Roel Kuiper: 'Een klein bestuur voor een groots continent'
'Een klein bestuur voor een groots continent, met als fundament de solidariteit tussen staten.' Dat is wat ChristenUnie-senator Roel Kuiper betreft hoe Europa er in de toekomst uit moet komen te zien. Hij vindt dat Europa niet alleen over begrotingsstaten mag gaan. Lees hieronder zijn hele bijdrage aan de Algemene Europese Beschouwingen in de Eerste Kamer.
Voorzitter,
‘Een steeds hechter bondgenootschap’, een ‘ever closer union’, dat zou de Europese Unie moeten worden. De bekende woorden uit het Verdrag van Rome, nu 55 jaar geleden ondertekend, hebben een lange echo gekend. Ze zijn weer opgenomen in artikel 1 van het Verdrag van Lissabon, waar gesproken wordt over een ‘ever closer union’ tussen de Europese volken. Het moet in die context gelezen worden als een verklaring van Europese solidariteit.
Mijn fractie beschouwt de Europese Unie als een gemeenschap van gemeenschappen, als een samenwerkingsverband van zelfstandige lidstaten. De ChristenUnie is voorstander van een klein Europees bestuur voor een groot continent. Dat bestuur moet zich beperken. Maar, als het gaat om de interne markt, grensoverschrijdende vraagstukken rond landbouw en milieu, een gezamenlijke inzet voor internationale gerechtigheid steunen we echter de groei van een compacte ‘closer union’. Zo’n ‘closer union’ moet wel gebaseerd zijn op waarden die verbinden en burgers een perspectief geven. Robert Schumann spreekt over Europa als 'community of peoples'. Een gemeenschap die diep geworteld is in 'christian values' als vrijheid en solidariteit. Het gesprek daarover lijkt verstomd, opgelost in politiek discours waarin nationale belangen zo groot worden dat we er nauwelijks langs kunnen kijken.
De afgelopen jaren zijn bijzonder geweest voor de ontwikkeling van de Europese Unie. Meer dan wat ook beheerste de financiële crisis rond de Euro de agenda. De begrotingstekorten van de lidstaten vormden de kern en de rentestanden het belangrijkste kompas van vrijwel iedere discussie. Sommigen vreesden dat de Eurozone onder deze druk zou bezwijken. Maar, het moet gezegd, Europa is niet uit elkaar gevallen en uit de manier waarop landen als Griekenland, Portugal en Ierland uit de brand geholpen zijn, spreekt een zekere, zij het welbegrepen, solidariteit.
Niettemin, wie nu een blik werpt op de Europese Unie, enkele jaren na aanvaarding van het Verdrag van Lissabon, kan niet met droge ogen beweren dat Europa floreert. De ‘ever closer union’ is een verhaal geworden van afgedwongen maatregelen met betrekking tot de beheersing van nationale begrotingen. Spanningen tussen Europese landen zijn versterkt en het beeld is bevestigd dat Europa een verzameling landen is die via Europese mechanismen nauwlettend de eigen belangen blijven verzekeren. Is dat de beoogde uitkomst van het Verdrag van Lissabon?
Voorzitter, met betrekking tot de Europese politiek staan we m.i. voor drie opgaven. In de eerste plaats gaat het om de beheersing van de crisis rond de Euro, die nog niet voorbij is. In de tweede plaats gaat het om de vormgeving van een economisch beleid dat de weg vindt naar duurzame ontwikkeling, vooral ook voor landen die op eigen kracht niet meer uit de neerwaartse spiraal komen. In de derde plaats gaat het erom in dit alles de burger mee te nemen en dat betekent een onverminderde aandacht voor de democratisering van Europese politiek.
Europees financieel-economisch toezicht
Allereerst ga ik in op de maatregelen met betrekking tot de monetaire stabiliteit van de Eurozone. Het inzicht dat landen die de Euro als munt hebben hun begrotingstekorten niet zomaar mogen laten oplopen is door schade en schande gewonnen. Het waren Duitsland en Frankrijk die hierin de verkeerde voorbeelden hebben gegeven, zoals de Italiaanse premier Monti vorige week nog fijntjes memoreerde. Inmiddels zijn er normen herbevestigd en verankerd in afspraken. Landen met een oplopend tekort hebben er hun handen vol aan. Ook wij hier in Nederland. Ook wij zullen ons aan de 3%-norm dienen te houden en moeten nu ook de strenge woorden die we anderen hebben toegevoegd voor onszelf moeten waarmaken.
