Ester wil garanties dat Nederlands parlement bevoegdheden houdt
Senator Peter Ester heeft namens de ChristenUnie vragen gesteld over Europese plannen om zich te bemoeien met de begroting van lidstaten. Volgens Ester mag het primaat van nationale parlementen niet onder druk komen te staan. Lees hieronder al zijn vragen over de Europese maatregelen:
Vragen over ontwerpverordening E1 10091: monitoren en beoordelen begrotingsplannen van lidstaten van het Eurogebied
De CU fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de ontwerpverordening maar heeft nog wel een aantal vragen.
Kan de regering aangeven hoe zij de relatie ziet tussen het oordeel van de Europese Commissie over de begrotingen van nationale lidstaten en de eigen oordelen van deze lidstaten zelf? Is hier sprake van een hiërarchische ordening? Daarbij stelt zich een soortgelijke vraag rond de inbreng en verantwoordelijkheden van de parlementen van de nationale lidstaten. Welke garanties ziet de regering dat de bevoegdheden en “span of control” van het Nederlandse parlement niet verloren gaan bij deze toenemende regiemacht van de Europese Commissie? Daar waar de verordening spreekt van nationale begrotingsplannen stelt zich de wezenlijke vraag of het gaat om door de nationale parlementen goedgekeurde begrotingen of om kabinetsvoorstellen terzake. Indien het eerste het geval is, hoe gaat de regering dan om met de situatie dat het Nederlandse parlement een begroting heeft goedgekeurd, terwijl deze door de Europese Commissie wordt afgewezen? Indien het gaat om plannen die geen goedkeuring verkrijgen, wat is dan nog de rol van ons nationale parlement? De CU-fractie stelt een reflectie van de regering op deze spanningsverhouding tussen “Europa” en het eigen parlement op prijs.
Ook vragen wij het oordeel van de regering over de monitoringsplannen en evaluatiekriteria die de Europese Commissie denkt te gaan hanteren. Hebben deze de instemming van de regering? Zijn er ook onderdelen die naar het oordeel van de regering scherper of minder scherp hadden gekund?
De Europese Commissie is met name ook geïnteresseerd in de begrotingsontwikkelingen op middellange termijn. Aan deze ontwikkelingen liggen nationale prioriteiten voor economisch beleid ten grondslag die zijn vastgesteld c.q. geaccordeerd door nationale parlementen. In ons geval het Nederlandse parlement. Betekent deze ontwerpverordening dat de Europese Commissie, en de geledingen daarbinnen, een grotere zeggingskracht krijgt over het Nederlandse economisch beleid? En zo ja, vindt de regering dit een wenselijke ontwikkeling? En waar liggen de grenzen van deze zeggingskracht?
Vragen over ontwerpverordening E1 10092: Lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden
De CU fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de ontwerpverordening maar heeft nog wel een aantal vragen.
De ontwerpverordening spreekt van versterking van het economische en budgettaire toezicht op landen die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te gaan vinden t.a.v. hun financiële stabiliteit. De uitwerking is vooral langs de lijnen van budgettair toezicht en minder langs de lijnen van economisch toezicht. Deelt de regering deze vaststelling en zo ja wat is haar mening daarover?
Eurolanden die op dit moment budgettaire problemen ondervinden (Griekenland, Portugal, Italië, Spanje) zijn landen die relatief slecht scoren op duurzame economische ontwikkeling. Dan gaat het vooral om de ontwikkeling van een economisch portfolio waarmee zij ook internationaal het verschil kunnen maken. Het aanscherpen van budgettaire kaders alleen is geen garantie dat deze landen ook na een kapitaalinjectie een duurzame economische ontwikkeling doormaken. Hoe ziet de regering deze verhouding tussen financiële stabiliteit en economische ontwikkeling? Is hier een rol weggelegd voor de Europese Commissie, of is dit een strikt nationale aangelegenheid? Als dit laatste het geval is, hoe voorkomen we dan dat deze landen over drie jaar weer fors in de problemen zitten omdat ze geen concurrerend economisch pad hebben uitgestippeld? Mag, zo wil onze fractie vragen, Europa de zwaartepunten aangeven van de economische ontwikkeling van lidstaten die in ernstige problemen zijn geraakt?
Art 6 van de verordening spreekt van een “macro-economisch aanpassingsprogramma” van de nationale lidstaten die financiële bijstand behoeven. Dit onderdeel is weinig uitgewerkt en concrete parameters en indicatoren ontbreken. Tot hoever strekt dit programma zich uit? Gaat het ook om basale economische en sociale instituties? Horen culturele tekorten (fraude, gebrek aan ondernemerszin) en democratische deficiënties daar ook bij? En zo ja, is daarvoor ook een monitoringsmechanisme voorhanden?
Art 11 spreekt van de mogelijkheid van post-programmatoezicht indien 75% van de financiële bijstand (EFSM, EFSF, ESM) niet is terugbetaald. Kan de regering een toelichting geven op hoe dit toezicht zal worden geregeld?
Is er naar het oordeel van de regering in de nieuwe voorstellen rond de ESM een voldoende gewaarborgde exit-policy voor landen die structureel economisch en financieel in gebreke blijven? Is er naar het oordeel van de regering een juiste balans tussen “carrots” en “sticks”.
- Labels
- Eerste Kamer
- Peter Ester
Nieuwsarchief > 2012 > maart
Geen berichten gevonden