Roel Kuiper: 'Verhoging AOW leeftijd is nodig'
'Het is goed dat de AOW leeftijd omhoog gaat.' Dat zei ChristenUnie-senator Roel Kuiper tijdens een debat over de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. 'Deze tijd vraagt om offers van jong en oud. Maar de de verhoging is ook vanuit demografisch oogpunt goed te verdedigen, zeker indien we letten op te verwachten nieuwe schaarsteverhoudingen op de arbeidsmarkt'
Lees hier de hele bijdrage van Roel Kuiper aan het debat over wetsvoorstel 33290: Wet verhoging AOW- en pensioenleeftijd
Voorzitter, de discussie over de verhoging van de AOW-leeftijd is de afgelopen maanden in een stroomversnelling gekomen. Die stroomversnelling heeft alles te maken met snel veranderende omstandigheden. De houdbaarheid van de overheidsfinanciën is een van de belangrijkste overwegingen om tot nieuwe keuzes te komen. In dit licht is het goed te begrijpen dat het kabinet kiest voor een meer radicale beleidswijziging dan de eerdere voorstellen die op tafel lagen. Mijn fractie steunt de aanscherping die nu in het Begrotingsakkoord wordt gemaakt en die resulteert in een AOW-leeftijd van 66 jaar in 2019 en 67 jaar in 2023. Daarna vindt automatische koppeling van de pensioenleeftijd aan de stijging van de gemiddelde levensverwachting plaats. In deze economische crisis vragen wij van iedereen offers. Dat is billijk. Van jongeren maar ook van ouderen. Het gaat om een geleidelijke verhoging en ook dat onderstreept in onze ogen de billijkheid van het wetsvoorstel.
Verhoging van de AOW-leeftijd is ook vanuit demografisch oogpunt goed te verdedigen, zeker indien we letten op te verwachten nieuwe schaarsteverhoudingen op de arbeidsmarkt. In de komende 20 jaar stijgt het aantal 65-plussers van 2,5 naar 4,5 miljoen en in diezelfde periode krimpt de beroepsbevolking met 1 miljoen. De komende vijf jaar gaan 500.000 Nederlanders met pensioen. Vorig jaar passeerde het aantal gepensioneerden de grens van 3 miljoen. Op het hoogtepunt van de vergrijzing is de verhouding 65-plussers en Nederlanders tussen de 20 en 65 jaar één op twee; nu is dat één op de vier en in de jaren vijftig was dat één op de zes. Dat zijn natuurlijk geleidelijke ontwikkelingen, maar ze werpen hun schaduwen nu al vooruit. De zorgsector is daarvan een duidelijk voorbeeld. Schattingen laten zien dat in de komende periode zo’n 450.000 extra werknemers in de zorg nodig zijn. Zoals we weten genereert de vergrijzing een flinke zorgvraag, zeker onder de oudste cohorten ouderen. We moeten dus meer doen met minder mensen. En een verhoging van de AOW-leeftijd past daar goed bij. Iedereen is straks hard nodig.
Deze analyse, MdV, lijkt haaks te staan op de huidige crisis op de arbeidsmarkt die volop getekend wordt door recessie en werkloosheid. Dat is de “paradox van de arbeidsmarkt”: korte-termijn werkloosheid maar lange-termijn arbeidsschaarste. Deze paradox blokkeert veel discussies over langer werken. De voorstanders wijzen op toekomstige schaarste, de tegenstanders beroepen zich op de huidige werkloosheidspiek. Intussen zien we dat de arbeidsmarkt voor ouderen nagenoeg op slot zit. 150.00 ouderen zijn werkloos; de kans dat zij een baan vinden is klein. Graag hoor ik van de minister hoe hij deze arbeidsmarktparadox ziet in het licht van het wetsvoorstel dat hij hier vandaag verdedigt om de AOW-leeftijd te verhogen. Ofwel, de onderscheiden impact van korte termijn werkloosheid en lange termijn arbeidsschaarste. Een dilemma dat hij als minister van werkgelegenheid zal herkennen en waarop, laten we daarvan uitgaan, dit wetsvoorstel een antwoord hoopt te bieden.
Mijn fractie, MdV, is zoals gezegd voorstander van een geleidelijke ophoging van de AOW-leeftijd, gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting. Indien we de cijfers in ogenschouw nemen, zijn er juist op het punt van de levensverwachting opmerkelijke veranderingen te noteren in de afgelopen dertig jaar. In 1980 was de gemiddelde levensverwachting (afgerond) voor mannen 72 en voor vrouwen 79 jaar. Prognoses laten zien dat in 2020 de cijfers respectievelijk 80 en 83 jaar zijn. In 1990 was de gemiddelde levensverwachting voor wie 65 was 14 jaar voor mannen en 18 jaar voor vrouwen. De voorspelling is dat deze levensverwachting voor dit cohort zal toenemen tot respectievelijk 18 en 21 jaar in 2020. Nederlanders worden niet alleen ouder, maar de ouderen van nu zijn andere ouderen dan van dertig jaar geleden en de ouderen van morgen zullen weer anders in het leven staan dan de ouderen van nu. Ze zijn hoger opgeleid, vaak gezonder, zijn flexibel ingesteld en beschikken over een breed palet aan beroepservaring. Ouderen zijn heel wat waard, gaan nadrukkelijker een maatschappelijke bijdrage leveren en vormen een essentiële bron van “human capital”. We zullen in de toekomst andere beelden van ouderen en ook andere maatschappelijke verwachtingen gaan zien.
