Peter Ester: "Naar een generatiebestendig pensioenstelsel"
Bijdrage van ChristenUnie-senator Peter Ester aan het debat over het wetsvoorstel 31 537: Voorstel van wet van de leden Koser Kaya en Blok tot wijziging van de Pensioenwet m.b.t. een evenwichtige samenstelling van en de medezeggenschap in pensioenfondsbesturen
MdV,
De fractie van de ChristenUnie spreekt haar waardering uit voor het werk en de inzet van beide initiatiefnemers voor dit wetsvoorstel tot wijziging van de Pensioenwet. Het verdient terecht een compliment indien een initiatiefwetsvoorstel de Eerste Kamer bereikt voor finale beraadslaging.
Het gaat al met al om een belangrijk onderwerp. Het pensioendebat in ons land vindt plaats tegen de achtergrond van een aantal turbulente ontwikkelingen: de snelle groei van het aantal pensioengerechtigden, de krimpende beroepsbevolking, de tegenvallende beursprestaties van de pensioenfondsen, de problematische dekkingsgraden van de fondsen, de ingrepen in premiehoogte en pensioenuitkering, achterblijvende indexering en de algehele financieel-economische onzekerheid waarmee de pensioenwereld zich geconfronteerd ziet. Ook staat de governance van besturen van de pensioenfondsen ter discussie. Is er wel sprake van voldoende deskundigheid, toezicht en verantwoording? De Commissies Frijns en Goudswaard hebben hier behartenswaardige opmerkingen over gemaakt. En ook hier geldt dat er nog een wereld te winnen is.
Al deze ontwikkelingen bijeen hebben geleid tot een vertrouwenscrises onder gepensioneerden. Zij dachten aanspraak te kunnen maken op een in hun ogen veilig en gegarandeerd pensioen. Deze psychologische zekerheid is komen te vervallen. De reële mogelijkheden van grote groepen gepensioneerden om hier zelf iets aan te doen, zijn zeer beperkt. Oudere en kwetsbare gepensioneerden zijn niet in staat hun inkomsten op te vijzelen. Velen voelen zich bedreigd in hun bestaanszekerheid en dat knaagt diep aan hun welzijn. Zij voelen zich slecht gerepresenteerd. Onmacht en onbegrip kleuren de reacties die ons bereiken. Ook de opkomst van ouderenpartijen – volop actief in dit huis - kan in dit licht worden geduid.
Tegen deze achtergrond is het alleszins begrijpelijk dat gepensioneerden direct vertegenwoordigd willen zijn in de besturen van de fondsen die hun pensioengelden beheren. Het gaat immers om hun oudedagsvoorziening. Gepensioneerden zijn daarmee directe en volwaardige stakeholders wat betreft een goed beheer van de pensioenfondsen. Het is goed dat dit initiatiefwetsvoorstel dat wil regelen. De wet weerspiegelt emancipatieaanspraken onder gepensioneerden. Ouderen vormen in toenemende mate een zelfbewuste groep die gewend is het lot in eigen handen te nemen. Een actieve groep ook, die over de vaardigheden en ervaring beschikt om hun rol in besturen van pensioenfondsen te nemen. Mijn fractie zou wel graag een nadere toelichting hebben op de wijze waarop de geleding van de gepensioneerden gekozen zal worden, de toe- en aftredingsvereisten, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden, alsmede de aansprakelijkheidsregelingen. Wat wordt er wettelijk geregeld en wat behoort tot het domein van de eigen statuten van de pensioenfondsbesturen? Is er sprake van een achterbanfunctie of nemen gepensioneerden deel op basis van persoonlijke titel?
Het heeft, zo mag men argumenteren, iets vanzelfsprekends dat de risicodragers een aandeel hebben in de besluitvorming van de fondsen die het minimaliseren van deze risico’s als hun taakstelling zien. Dit voor velen van ons vanzelfsprekende uitgangspunt staat wel zeer haaks op de constatering dat het debat over de bestuursdeelname van pensioengerechtigden nu al meer dan 40 jaar duurt. Mijn fractie constateert dan ook met genoegen dat met dit wetsvoorstel een broodnodige stap vooruit wordt gedaan. Maar het is slechts één stap waar het er twee hadden kunnen zijn.
Wij kiezen, MdV, een insteek die het debat van een andere dimensie voorziet. De ChristenUnie hecht zeer aan een toekomstbestendig pensioenstelsel. Ofwel een stelsel dat niet alleen de belangen van huidige gepensioneerden maar ook van toekomstige gepensioneerden zwaar mee weegt. Deze laatste groep - de jongeren van nu - komt nauwelijks aan bod in de hele discussie over vertegenwoordiging in de besturen van de pensioenfondsen. Dat is de ontbrekende tweede stap. Een reconstructie van het representatiedebat laat zien dat de belangen van de jongerengeneratie maar zeer mondjesmaat aan de orde komen. Hun perspectief ontbreekt. Ook in de plenaire besprekingen van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer kwam dit pas in de laatste fase voor het politieke voetlicht. Mijn fractie heeft daar grote moeite mee. Ik zou de initiatiefnemers dan ook willen vragen waarom zij er niet voor gekozen hebben om naast de categorie gepensioneerden ook expliciet ruimte te bieden aan niet-gepensioneerden, aan jongere generaties. Komt er op deze wijze niet een generationele onbalans in de besturen van de pensioenfondsen? Indien dit niet het geval is, hoe krijgen jongere generaties dan wel een stem in het pensioenbestuur?
