiscale bevordering van een duurzame economie. Kan de Staatssecretaris met de Senaat delen wat de visie van dit kabinet is op de relatie tussen fiscaliteit en duurzaamheid? Waar liggen de prioriteiten en hoe hoog wordt de lat gelegd?
Vereenvoudiging
Vereenvoudiging van ons fiscaal systeem is al sinds jaar en dag een basisdoelstelling van ons fiscaal systeem. Als ik goed tel, MdV, komt dit belastingplan met drie voostellen: de vereenvoudiging van scholingsuitgaven, de afschaffing van de thincapregeling en de elektronische registratie van notariële akten. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of dit niet een wat schamele opbrengst is. Heeft het kabinet hier niet wat meer in petto? Welke verdere vereenvoudigingsvoorstellen kunnen we verwachten?
Afsluiting
Mdv, ik sluit af. Het Belastingplan 2013 kan uiteraard niet los gezien worden van de financiële crisis in Europa. Een crisis die zijn vijfde jaar is ingegaan. De crisis heeft directe en indirecte invloed op de belastinginkomsten die de regering kan verwachten. Ook volgend jaar zit het economisch tij fors tegen. De Nederlandse Bank verwacht negatieve economische groei. Inzicht in de bandbreedte van de belastinginkomsten is dan ook cruciaal. Mijn fractie wil dan ook de verwachtingen van de regering vernemen over de hoogte van de belastinginkomsten voor 2013. Maar ook voor de iets langere termijn. De Startnota van het kabinet voorspelt een groei van de belastinginkomsten en sociale premies van € 30 miljard tussen 2013 en 2018. Hoe reëel is deze verwachting? Waar liggen de grootste risico’s en hoe anticipeert de regering hierop? Hoe beoordeelt de Staatssecretaris in dit licht de soliditeit van ons nationale huishoudboekje en de houdbaarheid van onze overheidsfinanciën?
Mijn fractie ziet uit naar de beantwoording door de Staatssecretaris en de Minister van onze vragen.
- Labels
- Eerste Kamer
- Peter Ester
Nieuwsarchief > 2012 > december
Geen berichten gevonden
Schrijf een reactie via Facebook