Dit beeld van de nieuwe cohorten ouderen maakt een verhoging van de AOW-leeftijd goed verdedigbaar. De opdracht is evenwel om oudere werknemers ook vitaal te houden als we van ze vragen langer door te werken. En hier is het beleid niet eenduidig. We spreken deze dagen ook over het wetsvoorstel inzake een bonus voor werkgevers voor het in dienst nemen en in dienst houden van oudere werknemers. Maar daar blijkt nu juist uit dat het kabinet het vitaliteitspakket stevig uitholt. De bonus voor 55-plussers vervalt en de premiekorting voor het in dienst hebben van 62-plussers wordt afgeschaft. Kan de minister uitleggen hoe deze twee voorstellen zich in dit licht bezien tot elkaar verhouden? Vitaliteit, employability en mobiliteit zijn immers kernopgaven om oudere werknemers duurzaam in te zetten op de moderne arbeidsmarkt, zeker als we hen vragen langer door te werken. De bezuinigingsdoelstelling is ons helder, maar er dreigt spanning tussen de beide voorstellen. Is er nog genoeg balans tussen de beleidskeuze om langer doorwerken en de beleidskeuze om te bezuinigen op het vitaliteitspakket? Een bezuiniging van rond de 818 miljoen Euro in 2013. Kan hij zijn vergelijkende beleidskeuzes op dit punt nog eens expliciteren en met ons delen?
Dan nog een paar specifieke opmerkingen en vragen bij de AOW-regeling zelf. Mijn fractie stelt vast dat de minister een overgangsregeling heeft ontworpen voor ouderen die weinig mogelijkheden hebben om het inkomensgat te compenseren of om zich daar goed op voor te bereiden. Wij denken dan in het bijzonder aan groepen ouderen die alleen op de AOW zijn aangewezen. Gisteren bij de hoorzitting kon niet goed worden vastgesteld hoe groot deze groep is. Het is wel de groep waarvoor een overgangsregeling ontworpen is en deze het hardst nodig heeft. Zou de termijn van terugbetaling ook kunnen worden uitgesmeerd over een langere termijn, bijvoorbeeld een jaar? Kan de minister nog eens uitleggen waarom hij gekozen heeft voor een termijn van een half jaar? Ligt daar een specifieke redenering aan ten grondslag?
Deze nieuwe wet zal gevolgd moeten worden door een reeks van maatregelen en wetten om het geheel in balans te krijgen. De Raad van State wees al op de complexe consequenties van dit wetsvoorstel voor zowel publieke arrangementen (Bijstandswet, fiscale regelgeving) als private arrangementen (zoals aanvullende pensioenregelingen en individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten). Graag zouden we zien dat de minister een beeld schetst van de volgende stappen en de samenhang daartussen. Wij waarderen het dat nu tenminste een begin is gemaakt met het verhogen van de AOW-leeftijd. Net als met de hypotheekrente-aftrek is de kogel door de kerk. Nu moeten we ook verder kijken en de volgende stappen goed in kaart brengen.
Het wetsvoorstel betekent dat ook pensioenregelingen moeten worden aangepast. Niet alleen de pensioenuitvoerders maar ook de sociale partners hebben daar een rol in. Kan de minister ons informeren hoe het daarmee staat? Ook gezien het feit dat dit wetsvoorstel verder gaat dan het pensioenakkoord van de sociale partners van vorig jaar.
Volgens de SVB is invoering op 1 januari krap zijn, ook niet zonder risico’s, maar uitvoerbaar. Wat de minister betreft, moet het gewoon gebeuren. Maar zijn er terugvalopties en zekerheden ingebouwd? Cruciaal in dit verband is voorts het tijdig informeren van de doelgroep. Oudere werknemers moeten goed weten waar ze aan toe zijn. Er mogen geen ouderen tussen de wal en het schip vallen. Bij zo’n kort implementatietraject is dat evenwel niet denkbeeldig. Is hiervoor een helder en overtuigend communicatieplan voorhanden en hoeveel budget is hiervoor beschikbaar? Gaat het uitvoeringstraject goed gemonitord worden? Ook op dit punt graag een antwoord van de minister.
MdV, ik sluit af. De leden van de fractie van de ChristenUnie hechten aan een generatiebestendig pensioenstelsel en zien dit wetsvoorstel als belangrijk onderdeel daarvan. Wij zien het als stap naar een samenleving waarin alle generaties hun schouders zetten onder onze samenleving. Van de minister zelf hebben we nog niet veel op dit punt gehoord. Ik wil de minster dan ook vragen hoe hij de implicaties van een verhoging van de AOW-leeftijd beoordeelt voor de verschillende generaties en leeftijdscohorten in termen van de maatschappelijke effecten die hier te boeken is. Naast financiële zijn er ook sociale consequenties. Zijn de lusten en lasten eerlijk verdeeld als het gaat om jongeren en ouderen? Een gezaghebbende analyse van zijn kant over de impact van langer doorwerken voor verschillende generaties Nederlanders zal de kwaliteit van het AOW-debat in ons land stellig verhogen. Is de minister bereid om het CPB te verzoeken een update te maken van het rapport “Generatie-effecten Pensioenakkoord”, toegespitst op de AOW-voorstellen van het Lenteakkoord?
Mijn fractie ziet uit naar deze analyse van de minister en naar zijn overige antwoorden op de door ons gestelde vragen.
Nieuwsarchief > 2012 > juli
Geen berichten gevonden