Het beheer van de pensioenfondsen, zo willen wij verdedigen, moet zich niet exclusief richten op de huidige generatie van risicodragers, maar ook op de volgende generaties van belanghebbenden. Het gaat ook om hun belangen. En dit politieke adagium, zo stelt mijn fractie, zou zich ook moeten vertalen in vormen van vertegenwoordiging in de besturen van de pensioenfondsen. Een toekomstbestendig pensioenstelsel is een generatiebestendig pensioenstelsel. Dat is de insteek die mijn fractie in de besluitvorming rond dit initiatiefwetsvoorstel kiest.
Zeker, met een ruimhartige definitie van diversiteit in het wetsvoorstel zouden de belangen van jongeren en jongere generaties gedekt kunnen zijn. Maar de aanvliegroute, MdV, in het wetsvoorstel is toch primair die van de vertegenwoordigingsnoodzaak van gepensioneerden. Met de vertegenwoordiging van gepensioneerden is - laat mijn fractie daar duidelijk over zijn - niks mis, maar het is wel een eenzijdige kijk. Daar waar het wetsvoorstel spreekt van een meer “evenwichtige samenstelling van de besturen van pensioenfondsen” gaat het de initiatiefnemers toch vooral om de categorie gepensioneerden. Dat roept de vraag op wat de initiatiefnemers onder “evenwichtig” verstaan. Gaat het hier om het hele spectrum van belanghebbenden, of alleen om de toetreding van gepensioneerden? Graag een antwoord op deze kwestie.
De wijziging van artikel 99 deelt de belanghebbenden in het bestuur van een bedrijfstakpensioen vrij exclusief op in de drie geledingen van werknemersverenigingen, werkgeversverenigingen en gepensioneerden. Wij pleiten er echter voor om ook jongeren expliciet een plek te geven in de pensioenbesturen. Onderzoek van de SER laat zien dat besturen van pensioenfondsen sterk vergrijsd zijn. Mensen onder de 35 jaar tref je er nauwelijks aan. Hun aandeel is minder dan 2%. Mijn fractie is dan ook blij met het Convenant Bevordering Diversiteit Pensioenfondsen zoals dat in de Stichting van de Arbeid is afgesproken. De convenantsafspraken zijn echter juist op het punt van de vertegenwoordiging van jongeren bescheiden en nogal vaag.
Mijn fractie realiseert zich ook zeer wel dat jongeren dan zelf ook hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Wij constateren met instemming dat CNV Jongeren en FNV Jong hier inmiddels volop mee bezig zijn. Zij maken een forse inhaalslag in het pensioendossier. Maar gezien de lage organisatiegraad van jongeren in de vakorganisaties moet de vertegenwoordiging van jongeren evenwel niet één-op-één gebonden worden aan de formele deelname van deze organisaties zoals die in het wetsvoorstel geregeld wordt.
Ons huidige pensioenstelsel, MdV, is niet toekomstbestendig. Daar is redelijke consensus over. Dit zet de verhoudingen tussen generaties onder druk. Het is niet vanzelfsprekend dat in het bestuur van de pensioenfondsen oudere generaties in gelijke mate de belangen van jongere generaties laten meewegen. Het mogelijk maken van toetreding van jongeren zal een eigen dynamiek in de belangenafweging genereren. Het zal ook eigen accenten geven aan intergenerationele solidariteit, een voor mijn fractie zeer wezenlijk punt. En het geeft een scherpere inkleuring aan de intergenerationele boekhouding in de pensioendiscussie, ofwel de onderscheiden plussen en minnen van bestuursbesluiten van pensioenfondsen voor verschillende generaties.
Zeker, jongeren zijn geen pensioengerechtigden in de zin van de Pensioenwet, maar zij zijn wel aanspraakgerechtigden. En dit vereist naar de mening van mijn fractie een minder eenzijdige discussie over bestuursvertegenwoordiging.
Ik wil de initiatiefnemers - en in hun kielzog de minister - vragen of zij het met de ChristenUnie-fractie eens zijn dat jongeren als toekomstige pensioengerechtigden en daarmee als directe belanghebbenden toegang moeten hebben tot de besturen van de pensioenfondsen. En zo ja, of zij mogelijkheden zien om hen een meer prominente en vooral herkenbare plek in het wetsvoorstel te geven. Een plek analoog aan het huidige cohort van pensioengerechtigden.
De generatiekloof, MdV, is geslecht in Nederland zo blijkt uit veel onderzoek. Maar als er opnieuw sprake zal zijn van intergenerationele controverses dan zal dat, zo luidt mijn voorspelling, het geval zijn in de pensioenkwestie.
Mijn fractie ziet met belangstelling uit naar de antwoorden en de nadere gedachtewisseling met de initiatiefnemers en de minister.
Nieuwsarchief > 2012 > januari
Geen berichten gevonden