In de afgelopen twee jaren zijn tal van nieuwe instrumenten ontwikkeld die allemaal operationeel gaan worden. Het Europees semester met de aanbevelingen van de Europese Raad voor lidstaten, het Six-pack en Two-pack vanuit het Europees Parlement,het begrotingspact met de 3%-regel, het ESFS en nu straks het Europees Stabiliteitsmechanisme, het permanente noodfonds. Er is een heel krachtenveld in beweging gekomen, waarbij ook enige beleidsconcurrentie optreedt tussen Europese Commissie en Europese Raad. Hoe beoordeelt onze regering nu de samenhang tussen al deze maatregelen? En welke taxatie geeft de regering van de verhouding tussen de Europese Raad en de Europese Commissie? Hoe denkt de regering over de werking van dit geheel van nieuwe instrumenten en maatregelen? Was het ook het idee van deze regering dat de Europees Commissaris zich met toezicht en coördinatie zou gaan bezighouden of wil de regering dat de Raad toezicht houdt?
Wat het ESM betreft dat deze zomer in werking moet gaan wil mijn fractie vragen hoe de regering denkt over de ratificatie van dit verdrag. Het is zo dat Nederland geld in dat permanente noodfonds moet storten en zich verder garant stelt voor zo’n 40 miljard Euro. Uiteindelijk is dat een opeisbaar bedrag. Gezien de financieel-economische instabiliteit van Europa geen ondenkbaar scenario. Hoe verhoudt dit zich tot het budgetrecht van de Tweede Kamer? Betekent instemming door het Nederlandse parlement dat Nederland automatisch tot dit soort betalingen kan worden verplicht wanneer de Raad van Gouverneurs daartoe beslist? Hoe ziet controle en toezicht op het ESM er precies uit? Bij onze fractie leven op dit punt wel enige zorgen vooral met betrekking tot de juridische basis van de constructie. Waar stemmen we eigenlijk mee in? Wie kan vervolgens nog invloed uitoefenen op de besluitvorming van het ESM? Graag op dit punt een reactie van het kabinet.
Duurzame economische ontwikkeling
Voorzitter, ik kom tot het tweede punt van mijn bijdrage. Voor de bevolkingen in Griekenland, Portugal en Spanje heeft de ‘ever closer union’ van Europa de vorm aangenomen van torenhoge verplichtingen, draconische bezuinigingen en een pijlsnelle armoedeval. In Griekenland zakken veel mensen weg onder de armoedegrens, meer dan 20% van de bevolking. Leefomstandigheden worden zwaar, gezondheidszorg onbetaalbaar. Dit zijn toestanden die we kennen uit ontwikkelingslanden. In landen als Spanje en Portugal is de armoedeval minder heftig, maar evengoed dreigt daar een generatie verloren te gaan. In Spanje is de werkloosheid opgelopen tot ruim boven de 20% en de jeugdwerkloosheid is dubbel zo hoog. Dat betekent niet alleen een enorme vraaguitval in economische zin, maar ook teloorgang van talent, een braindrain naar het buitenland, een sociale ramp - onder meer voor jongeren die een gezin willen stichten - , vernietiging van een economische infrastructuur. Dit alles schept allerminst gezonde condities voor duurzaam economisch herstel.
Zou de ‘closer union’ niet ook moeten betekenen dat landen in Europa deze nood onder ogen zien en elkaar te hulp schieten? De echte oplossingen worden niet geschreven in de boekhoudstaatjes waarin toekomstige groeipercentages worden opgenomen, maar die liggen op straat, in de samenleving zelf en zij kunnen ook ontstaan wanneer Europa samenwerkt om samen economisch uit het dal te klimmen. Nu wordt de beweging gemaakt waarbij het ‘ieder voor zich’ een belangrijk adagium is geworden. Maar waar is nu het verhaal gebleven dat Europese samenwerking voor gemeenschappelijke welvaart heeft gezorgd? Als ook de Grieken het zelf verder maar moeten oplossen is de volgende crisis nu al geboren. Immers, als de economische groei in landen als Griekenland en ook Italië niet de vereiste percentages halen zijn we niets opgeschoten. Dan kunnen de Grieken opnieuw hun leningen niet terugbetalen en begint de hele cyclus opnieuw.
