Vragen ChristenUnie over ESM noodfonds
De senaatsfractie van de ChristenUnie heeft dinsdag vragen gesteld over het permanente noodfonds. Binnenkort debatteert de Eerste Kamer over het wetsvoorstel dat de instelling van het noodfonds moet goedkeuren. Hieronder de vragen:
Commissie Financiën 19 juni 2012, ChristenUnie, Peter Ester
Inbreng bij wetsvoorstellen 33220/33221/33215: ESM
De ChristenUnie-fractie heeft met belangstelling kennis genomen van de wetsvoorstellen. In het voortraject, o.a. bij de technische briefings, heeft de fractie al veel onderwerpen aan de orde gesteld. Niettemin resteren nog een aantal vragen.
De ChristenUnie-fractie verneemt graag hoe de regering de tranches die in het kader van het EFSF aan landen zijn uitgekeerd, zelf evalueert. Zijn er aantoonbare indicaties dat deze vorm van noodhulp ook daadwerkelijk helpt? Is de Griekse economie op de goede weg? Hebben de financiële markten van vertrouwen in de aanpak blijk gegeven? Welke leerervaringen en lessen heeft de regering uit de EFSF tranches getrokken en zijn deze naar het oordeel van de regering in voldoende mate in het permanente ESM verwerkt?
Het ESM is naar zijn aard permanent. Kan de regering aangeven welke Nederlandse onderhandelingspunten uiteindelijk niet zijn gehonoreerd en niet in het verdrag terecht zijn gekomen? Juist gezien het permanente karakter van het ESM had het voor de hand gelegen een expliciete exit-regeling op te nemen. Ofwel een regeling die aangeeft onder welke voorwaarden een land geacht wordt de Eurozone te verlaten. Een dergelijke regeling biedt veel hardere regiemogelijkheden. Nu bestaat het gevaar van een “moral hazard”. Zo bleek bij het EFSF dat Griekenland bij tijd en wijle de budgettaire teugels liet varen omdat men wist dat Europa hen niet zou laten vallen. Waarom heeft Nederland zich niet sterk gemaakt voor een dergelijke exit-regeling? Er is nu immers voor niemand een weg terug, ook niet voor Nederland. De onomkeerbaarheid wordt door de regering als een sterkte gezien, maar tegelijkertijd is dit toch een zwakte? Juist omdat het ESM een permanent fonds is, is een uittrederegeling onontbeerlijk. Graag een reactie van het kabinet op deze voor de CU-fractie wezenlijke punten.
Instemming met het ESM betekent voor Nederland dat het 40 miljard Euro ter beschikking moet stellen. De Raad van State stelt terecht dat in het licht van het grondwettelijk budgetrecht van het parlement, de Staten-Generaal betrokken zou moeten worden bij de ESM-besluitvorming over de effectuering van deze claim. Dit is evenwel niet geregeld. Graag een reactie op dit punt. Moet de rol van het Nederlandse parlement niet gewoon in de wet verankerd zijn?
Dan de vraag rond verantwoording. De wijze waarop het verdrag is vormgegeven, blijkt dat het ESM zich buiten institutionele EU-kaders plaatst. Het ESM heeft juridische immuniteit. Het Europese parlement staat buiten spel. Wie kan, zo vraagt de CU-fractie, het ESM dan wel ter verantwoording roepen en wat is de rol en zeggingskracht daarbij van het Nederlandse parlement? Ook de Rekenkamer heeft opgemerkt dat de externe accountantsfunctie niet voldoende is geregeld. Deelt de regering dit oordeel van de Rekenkamer?
Gezien de huidige financieel-economische situatie is het niet denkbeeldig dat ook andere landen een beroep op het ESM zullen doen. Spanje is in beeld, maar wellicht ook Italië en andere landen. Dit maakt de noodzaak van nieuwe stortingen snel actueel. Hoe denkt Nederland dit te gaan financieren?
In het verlengde van dit punt: indien landen als Spanje een beroep zullen moeten doen op het noodfonds, dan zal de limiet van 500 miljard snel bereikt zijn. Dit roept het gevaar op van een onbeheersbare monetaire carrousel, een schuldenspiraal die niet meer in de hand te houden is. Welke scenario’s heeft de regering hiervoor achter de hand?
Eurolanden die op dit moment budgettaire problemen ondervinden (Griekenland, Portugal, Italië, Spanje) zijn landen die relatief slecht scoren op duurzame economische ontwikkeling. Dan gaat het vooral om de ontwikkeling van een economisch portfolio waarmee zij ook internationaal het verschil kunnen maken. Het aanscherpen van budgettaire kaders alleen is geen garantie dat deze landen ook na een kapitaalinjectie een duurzame economische ontwikkeling doormaken. Hoe ziet de regering deze verhouding tussen financiële stabiliteit en economische ontwikkeling? Is hier een rol weggelegd voor de Europese Commissie, of is dit een strikt nationale aangelegenheid? Als dit laatste het geval is, hoe voorkomen we dan dat deze landen over drie jaar weer fors in de problemen zitten omdat ze geen concurrerend economisch pad hebben uitgestippeld? Mag, zo wil onze fractie vragen, Europa de zwaartepunten aangeven van de economische ontwikkeling van lidstaten die in ernstige problemen zijn geraakt?
- Labels
- Eerste Kamer
- Peter Ester
Nieuwsarchief > 2012 > juni
Geen berichten gevonden