Wat nodig is, is een soort Marshall-plan voor zuidelijke landen om hun economische structuur te verbeteren. Ik bepleit hier geen grote sociale projecten van de Europese Commissie, maar solidariteit van lidstaat tot lidstaat. Een plan waarin de meer ontwikkelde landen van Europa de minder ontwikkelde helpen. Wat zou het ook stimulerend zijn voor jongeren in die landen als ze zien dat Europese landen een helpende hand naar elkaar uitsteken. Ik moest hier denken aan de Bijbeltekst 'Als één lid lijdt, lijden alle leden mee.' Dat principe gaat ook hier op.
Noodzaak van democratisering
Voorzitter, ik kom tot mijn laatste thema. Bij alle beleidsinitiatieven van zowel de Raad als de Commissie blijft er de vraag naar de democratische legitimatie. Ik gaf net een voorbeeld met betrekking tot het ESM. Stemmen wij als parlement in met alle voorwaarden dan hebben we de beschikkingsmacht over 40 miljard Euro neergelegd bij de bestuurders van het permanente noodfonds. Toezicht en controle zijn op verre afstand komen te staan. In het institutionele arrangement dat nu gaat ontstaan is niet de Europese Commissie, gecontroleerd door het Europese Parlement, het belangrijkste orgaan, maar de Europese Raad met haar president.
Voorzitter, ik wil aan de regering vragen welke positie ze inneemt hier tegenover. In een recente bundel van Instituut Clingendael Bezinning op het buitenland (2011) wordt met zoveel woorden gezegd dat Nederland de laatste jaren wegdrijft van een constructieve Europese rol, steeds vaker ‘extreme posities’ inneemt, maar ook minder communautair gericht lijkt. Dat laatste zou blijken uit een toenemende kritiek op instituties als het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Europese Commissie zelf.
In het regeerakkoord staat dat met het Verdrag van Lissabon de grens is bereikt voor wat betreft de overdracht van nationale bevoegdheden. Tegelijkertijd wordt ingestemd met maatregelen die ons land sterker binden aan een gezamenlijk financieel beleid. Daarmee wordt ons Europabeleid niet helderder. En hoe zit het met berichten in de pers dat de ministers van Buitenlandse Zaken begin vorige maand bijeen zijn geweest om te praten over een nieuwe verdrag, een nieuwe Grondwet, zoals minister Guido Westerwelle het noemde, om Europese besluitvorming te bespoedigen? Graag hoor ik minister Rosenthal hierop zijn commentaar geven.
Een duidelijk eigen visie, een eigen identiteit, met ook ruimte voor stevige kritiek op Europa waar dat nodig is, hoeft niet haaks te staan op de bereidheid samen te werken. Onduidelijkheid over de koers weerspiegelt zich in een zwakker wordende positie van Nederland in Europa. In lijn met oude tradities zouden we gemeenschapsorganen en de communautaire lijn, de lijn van samenwerking tussen lidstaten, moeten versterken en tevens moeten pleiten voor versterking van Europese democratie, met als voorwaarde dat de Europese Commissie zich tot de kern van haar taken beperkt. Aan dat front zou Nederland te vinden moeten zijn. Bent u dat ook met mij eens?
Voorzitter, er zijn veel zorgen te delen over Europa. Europa is in crisis. Maar die crisis is niet alleen financieel van aard, ze is ook politiek en moreel. Onze fractie is er van overtuigd dat een ‘ever closer union’, een hechtere band tussen de bevolkingen van Europa, alles te maken heeft met het vermogen waarden te delen en samen uit die waarden te leven. Juist als de financiële crisis ons bijna de keel dichtknijpt is het nodig dingen tegen elkaar te zeggen die kracht geven. In 1950 zei Robert Schumann dat Europa niet een zal worden door middel van een plan of een besluit, maar door solidariteit ‘de facto’. Die solidariteit is bij uitstek een zaak van Europese bevolkingen. Bestaat die solidariteit niet, ook niet bij politici, dan komt er niets terecht van Europese samenwerking. Dan is alle moeite voor niets geweest en valt ieder volk weer terug op zichzelf. Om dat te voorkomen moet er een inzet zijn voor Europese solidariteit, voor Europese gerechtigheid, voor Europese democratisering. Dat alles vraag ik van onze regering en wens ik onze regering ook toe.
- Labels
- Eerste Kamer
- Roel Kuiper
Nieuwsarchief > 2012 > april
Geen berichten gevonden